Article

De richtlijn verzekeringsdistributie en de impact op het Belgisch recht, R.D.C.-T.B.H., 2016/10, p. 926-939

De richtlijn verzekeringsdistributie en de impact op het Belgisch recht

Mathias Hostens [1]

INHOUD

1. Het toepassingsgebied van de IDD

2. De inschrijvingsplicht voor verzekeringstussenpersonen

3. De vrijheden van dienstverlening en van vestiging

4. Organisatorische vereisten voor verzekeringsdistributeurs

5. Informatievereisten en gedragsregels ongeacht het type verzekeringsproduct

6. Aanvullende vereisten voor verzekeringsproducten met een beleggingscomponent

7. Regels inzake koppelverkoop

8. Toezicht op producten en governancevereisten

SAMENVATTING
Op 20 januari 2016 werd na een langdurige voorbereiding de nieuwe Europese richtlijn nr. 2016/97/EU betreffende verzekeringsdistributie (IDD) aangenomen. Deze richtlijn vervangt de Europese richtlijn nr. 2002/92/EG van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (IMD) en moet worden omgezet tegen 23 februari 2018. De richtlijn heeft als voornaamste doelstellingen de marktintegratie te bevorderen, een level playing field tussen verschillende soorten distributeurs van verzekeringsproducten te waarborgen en het beschermingsniveau van de verzekeringsconsument op substantiële wijze te verhogen. De IDD blijft echter een richtlijn van minimale harmonisatie zodat de lidstaten verdergaande verplichtingen kunnen voorzien. Deze bijdrage beoogt een overzicht te geven van de belangrijkste wijzigingen van de IDD ten aanzien van de vroegere richtlijn en de impact ervan op het Belgisch recht te schetsen. De impact van de richtlijn in België zal niet revolutionair zijn, vooral omdat veel van de nieuwe verplichtingen reeds werden geanticipeerd door de mifidisering van de verzekeringssector die in mei 2015 in werking trad. Toch zijn er ook belangrijke nieuwigheden voor het Belgisch recht.
RESUME
Le 20 janvier 2016, la nouvelle directive européenne n° 2016/97/UE sur la distribution d'assurances (IDD) a été adoptée après une longue préparation. Cette directive remplace la directive européenne n° 2002/92/CE du 9 décembre 2002 sur l'intermédiation en assurance (IMD) et doit être transposée en droit belge au plus tard le 23 février 2018. Les objectifs principaux de la directive sont la promotion de l'intégration du marché, la création d'un level playing field entre les différents distributeurs de produits d'assurance et l'accroissement substantiel du niveau de protection du consommateur d'assurance. L'IDD reste néanmoins une directive d'harmonisation minimale de sorte que les Etats membres préservent le droit d'adopter des obligations plus strictes. La présente contribution fait le tour d'horizon des modifications les plus importantes de l'IDD par rapport à la directive précédente et décrit leur impact sur le droit belge. La nouvelle directive n'aura pas d'impact révolutionnaire en Belgique, surtout parce que la majorité des nouvelles obligations ont déjà été anticipées par la mifidisation du secteur d'assurance, entrée en vigueur en mai 2015. Il y a toutefois aussi certaines nouveautés importantes pour le droit belge.

1.Op 2 februari 2016 werd de nieuwe Europese richtlijn nr. 2016/97/EU van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (IDD) gepubliceerd in het Publicatieblad. Deze richtlijn vervangt de Europese richtlijn nr. 2002/92/EG van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (IMD) en is het resultaat van een langdurige voorbereiding. Het voorstel van richtlijn dateert al van juli 2012 en maakt deel uit van een geheel van wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie die erop gericht zijn de bescherming en het vertrouwen van de consument van financiële diensten na de crisis van 2008 te herstellen. Het bleek echter niet evident een politieke consensus te vinden over de tekst van de richtlijn en ook de Europese verkiezingen van mei 2014 waren wellicht een vertragende factor.

