TAALGEBRUIK GERECHTSZAKEN

Algemeen handelsrecht

“Guidelines” van het Hof van Cassatie voor het aanwenden van Engelstalige terminologie

· Jonas Vansevenant

In een arrest van 28 juni 2019 diende het Hof van Cassatie te oordelen over de wettigheid van een rechterlijke beslissing waar in beperkte mate Engelse woorden werden gebruikt. Het bestreden beroepsarrest werd geveld  vóór de wetswijziging van 25 mei 2018 ("Potpourri VI"), waarmee de absolute nietigheid bij miskenning van de Taalwet Gerechtszaken, zoals bepaald in haar artikel 40, herleid werd tot een relatieve nietigheid. Inmiddels werd deze wetswijziging vernietigd bij een arrest van het Grondwettelijk Hof van 19 september 2019, waardoor het besproken cassatiearrest aan relevantie wint. In de bestreden beroepsbeslissing werd de Engelse term “rules” (tussen aanhalingstekens) gebruikt.  Dit was de benaming van de overeenkomst die tussen de oorspronkelijk in het geding betrokken partijen werd gesloten en die ook in het arrest werd beschreven, onder meer door de vermelding van het voorwerp van die overeenkomst. Het Hof van Cassatie oordeelde daarom dat de aanhaling van de term  “rules” geen daadwerkelijk gebruik van een andere taal dan de taal van de rechtspleging zoals  bedoeld in artikel 24 van de Taalwet Gerechtszaken uitmaakte, maar dus gewoon een verwijzing naar de overeenkomst in kwestie. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Grondwettelijk Hof vernietigt wijziging aan Taalwet Gerechtszaken ingevoerd bij Potpourri VI

· Jonas Vansevenant

Bij de Wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde (algemeen bekend als “Potpourri VI”) werden ingrijpende wijzigingen aangebracht aan het artikel 794 Ger.W. en het artikel 40 van Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (de “Taalwet Gerechtszaken”). Het artikel 794 Ger.W. had vóór deze wijziging enkel betrekking op de mogelijkheid van het gerecht dat een beslissing heeft gewezen, of het gerecht waarnaar een beslissing wordt verwezen, om bij materiële verschrijvingen en omissies, deze beslissing te verbeteren. Door de wetswijziging werd deze mogelijkheid ook verschaft aan de beslagrechter, en verruimd naar andere kennelijke leemten,  waaronder “een louter formele miskenning van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken”. Het artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken bepaalde aanvankelijk dat de rechter ambtshalve de nietigheid diende uit te spreken bij een schending van de voornaamste bepalingen van deze wet. Potpourri VI maakte hiervan echter slechts een relatieve nietigheid, met verwijzingen naar de nietigheidsleer opgenomen in artikel 861 Ger.W. (de vereiste van belangenschade) en artikel 864 Ger.W. (de vereiste dat de nietigheid in limine litis dient te worden ingeroepen). Deze beide wetswijzigingen werden aangevochten bij een vernietigingsberoep aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof door (onder meer) een groep magistraten en de Orde van Vlaamse Balies. ...

Lees de bijdrage