Droit commercial général

Droit commercial général

Responsabilité décennale des entrepreneurs et architectes -  une action introduite dans les 10 ans, même  devant un tribunal incompétent, empêche la décharge (Cass. 3 janvier 2019)

· Olivier Vanden Berghe

Dans un arrêt du 3 janvier 2019 (C.18.0196.F) la Cour de cassation s’est prononcée sur l’effet d’une citation devant un juge incompétent sur le délai de la responsabilité décennale des entrepreneurs et architectes. En l’occurrence, une demande en responsabilité décennale avait été intentée devant un tribunal endéans les dix ans suivant la réception des travaux, mais celui-ci s’était déclaré sans juridiction en raison d’une clause d’arbitrage, cette exception d’arbitrage ayant été confirmée ensuite en appel. Ce n’est que suite à ce rejet en appel, que la procédure en arbitrage avait été introduite, soit plus de dix ans après la réception des travaux. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Les secrets d’affaires restent secrets devant les tribunaux - le nouvel article 871bis du Code judiciaire

· Olivier Vanden Berghe

Le nouvel article 871bis du Code judiciaire, une des insertions de la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des secrets d'affaires, qui transpose la directive 2016/943 en droit belge, a pour but de protéger la confidentialité des secrets d’affaires utilisés dans des procédures. Il est à présent possible de demander au juge de qualifier de confidentiels des documents contenant des secrets d’affaires, ...

Lire l’article

Droit commercial général

De plaats en de aard van de activiteiten van de handelsagent (Hof van Justitie, arrest van 21 november 2018, C‑452/17)

· . Library

Artikel 1, lid 2 van de Agentuurrichtlijn  86/653/EEG bepaalt: "Handelsagent in de zin van deze richtlijn is hij die als zelfstandige tussenpersoon permanent is belast met het tot stand brengen van de verkoop of de aankoop van goederen voor een ander, hierna te noemen „principaal", of met het tot stand brengen en afsluiten van de verkoop of aankoop van goederen voor rekening en in naam van de principaal". In een arrest van 21 november 2018 (C-452/17) heeft het Europees Hof van Justitie geantwoord op enkele prejudiciële vragen van de rechtbank van koophandel van Luik (ondertussen omgedoopt tot "ondernemingsrechtbank") inzake het toepassingsgebied van de Agentuurrichtlijn. Ten eerste verduidelijkt het Hof dat de plaats van waaruit de activiteit worden uitgeoefend niet bepalend is, zodat ook degene die deze activiteit uitoefent vanuit het bedrijf van de principaal als handelsagent kan worden beschouwd, voor zover dit niet belet dat de activiteit zelfstandig worden uitgeoefend. Ten tweede verduidelijk het Hof dat de persoon die deze activiteit uitoefent een handelsagent is, zelfs als hij daarnaast ook activiteiten verricht van andere aard die er niet aan ondergeschikt zijn. Opnieuw is dit echter énkel het geval indien deze omstandigheid niet belet dat zij de activiteiten die eigen zijn aan een handelsagent op zelfstandige basis verricht. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Le tribunal de commerce devient le tribunal de l'entreprise à partir du 1er novembre 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking.  De wet zal onder meer het Wetboek van Koophandel ontmantelen, en de noties van “handelaar” en “daden van koophandel” vervangen door het nieuwe ondernemingsbegrip (nieuw artikel I,1° WER).  Het nieuwe ondernemingsbegrip omvat onder meer alle privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen die zelfstandig een beroep uitoefenen (dus ook vrije beroepen, VZW’s en stichtingen). Om het afscheid van het begrip "daden van koophandel" te belichten, gaan de rechtbanken van koophandel voortaan als "ondernemingsrechtbanken" door het leven. Het Gerechtelijk Wetboek wordt dan ook in die zin gewijzigd. Artikel 573 Ger.W. m.b.t. de materiële bevoegdheid van deze rechtbank, kreeg ook een inhoudelijke wijziging. De rechtbank van koophandel was reeds sinds 1 juli 2014 bevoegd voor geschillen tussen "ondernemingen", maar dit werd gedefinieerd als “personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven”. Door de aanknoping bij het nieuwe ondernemingsbegrip van artikel I.1, 1° WER wordt haar bevoegdheid dus verruimd.  Bovendien verdwijnt de vereiste dat het geschil betrekking moet hebben op een handeling die is verricht in het kader van de verwezenlijking van het economische doel van de onderneming. Voor ondernemingen-natuurlijke personen wordt wel een uitzondering gemaakt. De ondernemingsrechtbank zal namelijk niet bevoegd zijn voor geschillen m.b.t. handelingen die “kennelijk" vreemd zijn aan de onderneming van de natuurlijke persoon. Bij twijfel over het ondernemingskarakter van de handeling is de ondernemingsrechtbank in principe bevoegd (zie ook de memorie van toelichting). ...