De richtlijn heeft als voornaamste doelstellingen de reglementering van de retailmarkt voor verzekeringen zodanig bij te sturen dat marktintegratie wordt bevorderd en voorwaarden vast te stellen waarmee een level playing field tussen verschillende soorten distributeurs van verzekeringsproducten wordt gewaarborgd. Daarnaast beoogt de richtlijn het beschermingsniveau van de verzekeringsconsument op substantiële wijze te verhogen. De minimumnormen die de richtlijn oplegt worden dus aanzienlijk uitgebreid. De IDD blijft echter een richtlijn van minimale harmonisatie zodat de lidstaten verdergaande verplichtingen kunnen voorzien.

2.De IDD trad in werking op 22 februari 2016 en moet worden omgezet naar Belgisch recht tegen 23 februari 2018 [2]. De verplichting tot omzetting beperkt zich evenwel tot de bepalingen die ten opzichte van de vroegere richtlijn verzekeringsbemiddeling materieel zijn gewijzigd [3]. Deze bijdrage beoogt een overzicht te geven van de belangrijkste wijzigingen van de IDD ten aanzien van de vroegere richtlijn en de impact ervan op het Belgisch recht te schetsen. Er wordt dus nagegaan of en in welke mate de nieuwe verplichtingen van de IDD reeds deel uitmaken van het Belgisch recht en waar eventueel aanpassingen nodig zijn met het oog op de omzetting van de richtlijn [4]. Zoals uit deze bijdrage zal blijken, zal de impact van de richtlijn in België niet revolutionair zijn, vooral omdat veel van de nieuwe verplichtingen reeds werden geanticipeerd door de mifidisering van de verzekeringssector die in mei 2015 in werking trad. Toch zijn er ook belangrijke nieuwigheden voor het Belgisch recht.

1. Het toepassingsgebied van de IDD

3.Verzekeringsondernemingen - Zoals reeds vermeld is een van de voornaamste doelstellingen van de richtlijn een level playing field te waarborgen tussen de verschillende soorten distributeurs van verzekeringsproducten. De richtlijn viseert voortaan alle verkopen van verzekeringsproducten, ongeacht het verkoopkanaal waarlangs de klant een verzekeringsproduct koopt, rechtstreeks van een verzekeringsonderneming, dan wel onrechtstreeks via een tussenpersoon [5]. De belangrijkste vernieuwing van de richtlijn is dan ook dat niet langer enkel verzekeringstussenpersonen worden geviseerd, maar dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid naar verzekeringsondernemingen wanneer zij hun producten rechtstreeks verkopen [6].

De richtlijn spreekt dan ook niet langer van verzekeringsbemiddeling, maar van verzekeringsdistributie, waarmee alle werkzaamheden worden geviseerd die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder bij een schadegeval [7]. Er wordt daaraan toegevoegd dat verzekeringsdistributie ook de werkzaamheden omvat die erin bestaan om via een website of andere media informatie over een of meer verzekeringsovereenkomsten te verstrekken op basis van door de klant geselecteerde criteria, dan wel een rangorde van verzekeringsproducten of een korting op de prijs van een verzekeringsovereenkomst te verstrekken, wanneer de klant aan het eind van het proces de mogelijkheid heeft rechtstreeks of onrechtstreeks een verzekeringsovereenkomst te sluiten [8]. Vergelijkingswebsites over verzekeringen vallen met andere woorden ook onder het toepassingsgebied van de IDD.

