VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST

Algemeen handelsrecht

Kan de opgezegde contractspartij haar recht op opzegvergoeding verliezen door haar houding na de opzegging? - Cass. 13 januari 2022

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 13 januari 2022 (C.21.0357.N) heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over volgende vraag bij de opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur: kan de opgezegde partij haar recht op een opzegvergoeding verliezen door de houding die zij aanneemmt na opzegging ? Het geschil had betrekking op een overeenkomst tussen de VZW Kristelijk Medico-Sociaal Leven en een tandarts. De overeenkomst was ongeschreven, van onbepaalde duur, en liep reeds meer dan 25 jaar. De VZW had per email van 2 december 2013 meegedeeld dat haar raad van bestuur had beslist beslist "om de samenwerking met u op korte termijn te beëindigen", met uitnodiging aan de tandarts om contact op te nemen om de timing en modaliteiten van de stopzetting van de samenwerking te bespreken. Ofschoon de kennisgeving nog niet meldde wanneer de samenwerking precies zou eindigen, oordeelde het hof van beroep te Antwerpen op basis van de concrete feiten dat de VZW effectief was overgegaan tot opzegging van de overeenkomst, zonder dat de de gesprekken nadien over de modaliteiten hieraan afbreuk deden. Toch heeft het hof van beroep de vordering van de tandarts tot een opzegvergoeding afgewezen ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Fraus omnia corrumpit moet met mate worden toegepast - Cass. 30 september 2021

· Olivier Vanden Berghe

Een zelfstandig kredietmakelaar had middels valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken een echtpaar doen geloven dat zij een bancaire lening aangingen met de nodige waarborgen, terwijl hij hen in werkelijkheid leningen toestond met fondsen die afkomstig waren uit zijn privévermogen. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde dat deze leningen nietig waren. Het hof van beroep oordeelde, op grond van het adagium fraus omnia corrumpit, dat de ontleners van hun terugbetalingsverplichting werden bevrijd en zelfs en toegelaten waren de reeds aan de terugbetaalde bedragen terug te vorderen, dit, aldus het hof van beroep, teneinde te verhinderen dat het door het bedrog van de makelaar beoogde doel zou worden bereikt, met name onrechtmatig winstbejag middels het plegen van misdrijven waarvan de ontleners het slachtoffer zijn. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Arco-vonnis: Vorderingen van talrijke eisers zonder bewijs van wilsgebrek en schade per eiser zijn onontvankelijk wegens gebrek aan belang - Orb. Brussel 3 november 2021

· Olivier Vanden Berghe

De Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank te Brussel heeft in een vonnis van 3 november 2021 uitspraak gedaan over de vordering van meer dan 2.000 Arco-coöperanten tegen de Arco-vennootschappen, Belfius Bank, de Belgische Staat en een voormalige bestuurder van Arco, ingevolge de ondergang van Arco en de door hen als aandeelhouders geleden schade. Eisers oordeelden dat de overeenkomsten middels welke zij als vennoot waren toegetreden tot de Arco-vennootschappen nietig waren, want tot stand gekomen door bedrog, minstens dwaling. Zij vorderden de verwerende partijen te veroordelen tot (onder meer) de terugbetaling van de geldelijke inbreng van elke eiser. In ondergeschikte orde vroegen de eisers "een  schadevergoeding gelijk aan het bedrag van de inbreng, inclusief de desgevallende gekapitaliseerde dividenden, het desgevallend bedrag op de wachterekening en het desgevallend aandeel in de bonusreserve (op basis van de aan te leveren informatie door de CVBA Arcopar)", en in tweede ondergeschikte orde 70% daarvan, op grond van het verlies van een kans. De rechtbank oordeelde dat elke eiser afzonderlijk de feiten moet aanvoeren die zijn vordering ondersteunen (de aanvoeringslast of "stelplicht") en het bewijs moet leveren van het bestaan van de elementen van de vordering die tegen de verschillende partijen wordt ingesteld. De rechtbank stelt vast dat er geen elementen geval per geval worden aangevoerd, laat staan bewezen, van de aangehaalde wislgebreken en dat de stukken die worden neergelegd hetzij niet toepasselijk zijn op alle gevallen, hetzij tendentieus zijn. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Een derdenbeding mag de derde aan een verplichting onderwerpen - Cass. 14 mei 2021