Lire l’article

Droit commercial général

La preuve en matière commerciale devient la preuve en matière d'entreprise - nouvel article 1348bis du Code civil entre en vigueur le 1er novembre 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking. Met deze wet verdwijnt het Wetboek van koophandel, waaronder zijn Titel III en IV betreffende de koopmansboeken en het handelsrechtelijk bewijs. Deze bepalingen worden vervangen door het nieuwe artikel 1348bis Burgerlijk Wetboek. De vroegere materiële bewijsregels in handelszaken gelden voortaan grotendeels tussen en tegen ondernemingen in de zin van het nieuwe artikel I.1, 1° WER. Het nieuwe ondernemingsbegrip is aanzienlijk ruimer dan het vroegere begrip “handelaar”. Zo vallen voortaan onder meer de vrije beroepen, de VZW’s en de stichtingen onder deze bewijsregels. Er wordt wel een uitzondering gemaakt voor natuurlijke personen die een onderneming uitoefenen. Zij zijn niet aan deze regels onderworpen wanneer het gaat om bewijs van rechtshandelingen die kennelijk vreemd zijn aan de onderneming. Naast deze uitbreiding van het toepassingsgebied ratione personae valt ook de vereiste dat de boekhouding "regelmatig" gevoerd moet zijn om als bewijs te gelden tegen de onderneming weg.  Binnen de regel dat de aanvaarde factuur geldt als bewijs wordt de verwijzing naar de verkoop geschrapt. De beperkingen op de mogelijkheid van de rechter om de overlegging van de volledige boekhouding op te leggen worden evenmin behouden.  De mogelijkheid van de rechter om maatregelen op te leggen om de vertrouwelijkheid van de desbetreffende stukken te vrijwaren wordt wel benadrukt. Voor een uitvoerige bespreking van het nieuwe ondernemingsrecht zie de bijdrage van Jules Stuyck in het TBH  nummer van april 2018. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Entrée en vigueur du nouveau droit de l'entreprise le 1er novembre 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking. De wet introduceert binnen het artikel I.1, 1° Wetboek Economisch Recht ("WER") een nieuwe definitie van het begrip "onderneming". Het gaat om dezelfde definitie die reeds gold voor het vernieuwde insolventierecht (Boek XX van het WER). De begrippen "daden van koophandel" en "handelaar" verliezen hun relevantie en worden vervangen door dit nieuwe ondernemingsbegrip. De volgende organisaties zijn voortaan te beschouwen als een onderneming (nieuw artikel I.1, 1° WER): (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent; (b) iedere rechtspersoon; (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : (a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een  beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie; (b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een markt; (c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. ...

