Algemeen handelsrecht

Algemeen handelsrecht

Cassatie beslecht de controverse inzake handelshuur tijdens de covid-lockdown: de huurder is tijdelijk bevrijd door de risicoleer - Cass. 26 mei 2023

· Olivier Vanden Berghe

De verplichte sluiting van winkels tijdens de covid-pandemie heeft geleid tot zeer uiteenlopende uitspraken. Sommige rechters oordeelden dat de handelshuurder onverminderd gehouden bleef tot betaling van de huur. Anderen oordeelden, op basis van de goede trouw en het verbod op rechtsmibruik, dat de gevolgen van de maatregelen moesten verdeeld worden en de huur verminderd. Nog anderen wezen elke veroordeling tot huurbetaling tijdens de sluiting af, omdat de  verhuurder door overmacht verhinderd was het rustig huurgenot te verschaffen aan de huurder,  en/of omwille van het tenietgaan van de gehuurde zaak (art. 1722 Oud BW) waardoor de huurder tijdens de verplichte sluiting een huur hoefde te betalen. In een arrest van 26 mei 2023 (C.22.0296.N) keurt het Hof van Cassatie deze laatste oplossing principieel goed. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

L'impossible concours entre responsabilité contractuelle et extracontractuelle - Cass.  25 mai 2023

· Olivier Vanden Berghe

Selon la jurisprudence actuelle de la Cour de cassation (depuis l'arrêt du 29 septembre 2006 (C.03.0502.N), la responsabilité extracontractuelle d’une partie contractante ne peut être engagée à l’égard de son cocontractant que si la faute qui lui est imputée constitue un manquement non seulement à l’obligation contractuelle mais aussi à l’obligation générale de prudence et que cette faute a causé un dommage autre que celui qui résulte de la mauvaise exécution du contrat. Un récent arrêt de la Cour de cassation du 25 mai 2023 (C.21.0425.F et C.22.0120.F) confirme à quel point une telle action extracontractuelle est quasiment exclue dans la pratique. Un moteur vendu par une société Rotor avait été intégré par une société Holtrop dans un ventilateur, acheté par une société Halwena, qui l'avait à son tour vendu à la société Stock Américain, où le moteur avait pris feu, détruisant l'immeuble de cette société. La victime et son assureur avaient été indemnisés, sur base contractuelle, par l'assureur de Halwena, qui s'était retourné tant contre Holtrop, le vendeur du ventilateur, que contre Rotor, le fournisseur du moteur, dans les deux cas sur base des articles 1382 et 1383 de l'ancien Code civil. Dans un arrêt du 19 novembre 2020 la cour d'appel de Liège avait déclaré ces deux demandes extractontractuelles fondées. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Concession de vente de durée indéterminée: le "juste motif" sans manquement grave ne permet pas une résolution sans préavis - Cass. 11 mai 2023

· Olivier Vanden Berghe

Un contrat de distribution sélective entre Rolex Benelux et une bijouterie contenait une clause permettant à Rolex de résoudre le contrat non seulement en cas de violation du contrat par le distributeur, mais également "pour tout autre juste motif". Suite à l'inculpation et l’arrestation des administrateurs de la bijouterie pour des faits de fraude à la taxe sur la valeur ajoutée, faux et usage de faux, Rolex avait mis fin au contrat avec effet immédiat en invoquant les reproches faits à l'égard des dirigeants, susceptibles de nuire à sa réputation (juste motif), outre des  manquements à des obligations contractuelles (fermeture du magasin, défaut de stock, impayés et défaut d’investissements). La Cour d'appel de Bruxelles avait validé la résolution effectuée par Rolex sur base du juste motif. En tenant compte de la renommée de la marque Rolex elle avait décidé que les faits relatés, objectivement graves, ainsi que le lien opéré dans la presse avec la marque et les montres Rolex et la large couverture qui avait été réservée à l'affaire, étaient de nature à nuire à la réputation de Rolex, ce qui dans ces circonstance constituait non un manquement contractuel du distributeur, ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Niet elke regularisatie van het ongeoorloofd voorwerp kan de overeenkomst redden van de nietigheid - Cass. 10 maart 2023

