Actualités

Droit bancaire et financier

Hof van Justitie verduidelijkt de vereisten inzake duidelijkheid en begrijpelijkheid voor bedingen in leningsovereenkomsten die het wisselkoersrisico bij de consument leggen

In twee beschikkingen d.d. 22 februari 2018, die werden gewezen in zaken C-119/17 en C-126/17, heeft het Hof van Justitie (hierna “het Hof”) bevestigd dat een beding op grond waarvan het krediet in dezelfde valuta moet worden terugbetaald het “eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” betreft in de zin van artikel 4.2 van Richtlijn 93/13/EEG[1] (hierna “Richtlijn Oneerlijke Bedingen”). Tevens heeft het Hof verduidelijkt onder welke voorwaarden een beding waarmee het wisselkoersrisico volledig bij de kredietnemer wordt gelegd voldoet aan de vereisten inzake duidelijkheid en begrijpelijkheid.

In een arrest van 20 december 2017, gewezen in zaak C-186/16, verklaarde het Hof reeds dat:

  • een beding, opgenomen in een leningsovereenkomst in vreemde valuta waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en krachtens hetwelk de lening in dezelfde vreemde valuta moet worden terugbetaaldonder het begrip “eigenlijke voorwerp van de overeenkomst” valt in de zin van artikel 4, lid 2 Richtlijn Oneerlijke Bedingen en aldus niet als oneerlijk kan worden aangemerkt, voor zover het duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd;
  • het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd inhoudt dat een beding krachtens hetwelk de lening in dezelfde vreemde valuta moet worden terugbetaald als die waarin zij is aangegaan, niet alleen formeel en grammaticaal maar ook wat de concrete reikwijdte ervan zo moet zijn opgesteld dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument niet alleen in staat is om de mogelijkheid van waardevermindering of -vermeerdering van de vreemde valuta waarin de lening is aangegaan te kennen, maar ook om de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van een dergelijk beding voor zijn financiële verplichtingen in te schatten; en
  • het aan de verwijzende rechter toekomt om – in het licht van alle omstandigheden en rekening houdend met de deskundigheid en de kennis van de ontlenende bank met betrekking tot de mogelijke wisselkoersschommelingen en de risico’s die inherent zijn aan het aangaan van een lening in vreemde valuta – na te gaan of er sprake is van een verstoring van het evenwicht in de zin van artikel 3, lid 1 Richtlijn Oneerlijke Bedingen.

In de beschikking van 22 februari 2018, gewezen in zaak C-119/17, bevestigt het Hof in de eerste plaats de rechtspraak dat een beding in een kredietovereenkomst in vreemde valuta tussen een verkoper en een consument op grond waarvan het krediet in dezelfde valuta moet worden terugbetaald, onder het begrip “eigenlijk voorwerp van de overeenkomst” in de zin van artikel 4, lid 2 Richtlijn Oneerlijke Bedingen valt. Daarnaast verduidelijkte het Hof dat een beding in de kredietovereenkomst waarmee het wisselkoersrisico volledig bij de kredietnemer wordt gelegd en dat niet transparant is geformuleerd, door de nationale rechter als oneerlijk kan worden beschouwd indien deze vaststelt dat het in strijd met het gebod van goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.

In de beschikking van 22 februari 2018, gewezen in zaak C-126/17, verduidelijkt het Hof dat bedingen van een leningsovereenkomst die in een lidstaat is gesloten tussen een consument en een bank voldoen aan het vereiste dat contractuele bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld in de zin van artikel 4, lid 2 en artikel 5 Richtlijn Oneerlijke Bedingen, wanneer zij het bedrag dat de consument in handen zal krijgen, dat is uitgedrukt in een vreemde valuta, duidelijk vermelden. Dit vereist dat de methoden voor berekening van het concreet geleende bedrag en de toepasselijke wisselkoers transparant moeten zijn, zodat een gemiddelde consument de financiële gevolgen van die overeenkomst, waaronder met name de totale kostprijs van zijn lening, op basis van nauwkeurige en duidelijke criteria kan ramen.

R.F. en G.H.

[1] Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Pb. L. van 21 april 1993, afl. 95, 29.

Laisser un commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *