Faillite

Insolvabilité

Hoge Raad 17 april 2020: van smallsteps naar Heiploeg (deel 2)

· Inge Vandeplas

In dit arrest stelt de Hoge Raad in Nederland volgende vragen aan het Europese Hof van Justitie met betrekking tot de overname van werknemers in het kader van een pre-pack procedure. Voor meer over de achtergrond van dit arrest zie deel 1. De prejudiciële vragen hebben voornamelijk betrekking op de interpretatie van de voorwaarden voor de toepassing van artikel 5, lid 1 richtlijn 2001/23/EG dat de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure wordt ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder en onder toezicht staat van een bevoegde overheidsinstantie. 1. Moet art. 5 lid 1 van Richtlijn 2001/23/EG zo worden uitgelegd dat aan de voorwaarde dat ‘de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure wordt ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder’ is voldaan, indien ( i) het faillissement van de vervreemder onafwendbaar is en de vervreemder dus daadwerkelijk insolvent is, (ii) naar Nederlands recht het doel van de faillissementsprocedure is het bewerkstelligen van een zo hoog mogelijke opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers door middel van liquidatie van het vermogen van de schuldenaar, en (iii) in een zogenoemde pre-pack voorafgaand aan de faillietverklaring de overgang van (een deel van) de onderneming wordt voorbereid en na de faillietverklaring wordt uitgevoerd waarbij (iv) de door de rechtbank aangewezen beoogd curator zich voorafgaand aan de faillietverklaring moet laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers alsmede door maatschappelijke belangen zoals het belang van behoud van werkgelegenheid en de eveneens door de rechtbank aangewezen beoogd rechter-commissaris hierop moet toezien, ( v) het doel van de pre-pack is om in de daarop volgende faillissementsprocedure een wijze van liquidatie mogelijk te maken waarbij (een deel van) de tot het vermogen van de vervreemder behorende onderneming going concern wordt verkocht zodat de hoogst mogelijke opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers wordt behaald, en (vi) de inrichting van de procedure waarborgt dat dit doel daadwerkelijk leidend is? 2. Moet art. 5 lid 1 van de Richtlijn zo worden uitgelegd dat aan de voorwaarde dat ‘de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure onder toezicht staat van een bevoegde overheidsinstantie’ is voldaan, indien de overgang van (een deel van) de onderneming in een pre-pack voorafgaand aan de faillietverklaring wordt voorbereid en na de faillietverklaring wordt uitgevoerd en ( i) voorafgaand aan de faillietverklaring wordt geobserveerd door een beoogd curator en een beoogd rechter-commissaris, die zijn aangewezen door de rechtbank, (ii) de beoogd curator zich naar Nederlands recht voorafgaand aan de faillietverklaring moet laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en door andere maatschappelijke belangen, zoals dat van het behoud van werkgelegenheid, en de beoogd rechter-commissaris hierop moet toezien, (iii) de taken van de beoogd curator en de beoogd rechter-commissaris niet verschillen van die van de curator en de rechter-commissaris in faillissement, (iv) de overeenkomst op grond waarvan de onderneming overgaat en die tijdens een pre-pack is voorbereid, pas gesloten en uitgevoerd wordt nadat het faillissement is uitgesproken, ( v) de rechtbank bij het uitspreken van het faillissement ertoe kan overgaan een ander dan de beoogd curator of de beoogd rechter-commissaris te benoemen tot curator of rechter-commissaris, en (vi) voor de curator en de rechter-commissaris dezelfde eisen van objectiviteit en onafhankelijkheid gelden die gelden voor een curator en rechter-commissaris in een faillissement waaraan geen pre- pack is voorafgegaan en zij, ongeacht de mate van hun betrokkenheid voorafgaand aan de faillietverklaring, op grond van hun wettelijke taak gehouden zijn te beoordelen of de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van (een deel van) de onderneming in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers, en indien zij deze vraag ontkennend beantwoorden, te beslissen dat die overgang geen doorgang zal vinden terwijl zij steeds bevoegd zijn om op andere gronden, bijvoorbeeld omdat andere maatschappelijke belangen, zoals het belang van werkgelegenheid, zich daartegen verzetten, te beslissen dat de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van (een deel van) de onderneming niet zal plaatsvinden? Het valt af te wachten hoe het Hof van Justitie op deze vragen gaat reageren en of het tot nieuwe inzichten komt met betrekking tot de pre-pack procedure in Nederland. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 12 maart 2020: te laat kan geen kwaad voor hypothecaire schuldeisers