4.Nevenverzekeringstussenpersonen - De richtlijn maakt voortaan ook een duidelijk onderscheid tussen de verzekeringstussenpersonen en de nevenverzekeringstussenpersonen [9]. Laatstgenoemden zijn de tussenpersonen die slechts als nevenactiviteit het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen. Net zoals onder de vorige richtlijn worden zij vrijgesteld van de toepassing van de richtlijn indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoen [10]. Die voorwaarden ondergingen echter een aantal wijzigingen. Zo wordt bij de voorwaarde dat de aangeboden verzekering een aanvulling moet zijn op de levering van een goed of de verrichting van een dienst toegevoegd dat ook de verzekering van het niet-gebruik van de dienst onder de vrijstelling valt. Verder wordt het maximumbedrag van de jaarlijkse premie verhoogd naar 600 EUR (vroeger 500 EUR). In afwijking daarvan geldt voortaan een maximumbedrag van 200 EUR per persoon indien de verzekering een aanvulling is op een dienst en de duur van de dienst gelijk is aan of minder is dan 3 maanden. De beperking van de looptijd van de verzekering tot 5 jaar werd afgeschaft. Ook werd de mogelijkheid om onder de vrijstelling aansprakelijkheids- en levensverzekerings­risico's te dekken niet langer beperkt tot de verzekering van met een reis verbonden risico's, maar werd wel bepaald dat deze mogelijkheid enkel bestaat wanneer de verzekering een aanvulling is van het goed of de dienst die de tussenpersoon zelf levert in het kader van zijn hoofdactiviteit.

Een belangrijke toevoeging van de IDD is dat een verzekeringsonderneming of -tussenpersoon die een distributieactiviteit uitoefent via een vrijgestelde nevenverzekeringstussenpersoon er toch voor moet zorgen dat aan bepaalde basisvereisten is voldaan om een minimale consumentenbescherming te garanderen [11]. Zo dient de verzekeringsonderneming of -tussenpersoon ervoor te zorgen dat informatie over zijn identiteit en adres en over de toepasselijke klachtenprocedures ter beschikking worden gesteld aan de klant, dat er passende en proportionele regelingen bestaan om te voldoen aan bepaalde door de IDD opgelegde gedragsregels [12] en om rekening te houden met de verlangens en behoeften van de klant (zie infra), en dat het informatiedocument over het verzekeringsproduct ter beschikking wordt gesteld aan de klant (zie infra).

5.Nevenverzekeringstussenpersonen die niet genieten van de vrijstelling zijn daarentegen onderworpen aan de bepalingen van de IDD, waaronder de inschrijvingsplicht. Op verschillende punten wordt voor hen echter een “light” regime voorzien, onder meer op het vlak van beroepsbekwaamheid en organisatorische vereisten (zoals de aansprakelijkheidsverzekering) en op het vlak van informatievereisten. Het weze ten slotte opgemerkt dat kredietinstellingen en beleggingsondernemingen uitgesloten zijn van de definitie van nevenverzekeringstussenpersoon zodat zij niet kunnen genieten van de vrijstelling, noch van het “light” regime [13].

6.Inleidende werkzaamheden - De uitsluiting van de zogenaamde louter inleidende werkzaamheden van de definitie van verzekeringsdistributie werd uitgebreid in de IDD. Worden niet beschouwd als verzekeringsdistributie: het incidenteel verstrekken van informatie aan een klant in de context van een andere beroepswerkzaamheid (reeds in de IMD), het louter verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekeringstussenpersonen of verzekeringsondernemingen (nieuw) en het louter verstrekken van informatie over verzekeringsproducten, een verzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming aan potentiële verzekeringnemers (nieuw) [14]. Telkens geldt ook de voorwaarde dat de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting of de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst.

7.Belgisch recht - In België lagen de regels inzake verzekeringsbemiddeling oorspronkelijk vervat in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (de wet Cauwenberghs). Deze wet werd in 2006 grondig gewijzigd naar aanleiding van de omzetting van de vroegere richtlijn inzake verzekeringsbemiddeling. In 2014 werden de bepalingen van de wet opgenomen in deel 6 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (de verzekeringswet of W.Verz.) [15].