Lire l’article

Droit commercial général

DPA-Deposit voortaan verplicht voor advocaten - KB en MB van 9 oktober 2018

· . Library

Op 16 oktober 2018 werd in het Belgisch Staatsblad het KB van 9 oktober 2018 tot wijziging van het KB van 16 juni 2016 houdende de elektronische communicatie overeenkomstig artikel 32 van het Gerechtelijk wetboek gepubliceerd. Het KB treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dus op 16 oktober 2018. Volgens het verslag aan de Koning bestaat er voor advocaten een noodzaak aan een systeem dat de identiteit en de kwaliteit van de verzender en de ontvanger van elektronische communicatie tussen de verschillende actoren van het juridisch bestel garandeert. Daartoe werd het wenselijk geacht een KB uit te vaardigen dat een informatie- en communicatiesysteem bepaalt, specifiek en exclusief voorbehouden aan advocaten. De FOD Justitie had reeds enige tijd e-Deposit ter beschikking gesteld van de burger én de advocaat, waarmee iedere burger én elke advocaat met zijn elektronische identiteitskaart (eID) via die webtoepassing conclusies en stukkenbundels elektronisch kan neerleggen bij verschillende hoven en rechtbanken. ...

Lire l’article

Droit commercial général

La demande formulée par celui qui n'est plus le titulaire de la créance est-elle irrecevable ou non fondée? - Mons 4 octobre 2018

· . Library

Dans un arrêt du 4 octobre 2018 (2017/RG/475), la 16ème Chambre de la Cour d'appel de Mons s'est penchée sur la demande en paiement d'une créance, dont le demandeur, qui l'avait cédée à un tiers, n'était plus le titulaire au moment de la citation. Selon le débiteur il y avait lieu de déclarer la demande irrecevable, le demandeur n'ayant ni intérêt ni qualité à agir conformément aux articles 17 et 18 du Code judiciaire. La Cour d'appel a toutefois considéré, en renvoyant à des arrêts de la Cour de cassation, que, dès lors que le demandeur prétendait être le titulaire du droit subjectif concerné, sa demande était recevable, et que la question de l'existence et de la portée du droit subjectif en cause ne relevait pas de la recevabilité, mais du fondement de la demande. La Cour a donc déclaré la demande recevable mais non fondée. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Inleiding door middel van verzoekschrift op tegenspraak weldra universeel in burgerlijke zaken?

· Jonas Vansevenant

Een wetsvoorstel van 22 mei 2018 ingediend door Open VLD heeft als oogmerk de inleiding van burgerlijke rechtszaken per verzoekschrift op tegenspraak voortaan mogelijk te maken voor alle zaken en dit zowel in eerste aanleg als in graad van beroep. Het voorstel voorziet dat bij inleiding door verzoekschrift de inleidingszitting binnen vijftien dagen na betaling van de rolrechten plaatsvindt. Het wetsvoorstel moet nog worden behandeld door de Kamer. ...

Lire l’article

Droit commercial général

L'incapacité financière ne constitue pas un cas de force majeure

· Olivier Vanden Berghe

Dans un arrêt du 18 juin 2018 la Cour de cassation confirme que l'incapacité financière ne peu pas constituer un cas de force majeure, même si cette incapacité est due à des circonstances externes qui forment un cas de force majeure pour le débiteur. En d'autres termes un débiteur ne peut logiquement pas invoquer son insolvabilité pour se libérer de ses dettes de sommes. L'Exposé des Motifs de l'avant-projet du nouveau Code civil précise également que la force majeure est exclue lorsque l’obligation a pour objet le paiement d’une dette d’argent, même si ceci n'a pas expressément été repris dans le Code civil. La Cour de cassation annule un arrêt de la cour d'appel d'Anvers qui avait libéré une entreprise de son crédit envers une banque. Selon la Cour d'appel la force majeure ne pouvait être exclue pour les choses de genre, dont l'argent, et le débiteur était libéré de son obligation envers la banque puisque l'impossibilité définitive de payer découlait d'un incendie dont il avait été victime et qu'il n'avait pu payer la banque malgré tout les efforts possibles. ...

Lire l’article