· Inge Vandeplas

In dit arrest lost het Hof van Cassatie een twistpunt op met betrekking tot een late of vergeten aangifte van schuldvordering van een hypothecaire schuldeiser. De algemene regel is dat schuldeisers tijdig aangifte moeten doen van hun schuldvordering om in aanmerking te komen voor uitdeling (art. 62 Faill. W., thans art. XX.155 WER). Daarnaast geldt dat schuldeisers die in gebreke blijven om hun schuldvordering aan te geven of te bevestigen, niet in aanmerking komen voor de uitdelingen in het faillissement (art. 72 Faill. W., thans art. XX.165 WER). Deze bepaling staat in contrast met artikel 1326 van het Gerechtelijk Wetboek op basis waarvan de verkoop door de curator van de onroerende goederen van de gefailleerde van rechtswege de overwijzing meebrengt van de prijs ten behoeve van de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers en de zuivering van de genomen inschrijvingen. Door deze twee bepalingen rees de vraag of hypothecaire schuldeisers die laattijdige of geen aangifte hadden gedaan van hun schuldvordering in het faillissement, nog aanspraak konden maken op de toewijzing van artikel 1326 van het Gerechtelijk Wetboek. Hierop antwoordt het Hof van Cassatie nu bevestigend. Het Hof is van oordeel dat uit deze bepalingen volgt dat "hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers niet kunnen uitgesloten worden van de verdeling of de rangregeling van de verkoopopbrengst van de bezwaarde onroerende goederen om reden dat zij geen tijdige aangifte hebben gedaan van hun schuldvordering." Met deze beslissing wordt dus een einde gemaakt aan deze discussie en kunnen we vaststellen dat voor een hypothecaire schuldeiser in deze context het concept "te laat" niet bestaat.     ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 16 januari 2020: de kracht van het retentierecht

· Inge Vandeplas

Op 16 januari 2020 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de uitoefening van het retentierecht tijdens de faillissementsprocedure. De feiten waren als volgt: Verweerster oefende het retentierecht uit op bepaalde goederen van de schuldenaar ter garantie van een enkele onbetaalde facturen. Vervolgens werd de schuldenaar failliet verklaard en verweerster liet na om haar schuldvordering aan te geven in het faillissement. Hierna werd tussen de verweerster en de curatoren (eisers) overeengekomen om de goederen te verkopen, uit de koopsom het onbetwist gedeelte van de schuldvordering van de verweerster te betalen en het betwist gedeelte te storten op een geblokkeerde rekening in afwachting van de beslechting van de betwisting. De eerste rechter verklaarde de vordering van de verweerster gegrond en oordeelde dat het retentierecht rechtmatig werd uitgeoefend. Daarna verzetten de curatoren zich tegen de vrijgave van de geblokkeerde gelden, omdat de verweerster naliet aangifte te doen van haar schuldvordering in het faillissement zodat haar vordering is verjaard. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Toetsing van het KB betreffende barema’s en de regels voor de berekening van de erelonen en kosten van de insolventiefunctionarissen

· Inge Vandeplas

Op 14 november 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het KB van 26 april 2018 betreffende de barema’s en de regels voor de berekening van de erelonen en kosten van de insolventiefunctionarissen. Hierbij werd, onder andere, schendingen van de niet-retroactiviteit, het rechtszekerheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel beoordeeld. De Raad van State verwierp de ingestelde middelen, maar heeft wel een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof. Met betrekking tot de niet-retroactiviteit oordeelde de Raad van State als volgt: ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 31 mei 2019: bestuurdersaansprakelijkheid voor sociale bijdrage