8.De impact op het Belgisch recht van de uitbreiding van het toepassingsgebied van de IDD naar verzekeringsondernemingen die aan rechtstreekse verkoop doen zal niet enorm zijn. Ook nu worden verzekeringsondernemingen reeds geviseerd door een aantal informatievereisten en gedragsregels vervat in deel 6 van de verzekeringswet [16]. Verder zijn verschillende werknemers van verzekeringsondernemingen reeds onderworpen aan dezelfde vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verzekeringstussenpersonen [17]. Ten slotte zijn de verzekeringsondernemingen eveneens onderworpen aan de gedragsregels die in België werden ingevoerd naar aanleiding van de mifidisering van de verzekeringssector (AssurMiFID) en die sterk gelijkaardig zijn aan de bepalingen van hoofdstukken V en VI van de richtlijn. De werkzaamheden van verzekeringsondernemingen of door hun werknemers zullen weliswaar niet langer kunnen worden uitgesloten van de definitie van verzekeringsbemiddeling in de verzekeringswet [18]. De notie van verzekeringsbemiddeling wordt overigens beter vervangen door verzekeringsdistributie en de definitie ervan zal moeten worden aangevuld om de werkzaamheden van onder meer verzekeringswebsites te viseren.

Wat betreft de uitsluiting van de louter inleidende werkzaamheden van de definitie van verzekeringsbemiddeling werd in een mededeling van 20 februari 2009 van de vroegere Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen reeds verduidelijkt wat daar volgens de Belgische toezichthouder onder moet worden verstaan [19]. De inhoud van deze mededeling stemt overeen met hoe de inleidende werkzaamheden nu worden gedefinieerd in de IDD. De omschrijving van de louter inleidende werkzaamheden van de IDD zal nu weliswaar moeten worden opgenomen in de wet.

9.Ten slotte zullen de voorwaarden voor de vrijstelling van bepaalde nevenverzekeringstussenpersonen van de toepassing van de regels inzake verzekeringsbemiddeling wellicht in lijn worden gebracht met de bovenvermelde aanpassingen die de IDD op dit vlak heeft ingevoerd [20]. Hoewel het Belgisch recht ons inziens niet toelaat te stellen dat verzekeringsondernemingen of -tussenpersonen kunnen ontsnappen aan de op hen toepasselijke gedragsregels en informatievereisten louter door beroep te doen op een vrijgestelde verzekeringstussenpersoon, lijkt het aangewezen dat dit in de wet wordt verduidelijkt en dat uitdrukkelijk wordt bepaald dat (niet-vrijgestelde) distributeurs die beroep doen op een vrijgestelde nevenverzekeringstussenpersoon er niettemin voor moeten zorgen dat aan bepaalde verplichtingen wordt voldaan.

2. De inschrijvingsplicht voor verzekeringstussenpersonen

10.Inschrijvingsplicht - Verzekeringstussenpersonen en (niet-vrijgestelde) nevenverzekeringstussenpersonen dienen te worden ingeschreven in een register bij de bevoegde autoriteit in hun lidstaat van herkomst [21]. De richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat verzekeringsondernemingen en hun werknemers niet onderworpen zijn aan de inschrijvingsverplichting die voortvloeit uit de IDD. Verzekeringsondernemingen blijven weliswaar onderworpen aan de vergunningsplicht die voortvloeit uit de Europese richtlijn nr. 2009/138/EG van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II).

De IDD verplicht de lidstaten een onlineregistratiesysteem op te zetten, dat makkelijk toegankelijk is en waar het inschrijvingsformulier rechtstreeks online is in te vullen [22]. Indien er meer dan een register is in een lidstaat, moet er een “uniek loket” zijn waardoor een vlotte en snelle openbare toegang mogelijk is tot de informatie uit die registers [23].

11.Net zoals onder de vroegere richtlijn dienen de tussenpersonen de namen van de tot de leiding behorende natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor het verzekeringsdistributiebedrijf mee te delen, aangezien die tevens in het register moeten worden vermeld [24]. Onder de IDD dienen zij voortaan ook informatie mee te geven over de identiteit van hun aandeelhouders of leden - natuurlijke of rechtspersonen - die een deelneming van meer dan 10% in de tussenpersoon bezitten (en het bedrag van die deelnemingen), of van andere personen die nauwe banden [25] met de tussenpersoon hebben. Zij moeten bovendien informatie bezorgen waaruit blijkt dat die deelnemingen of nauwe banden geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit [26].