· Olivier Vanden Berghe

Krachtens de artikelen 6 en 1108 Oud Burgerlijk Wetboek (nu artikelen 5.27 en 5.51 nieuw BW) is een overeenkomst met een ongeoorloofd voorwerp nietig. Het Hof van Cassatie had reeds geoordeeld dat de overeenkomst met een ongeoorloofd voorwerp geldig blijft indien de ongeoorloofdheid van de overeenkomst wordt of kan worden ongedaan gemaakt, derwijze dat het doel dat de wet beoogt, wordt of kan worden bereikt (zie Cass.  7 november 2019 (C.19.0061.N)). Het nieuw Burgerlijk Wetboek voorziet dienaangaande in artikel 5.57: "Het contract blijft evenwel geldig in de gevallen die door de wet zijn bepaald of wanneer uit de omstandigheden blijkt dat de nietigheidssanctie kennelijk ongeschikt zou zijn, gelet op het doel van de geschonden regel." In een arrest van 10 maart 2023 (C.22.0119.N) preciseert het Hof van Cassatie dat deze handhaving van de overeenkomst slechts mogelijk is indien daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de essentiële elementen van de overeenkomst. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De cautio iudicatum solvi voortaan mogelijk tegen de in het buitenland gevestigde eiser ongeacht zijn nationaliteit - Cass. 10 maart 2023

· Olivier Vanden Berghe

De zekerheidsstelling van de eisende vreemdeling – ook gekend als ‘cautio iudicatum solvi’ – strekt ertoe de Belgische rechtzoekende te beschermen tegen de geldelijke verliezen die een vreemdeling hem of haar zou kunnen doen lijden door een geding zonder grondslag indien die vreemdeling in België geen (voldoende) waarborgen biedt om de betaling te verzekeren van de kosten en schadevergoedingen waartoe hij of zij desgevallend zou worden veroordeeld (artikel 851 Ger. W.). Het Grondwettelijk Hof had in een arrest van 11 oktober 2018 (135/2018) geoordeeld dat het nationaliteitscriterium voor de  'cautio iudicatum solvi' (van een buitenlandse eiser kan de zekerheidsstelling worden gevraagd) ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Que faut-il comprendre par faute intentionnelle? - Cass. 16 janvier 2023

· Olivier Vanden Berghe

En vertu de l'article 1153 de l'ancien Code civil, les dommages et intérêts en cas de retard de paiement sont les intérêts au taux légal. L'alinéa 5 prévoit une exception : « S'il y a dol du débiteur, les dommages et intérêts peuvent dépasser les intérêts légaux. » Dans un arrêt du 17 novembre 2021 la Cour d'appel de Mons avait considéré que le dol civil requiert l’existence dans le chef de l’auteur du dommage non seulement de la volonté de causer le fait dommageable mais aussi de la volonté de causer les effets dommageables de ce fait, en renvoyant à un arrêt de la Cour de cassation du 11 mars 2014 (P.12.0946.N). Le moyen en cassation défendait que l'arrêt de 2014 concernait le cas spécifique du dol au sens de l'article 18 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail et que la conception restrictive adoptée par la Cour, qui s'expliquait par la protection du travailleur, ne saurait  être transposée à toute notion de dol, dont celle de l’article 1153, alinéa 4, de l'ancien Code civil. Le demandeur en cassation soutenait la position défendue entre autres par Pierre Van Omeslaghe selon laquelle la simple conscience par l'auteur de la faute d’un dommage ou d’un dommage possible suffit pour qu'il y ait dol, sans qu'une volonté déterminée de nuire ou de s’assurer un avantage soit nécessaire. Dans son arrêt du 16 janvier 2023 (C.22.0217.F) la Cour de cassation a rejeté cette position en considérant ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Van de quasi-immune naar de quasi-vogelvrije uitvoeringsagent? - Wetsvoorstel boek 6 BW

· Olivier Vanden Berghe

Het wetsvoorstel houdende boek 6 (buitencontractuele aansprakelijkheid) in het Burgerlijk Wetboek, ingediend op 8 maart 2023, stelt een einde aan het samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en aan de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent. Het einde van het samenloopverbod zal in de praktijk weinig veranderen. Artikel 6.4 § 1 BW stelt weliswaar dat "de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid toepassing [vinden] tussen medecontractanten", maar voegt er meteen aan toe dat de contractspartij die wordt aangesproken op buitencontractuele grondslag de verweermiddelen kan inroepen voortvloeiend uit het contract. Het verlaten van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent zal daarentegen zeer ingrijpende gevolgen hebben.  ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Forse stijging wettelijke interestvoet en interestvoet voor betalingsachterstand bij handelstransacties