· Olivier Vanden Berghe

Krachtens artikel 1121 (Oud) Burgerlijk Wetboek kunnen contractspartijen aan een derde een recht verlenen tot nakoming van een bepaalde prestatie vanwege een van hen (de belover). Dit recht ontstaat rechtstreeks uit de overeenkomst zonder de toestemming van de derde-begunstigde. In een arrest van 14 mei 2021 (C.20.0374.N) preciseerde het Hof van Cassatie dat een beding ten behoeve van een derde niet onverenigbaar is met een verplichting rustend op die derde. "De overeenkomst tussen bedinger en belover is de bron en de maat van de rechten van de derde-begunstigde", aldus het Hof van Cassatie, dat de woorden van De Page herneemt. Deze rechten van de derde zijn bijgevolg ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De enkele verwijzing naar algemene voorwaarden volstaat niet voor hun toepasselijkheid - Cass. 14 mei 2021

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 14 mei 2021 heeft het Hof van Cassatie herhaald dat de gebondenheid aan algemene contractsvoorwaarden vereist dat de wederpartij voor of bij de contractsluiting kennis had van deze voorwaarden of ten minste de mogelijkheid had om hiervan effectief kennis te nemen en zij hiermee heeft ingestemd. De bijzondere voorwaarden van een schuldsaldoverzekering bij arbeidsongeschiktheid vermeldden bovenaan dat zij samen met de algemene voorwaarden (met verwijzing naar een referentie)  een geheel vormen. Er was geen ondertekende overeenkomst en de verzekeringnemer stelde geen document te hebben ontvangen, maar de premies vermeld in deze bijzondere voorwaarden werden betaald en beide partijen erkenden het bestaan van de verzekeringsovereenkomst. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Het inroepen van een onontvankelijkheid pas na het verstrijken van de verjaringstermijn kan rechtsmisbruik uitmaken (Cass. 8 februari 2021)

· Olivier Vanden Berghe

Misbruik van recht bestaat in de uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en voorzichtig persoon. In een arrest van 8 februari 2021 (S.20.0009.N) bevestigde het Hof van Cassatie een arrest van het arbeidshof te Gent dat oordeelde dat het procedureel gedrag van een verweerder rechtsmisbruik uitmaakte. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Résolution (pour faute) pour les mêmes motifs que ceux invoqués dans une résiliation (avec préavis) antérieure - Cass 7 janvier 2021

· . Library

Dans un arrêt 7 janvier 2021 (C.20.0258.F) la Cour de cassation s'est prononcée sur la possibilité d'une résolution (pour faute) d'un contrat pour les mêmes motifs que ceux invoqués précédemment pour résilier ce même contrat avec préavis. En l'occurrence il s'agissait d'une concession de vente à durée indéterminée (Livre X du Code de droit économique) mais les enseignements de l'arrêt devraient logiquement s'appliquer à tous les contrats synallagmatiques. Le 26 mai 2015, le concédant avait communiqué au concessionnaire les résultats d’un audit révélant des irrégularités commises par le concédant. A défaut de justifications fournies par le distributeur, le concédant lui avait notifié, le 26 août 2015, la résiliation du contrat, avec effet au 31 août 2017. Par citation du 14 septembre 2016, le distributeur avait assigné le concédant devant le tribunal de l'entreprise de Liège en vue d'obtenir, entre autres, sa condamnation au paiement d'une indemnité compensatoire de préavis et d'une indemnité complémentaire de rupture. Dans l'intervalle, un nouvel audit avait été réalisé et de nouvelles irrégularités étaient apparues. Eu égard à ces irrégularités, le concédant avait formulé une demande de résolution judiciaire dans la procédure en cours. Le premier juge avait déclaré non fondées tant la demande du distributeur que celle du concédant. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Nieuw Burgerlijk Wetboek - Boek 5 "Verbintenissen" opnieuw voor de Kamer, met het oog op een snellere inwerkingtreding (en een opheffing van de B2B wet?)

