VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST

Algemeen handelsrecht

Het inroepen van een onontvankelijkheid pas na het verstrijken van de verjaringstermijn kan rechtsmisbruik uitmaken (Cass. 8 februari 2021)

· Olivier Vanden Berghe

Misbruik van recht bestaat in de uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en voorzichtig persoon. In een arrest van 8 februari 2021 (S.20.0009.N) bevestigde het Hof van Cassatie een arrest van het arbeidshof te Gent dat oordeelde dat het procedureel gedrag van een verweerder rechtsmisbruik uitmaakte. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Nieuw Burgerlijk Wetboek - Boek 5 "Verbintenissen" opnieuw voor de Kamer, met het oog op een snellere inwerkingtreding (en een opheffing van de B2B wet?)

· Olivier Vanden Berghe

Op 24 februari 2021 werd het wetsvoorstel van Boek 5 "Verbintenissen" van het nieuw Burgerlijk Wetboek in licht gewijzigde vorm opnieuw ingediend in de Kamer, samen met Boek 1 "Algemene bepalingen" waarnaar een aantal bepalingen van Boek 5 werden verplaatst (omtrent de rechtshandeling, de kennisgeving, de vertegenwoordiging en het rechtsmisbruik). De artikelen omtrent buitencontractuele aansprakelijkheid zullen in een Boek 6 komen. Verwijzend naar de B2C- en de recente B2B-regeling, bevat het wetsvoorstel een nieuw algemeen verbod op onrechtmatige bedingen, want "het zou paradoxaal zijn, en mogelijkerwijs strijdig zijn met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel, dat enkel de C2C-relaties worden uitgesloten van de bescherming geboden door de wet." De Memorie van Toelichting anticipeert trouwens reeds op de opheffing van de B2B regeling inzake onrechtmatige bedingen: "Het zal aan de wetgever zijn om, in het licht van de voorziene evaluatie van de wet van 4 april 2019 en de beoordeling ervan door de doctrine, te beslissen of deze wet moet worden gehandhaafd dan wel of de belangen van de vennootschappen niet al voldoende worden beschermd door de algemene bepaling die in Boek 5 is ingevoegd." ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst vereist een uitdrukkelijke kennisgeving, kan niet stilzwijgend gebeuren - Cass. 11 december 2020

· Olivier Vanden Berghe

Artikel 1184, derde lid Oud Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst in rechte moet worden gevorderd, staat niet eraan in de weg dat, in geval van een wanprestatie die voldoende ernstig is, een partij de overeenkomst kan ontbinden door kennisgeving aan de andere partij en dus zonder rechterlijke tussenkomst. Dit was reeds bevestigd door het Hof van Cassatie in het arrest (van de Franstalige afdeling van de eerste kamer) van 23 mei 2019. Een nieuw arrest van 11 december 2020 (C.20.0210.N), ditmaal van de Nederlandstalige afdeling van de eerste kamer, bevestigt dit.  Het wijst terloops op de bestaansreden voor de rechterlijke toetsing van art. 1184, derde lid Oud BW ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De koper van aandelen kan bij onjuiste verklaringen niet zonder meer de vergoeding eisen van de door de vennootschap geleden schade (Cass. 4 december 2020)

· . Library

In een arrest van 4 december 2020 (C.19.0342.N) verschafte het Hof van Cassatie enkele verduidelijkingen voor de bepaling van de schadevergoeding voor een koper van aandelen, indien de verklaringen (“representations and warranties”) van de verkoper in de aandelenverkoopovereenkomst naderhand onjuist blijken te zijn. Bij een overeenkomst tot overdracht van aandelen hadden de verkopers onder meer verklaard dat: - het uitstaand saldo aan facturen die de doelvennootschappen hadden uitgeschreven, ten belope van 368.459,86 EUR, door de relevante schuldenaren zou worden uitbetaald binnen 6 maanden na de vervaldag; - de jaarrekening van de doelvennootschappen overeenkwam met hun financiële situatie en conform de geldende wetgeving was opgesteld. Deze verklaringen bleken uiteindelijk niet correct te zijn: ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Niet-uitvoeringsexceptie, ook bij meerpartijenovereenkomsten - Cass. 30 oktober 2020

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 30 oktober 2020 (C.20.0061.N) heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de niet-uitvoeringsexceptie bij meerpartijenovereenkomsten. Op grond van de exceptie van niet-uitvoering kan een schuldenaar de uitvoering van zijn verbintenis opschorten in afwachting van de nakoming van de daarmee verknochte verbintenis van zijn schuldeiser. Het Hof van Cassatie preciseert dat in een meerpartijenovereenkomst de verknochte verbintenis niet noodzakelijk een verbintenis moet zijn jegens degene die de niet-uitvoeringsexceptie inroept. Met andere woorden, de niet-uitvoeringsexceptie kan ook ingeroepen worden tegen de schuldeiser die in gebreke blijft een verbintenis uit te voeren jegens een andere partij in de meerpartijenovereenkomst, in zoverre er verknochtheid bestaat tussen de verbintenissen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Grenzen aan de derde-medeplichtigheid aan contractbreuk - Cass. 30 oktober 2020