· Olivier Vanden Berghe

In burgerlijke en handelszaken wordt de wettelijke rentevoet overeenkomstig artikel 2, § 1 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest jaarlijks afgestemd op de marktrente. In handelszaken tussen ondernemingen wordt de interestvoet overeenkomstig artikel 5, eerste lid van de wet van 2 augustus 2002 betreffende bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties halfjaarlijks afgestemd op de referentie-interestvoet toegepast door de Europese Centrale Bank. De Algemene Administratie van de Thesaurie van FOD Financiën heeft de nieuwe rentevoeten die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2023 nu gepubliceerd op haar website. De 'gewone' wettelijke interestvoet voor 2023 werd vastgesteld op 5,25% en de interestvoet bij handelstransacties voor het eerste semester van 2023 op 10,50%. Het gaat dus om een substantiële stijging ten opzichte van vorige jaren. De wettelijke interestvoet schommelde de laatste 10 jaar  tussen 2,75% en 1,50% (waarbij de rente in 2022 zakte tot deze ondergrens) en de interestvoet die van toepassing is in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties lag al sedert het tweede semester van 2016 vast op 8%. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Herkwalificatie van de krediet- en verzekeringsmakelaar als handelsagent - Cass 9 december 2022

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 9 december 2022 boog het Hof van Cassatie zich over een (her)kwalificatie van een overeenkomst met een krediet- en verzekeringsmakelaar. Een bank en een zelfstandige onderneming sloten in 2003 een agentschapscontract waarin een duidelijk onderscheid gemaakt werd tussen de activiteiten van deze onderneming als exclusief zelfstandig bankagent en haar activiteiten inzake kredietproducten en verzekeringsdossiers. In de overeenkomst werd uitdrukkelijk bepaald dat de tussenpersoon zich het recht voorbehoudt om zich voor de kredietdossiers en verzekeringsproducten vrij te richten tot instellingen van zijn keuze, dat er inzake deze dossiers geen enkele exclusiviteit noch enig voorkeurrecht tussen partijen geldt en dat de activiteit van bemiddeling inzake kredieten en verzekeringen gelet op deze volledige vrijheid van de tussenpersoon buiten het voorwerp van het agentschapscontract valt. Het hof van beroep te Brussel oordeelde ondanks het duidelijk onderscheid dat het de wil van partijen is geweest om zowel de bankactiviteit als de krediet- en verzekeringsactiviteit onder te brengen in hetzelfde agentschapscontract. De aan de tussenpersoon toekomende opzeggingsvergoeding en uitwinningsvergoeding op basis van de bepalingen van Boek X, Titel 1 van het Wetboek Economisch Recht dienden hierdoor berekend te worden niet alleen op de vergoedingen uit de bankactiviteit, maar eveneens rekening houdend met de ontvangen vergoedingen als krediet- en verzekeringsmakelaar. In zijn beoordeling nam het hof van beroep de volgende criteria in rekening : ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Injonction de payer européenne : une loi nationale ayant interrompu, pendant quelques semaines, les délais d’opposition en cours lors de la survenance de la pandémie de COVID-19 n’est pas contraire à la réglementation européenne

· contributeur invité gastcontributeur

Le règlement n° 1896/2006[1] a institué une procédure européenne d’injonction de payer en vue, notamment, de simplifier la résolution des litiges transfrontaliers concernant des créances pécuniaires incontestées. Le défendeur qui s’est vu signifier ou notifier une telle injonction a toutefois le droit de s’y opposer dans les trente jours auprès de la juridiction d’origine (c’est-à-dire celle de l’État membre de l’initiateur de la procédure) [art. 12, § 3, sous b), et art. 16], auquel cas la procédure se poursuit, en principe, selon les règles de procédure civile nationale. Passé ce délai d’un mois, le défendeur peut demander le réexamen de l’injonction de payer devant la juridiction d’origine, notamment, s’il a été empêché de contester la créance en raison de « circonstances extraordinaires, sans qu’il y ait faute de sa part » et pour autant qu’il agisse promptement, ou en raison d’« autres circonstances exceptionnelles » [art. 20, § 1, sous b), et § 2]. Enfin, le règlement précise que toute question procédurale qu’il ne règle pas expressément est régie par le droit national (art. 26). ...

Lees de bijdrage