Compétence matérielle

Insolvabilité

Cass. 4 september 2020, nr. C.20.0017.N: bevoegdheid van de beslagrechter

· Inge Vandeplas

Het komt de beslagrechter toe om in het kader van een uitvoerend beslag als bodemrechter uitspraak te doen over incidentele geschillen met betrekking tot de omvang van het verhaalsrecht van de schuldeiser en geschillen die onlosmakelijk verbonden zijn met de tenuitvoerlegging. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Le tribunal de commerce devient le tribunal de l'entreprise à partir du 1er novembre 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking.  De wet zal onder meer het Wetboek van Koophandel ontmantelen, en de noties van “handelaar” en “daden van koophandel” vervangen door het nieuwe ondernemingsbegrip (nieuw artikel I,1° WER).  Het nieuwe ondernemingsbegrip omvat onder meer alle privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen die zelfstandig een beroep uitoefenen (dus ook vrije beroepen, VZW’s en stichtingen). Om het afscheid van het begrip "daden van koophandel" te belichten, gaan de rechtbanken van koophandel voortaan als "ondernemingsrechtbanken" door het leven. Het Gerechtelijk Wetboek wordt dan ook in die zin gewijzigd. Artikel 573 Ger.W. m.b.t. de materiële bevoegdheid van deze rechtbank, kreeg ook een inhoudelijke wijziging. De rechtbank van koophandel was reeds sinds 1 juli 2014 bevoegd voor geschillen tussen "ondernemingen", maar dit werd gedefinieerd als “personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven”. Door de aanknoping bij het nieuwe ondernemingsbegrip van artikel I.1, 1° WER wordt haar bevoegdheid dus verruimd.  Bovendien verdwijnt de vereiste dat het geschil betrekking moet hebben op een handeling die is verricht in het kader van de verwezenlijking van het economische doel van de onderneming. Voor ondernemingen-natuurlijke personen wordt wel een uitzondering gemaakt. De ondernemingsrechtbank zal namelijk niet bevoegd zijn voor geschillen m.b.t. handelingen die “kennelijk" vreemd zijn aan de onderneming van de natuurlijke persoon. Bij twijfel over het ondernemingskarakter van de handeling is de ondernemingsrechtbank in principe bevoegd (zie ook de memorie van toelichting). ...

Lire l’article