· . Library

De derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk concretiseert de tegenwerpelijkheid van het bestaan van overeenkomsten: derden moeten het bestaan en de gevolgen van een overeenkomst erkennen. Dit principe staat sinds de erkenning ervan in de rechtspraak op gespannen voet met de relativiteit van overeenkomsten gehuldigd in artikel 1165 BW. In een arrest van 30 oktober 2020 (C.20.0176) wijst het Hof van Cassatie op het verschil tussen een tegenwerpelijke overeenkomst (waarvan de derde het bestaan moet erkennen en respecteren) en een overeenkomst die de derde nadeel toebrengt en hem aldus niet tegenwerpelijk is, zodat er geen sprake kan zijn van derde-medeplichtigheid. De nv Parking Nova vertrouwde de uitbating van "Parking Station Zoo" toe aan de nv Beheerscentrale. De uitbatingsovereenkomst bevatte een aankoopverbod  op grond waarvan Beheerscentrale (en aanverwante vennootschappen)  zich tijdens de duur van de exploitatie moest onthouden van het aankopen van andere parkeerplaatsen. Klaarblijkelijk kocht Beheerscentrale in strijd met het verbod (wellicht naburige) parkeerplaatsen op van een aantal eigenaars. Deze eigenaar-verkopers werden door Parking Nova gedagvaard wegens derde-medeplichtigheid aan contractbreuk. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, ook bij kwalitatieve rechten - Cass. 2 oktober 2020

· Olivier Vanden Berghe

De (eerste kamer van) het Hof van Cassatie heeft zich in een arrest van 2 oktober 2020 (C.20.0005.N) nog eens uitgesproken in de controversiële kwestie van de samenloop tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid. Sedert het cassatiearrest van 29 september 2006 (C.0502.N), eveneens van de eerste kamer, luidt het dat een contractant door zijn medecontractant in de regel slechts buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden "indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt". Het arrest van 2 oktober 2020 herhaalt deze regel, maar preciseert nu dat zij niet alleen geldt tussen rechtstreekse contractanten, maar ook bij zogenaamde kwalitatieve rechten. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De grenzen van het ambtshalve rechterlijke handelen bij een overeenkomst in strijd met de openbare orde - Cass. 4 september 2020

· . Library

In zijn arrest van 4 september 2020 (nr. C.19.0613.N) verschafte het Hof van Cassatie enkele nuttige verduidelijkingen aangaande de correcte handelswijze van de rechter die geconfronteerd wordt met een overeenkomst die strijdig is met de openbare orde. Het onderliggende geschil betrof een aannemingsgeschil waarbij het aannemingsbedrijf zich blijkbaar verbonden had tot activiteiten waarvoor luidens de Wet van 20 februari 1939 de verplichte tussenkomst van een architect vereist was (die er niet was). De onenigheid tussen het aannemingsbedrijf en de bouwheer betrof de al dan niet correcte uitvoering van de overeenkomst. De aannemer vorderde de betaling van een openstaande factuur, terwijl de bouwheer een schadevergoeding voor niet-uitvoering wenste te bekomen. Geen van beide partijen vorderde de nietigheid van de overeenkomst. Het hof van beroep te Gent had de niet-naleving van de wet van 20 februari 1939 echter ambtshalve opgeworpen en de debatten heropend. Ook na de heropening van de debatten vorderden de partijen niet de nietigheid van de overeenkomst. Het hof van beroep verklaarde daarop de overeenkomst ambtshalve nietig, en veroordeelde de aannemer tot restitutie van een bedrag gelijk aan het bedrag van de schadevergoeding bij equivalent die gevorderd werd door de bouwheer. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Aanvangspunt interesten in geval van ontbinding koopovereenkomst - Cass. 18 juni 2020

· . Library

In een arrest van 18 juni 2020 (C.19.0505/N) werd het Hof van Cassatie verzocht zich uit te spreken over het ogenblik waarop de nalatigheidsinteresten bij terugbetaling van de koopprijs wegens ontbinding van een koopovereenkomst beginnen te lopen. De verkoper voerde aan dat zij slechts gehouden is tot betaling van de interesten vanaf de ingebrekestelling, en bij gebreke daaraan, vanaf de dagvaarding. De kopers daarentegen meenden dat de verkoper zich reeds bij het sluiten van de koopoverenkomst schuldig gemaakt had aan de ernstige wanprestatie  door zich voor te doen als enige aandeelhouder-verkoper en de interesten derhalve vanaf dat ogenblik verschuldigd zijn. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Geen post-contractueel concurrentieverbod besloten in de loyauteitsplicht van een bestuurder – Cass. 25 juni 2020

· . Library

In een cassatiearrest van 25 juni 2020 (nr. C.18.0144.N) boog het Hof van Cassatie zich over de vraag of er op een bestuurder van een vennootschap een post-contractueel concurrentieverbod rust op grond van een loyauteitsplicht die volgt uit de verplichting het mandaat van bestuurder te goeder trouw uit te voeren. Aan de grondslag van het arrest ligt een geschil tussen een vennootschap en haar gewezen bestuurders. Weldra meteen na de beëindiging van hun mandaat benaderden de gewezen bestuurders de klanten van de vennootschap met de bedoeling om met deze klanten een klantenrelatie aan te gaan. Het Hof van beroep te Antwerpen stelde dat het concurrentieverbod in principe eindigt wanneer de bestuurdersovereenkomst beëindigd wordt, maar dat er ook na de beëindiging van deze overeenkomst een zekere nawerking van de goede trouw is, zodat in die periode de loyauteitsplicht met inbegrip van het concurrentieverbod behouden blijft. Het Hof van beroep stelde de periode van nawerking van het concurrentieverbod vast op twaalf maanden na het einde van de overeenkomst en verantwoordde dit “verbod van beperkte omvang” door te verwijzen naar de nauwe betrokkenheid van de gewezen bestuurders bij het bestuur van de vennootschap, een kleine vennootschap met intuitu personae karakter. ...

Lees de bijdrage