· Olivier Vanden Berghe

Op 24 februari 2021 werd het wetsvoorstel van Boek 5 "Verbintenissen" van het nieuw Burgerlijk Wetboek in licht gewijzigde vorm opnieuw ingediend in de Kamer, samen met Boek 1 "Algemene bepalingen" waarnaar een aantal bepalingen van Boek 5 werden verplaatst (omtrent de rechtshandeling, de kennisgeving, de vertegenwoordiging en het rechtsmisbruik). De artikelen omtrent buitencontractuele aansprakelijkheid zullen in een Boek 6 komen. Verwijzend naar de B2C- en de recente B2B-regeling, bevat het wetsvoorstel een nieuw algemeen verbod op onrechtmatige bedingen, want "het zou paradoxaal zijn, en mogelijkerwijs strijdig zijn met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel, dat enkel de C2C-relaties worden uitgesloten van de bescherming geboden door de wet." De Memorie van Toelichting anticipeert trouwens reeds op de opheffing van de B2B regeling inzake onrechtmatige bedingen: "Het zal aan de wetgever zijn om, in het licht van de voorziene evaluatie van de wet van 4 april 2019 en de beoordeling ervan door de doctrine, te beslissen of deze wet moet worden gehandhaafd dan wel of de belangen van de vennootschappen niet al voldoende worden beschermd door de algemene bepaling die in Boek 5 is ingevoegd." ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst vereist een uitdrukkelijke kennisgeving, kan niet stilzwijgend gebeuren - Cass. 11 december 2020

· Olivier Vanden Berghe

Artikel 1184, derde lid Oud Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst in rechte moet worden gevorderd, staat niet eraan in de weg dat, in geval van een wanprestatie die voldoende ernstig is, een partij de overeenkomst kan ontbinden door kennisgeving aan de andere partij en dus zonder rechterlijke tussenkomst. Dit was reeds bevestigd door het Hof van Cassatie in het arrest (van de Franstalige afdeling van de eerste kamer) van 23 mei 2019. Een nieuw arrest van 11 december 2020 (C.20.0210.N), ditmaal van de Nederlandstalige afdeling van de eerste kamer, bevestigt dit.  Het wijst terloops op de bestaansreden voor de rechterlijke toetsing van art. 1184, derde lid Oud BW ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De koper van aandelen kan bij onjuiste verklaringen niet zonder meer de vergoeding eisen van de door de vennootschap geleden schade (Cass. 4 december 2020)

· . Library

In een arrest van 4 december 2020 (C.19.0342.N) verschafte het Hof van Cassatie enkele verduidelijkingen voor de bepaling van de schadevergoeding voor een koper van aandelen, indien de verklaringen (“representations and warranties”) van de verkoper in de aandelenverkoopovereenkomst naderhand onjuist blijken te zijn. Bij een overeenkomst tot overdracht van aandelen hadden de verkopers onder meer verklaard dat: - het uitstaand saldo aan facturen die de doelvennootschappen hadden uitgeschreven, ten belope van 368.459,86 EUR, door de relevante schuldenaren zou worden uitbetaald binnen 6 maanden na de vervaldag; - de jaarrekening van de doelvennootschappen overeenkwam met hun financiële situatie en conform de geldende wetgeving was opgesteld. Deze verklaringen bleken uiteindelijk niet correct te zijn: ...

Lees de bijdrage