· Inge Vandeplas

Op 31 mei 2019 heeft het Hof van Cassatie zich voor de tweede maal dit jaar uitgesproken over de bestuurdersaansprakelijkheid voor de verschuldigde sociale bijdragen bij faillissement. Krachtens artikel 265, §2 Wetboek Vennootschappen (thans art. XX.226 WER) kunnen zaakvoerders aansprakelijk worden gesteld voor verschuldigde sociale bijdrage indien zij zich, in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring in de situatie bevonden hebben zoals beschreven in artikel 38, § 3octies, 8°, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 2 november 2018: eigendomsvoorbehoud en de kwijting van de curator

· Inge Vandeplas

De feiten van voorliggend arrest betreffen een niet-betaalde verkoper en zijn aangifte van schuldvordering. Binnen het faillissement had de verkoper aangifte gedaan en was hij erkend als bevoorrecht schuldeiser. Vervolgens wordt de curator kwijtgescholden op de sluitingsvergadering. Tijdens deze vergadering was de niet-betaalde verkoper afwezig en liet hij geen opmerkingen gelden. Echter, na de sluiting van het faillissement vordert de betrokken schuldeiser een schadevergoeding voor miskenning van zijn eigendomsrecht. Deze schadevergoeding wordt toegekend door het hof van beroep. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 1 februari 2019: Cassatie bevestigt de beperking van bestuurdersaansprakelijkheid voor sociale bijdragen

· Inge Vandeplas

Krachtens artikel 530, §2 W. Venn. (thans art. XX.226 WER) kunnen bestuurders, zaakvoerders en feitelijke bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding bedoeld in artikel 54ter uitvoeringsbesluit RSZ-wet, indien zij in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen of vereffeningen waarbij eveneens de sociale bijdragen onbetaald zijn gebleven. Met de op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen worden bedoeld de bijdragen die verschuldigd zijn door de failliet verklaarde vennootschap en niet deze die verschuldigd zijn door de twee of meerdere vennootschappen die in de loop van de vijf voorafgaande jaren werden failliet verklaard. De aansprakelijkheid op basis van artikel 530 W.Venn/XX.226 WER strekt enkel tot de sociale bijdragen verschuldigde in het huidige faillissement. Een bestuurder kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de eerder failliet verklaarde vennootschappen ook al was hij bij die faillissementen betrokken. Bijgevolg, door te oordelen dat er geen reden bestaat om de vordering te herleiden tot 181.562,49 euro, zijnde de sociale-zekerheidsbijdragen verschuldigd in het faillissement van V. nv en de eiser dienvolgens te veroordelen tot de sociale-zekerheidsbijdragen verschuldigd in de drie faillissementen, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 12 oktober 2018: immuniteit van de uitvoeringsagent en bestuurdersaansprakelijkheid

· Inge Vandeplas

Het cassatiearrest van 12 oktober 2018 is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen (d.d. 15 juni 2017) dat betrekking had op de aansprakelijkheid van twee bestuurders van een failliete vennootschap. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 22 februari 2018, nr. c.17.0503

· Inge Vandeplas

De feiten in dit arrest hebben betrekking op de procedure van gerechtelijke reorganisatie van Alfacam NV, een bedrijf gespecialiseerd in TV-opnames van sportwedstrijden. Alfacam werd toegelaten tot de gerechtelijk reorganisatie op 26 oktober 2012. De gerechtelijke reorganisatie werd voortijdig stopgezet en de onderneming werd failliet verklaard op 19 april 2013. ...

Lire l’article

Droit pénal économique

Administrateur de fait et infractions en matières de faillite - Cassation 9 janvier 2018 – P.17.0856.N

· Thierry GHILAIN

La Cour d’appel de Bruxelles a condamné un administrateur de fait pour aveu tardif de faillite (article 489 bis 4° du Code pénal) et l’administrateur de droit pour ne pas avoir fourni les informations requises (en l’espèce mentionné l’existence et l’identité de l’administrateur de fait) par l’article 53 de la loi sur la faillite au curateur et au juge commissaire (article 489 2° du Code pénal). ...

Lire l’article