12.Belgisch recht - Op het vlak van de inschrijvings­vereisten heeft de IDD in België opnieuw geen enorme impact. Het koninklijk besluit van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet Cauwenberghs bepaalde reeds dat de FSMA de mogelijkheid kon voorzien om de aanvraag tot inschrijving en het dossier geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg in te dienen (art. 2, tweede lid). De FSMA heeft die mogelijkheid effectief voorzien zodat een registerinschrijving ook nu reeds volledig online kan gebeuren via de website van de FSMA. Ook het uniek loket is reeds een feit daar het volledige register van de in België ingeschreven verzekeringstussenpersonen te consulteren is op de website van de FSMA.

Verder dient een kandidaat-tussenpersoon in België bij zijn inschrijvingsaanvraag reeds een lijst van zijn aandeelhouders of vennoten te bezorgen die rechtstreeks of onrechtstreeks controle op hem uitoefenen [27]. De inschrijving zal slechts toegekend en gehandhaafd worden indien de FSMA overtuigd is van hun geschiktheid [28]. De FSMA verwacht tevens van kandidaat-makelaars dat zij een document invullen waarin wordt aangegeven of en in voorkomend geval bij welke andere rechtspersonen zij op hun beurt controle-uitoefenende aandeelhouder of vennoot zijn [29].

3. De vrijheden van dienstverlening en van vestiging

13.De bepalingen inzake het Europese paspoort, de mogelijkheid voor (neven)verzekeringstussenpersonen om aan grensoverschrijdende verzekeringsdistributie te doen door middel van vrijheid van vestiging of door middel van het vrij verkeer van diensten, werden grondig uitgewerkt in de IDD. In tegenstelling tot de vorige richtlijn, wordt het vrij verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging nu in afzonderlijke bepalingen geregeld.

14.Procedure - Wanneer een tussenpersoon de intentie heeft om voor het eerst in een andere lidstaat actief te zijn uit hoofde van het vrij verkeer van diensten of de vrijheid van vestiging, dient hij bepaalde gegevens over te maken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst [30]. De autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt deze informatie binnen een maand over aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst [31].

In geval van vrije verrichting van diensten stelt de autoriteit van de lidstaat van herkomst de tussenpersoon vervolgens in kennis dat de autoriteit van de lidstaat van ontvangst de informatie heeft ontvangen en dat de tussenpersoon er zijn werkzaamheden kan aanvangen. Zij meldt de tussenpersoon tegelijkertijd dat die moet voldoen aan de regels van algemeen belang van de lidstaat van ontvangst en waar die kunnen worden geraadpleegd [32]. In geval van vrijheid van vestiging, is de procedure licht anders. De lidstaat van ontvangst maakt binnen een maand nadat zij de nodige gegevens over de tussenpersoon heeft ontvangen, informatie over aan de lidstaat van herkomst inzake de regels van algemeen belang van de lidstaat van ontvangst. De autoriteit van de lidstaat van herkomst maakt die informatie op haar beurt over aan de tussenpersoon en bevestigt hem dat hij zijn werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst kan aanvangen. Indien de tussenpersoon die informatie niet heeft ontvangen binnen de maand nadat de autoriteit van de lidstaat van ontvangst de gegevens inzake de tussenpersoon heeft ontvangen, mag hij zijn bijkantoor sowieso oprichten en de werkzaamheden aanvatten [33].

15.De IDD voorziet voortaan uitdrukkelijk de mogelijkheid voor de lidstaat van herkomst om de vestiging van een tussenpersoon in een andere lidstaat te weigeren indien zij redenen heeft om te twijfelen aan de toereikendheid van de organisatiestructuur of de financiële positie van de tussenpersoon [34]. Indien de autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert de voormelde gegevens over te maken aan de autoriteit van de lidstaat van ontvangst, wordt de tussenpersoon hiervan binnen de maand ingelicht [35]. Voor de tussenpersoon staat tegen de beslissing een beroep open voor de rechtbanken van de lidstaat van herkomst.

16.Van groot praktisch nut is dat de richtlijn voorziet dat EIOPA (European Insurance and Occupational Pensions Authority) een centraal elektronisch register zal instellen dat toegankelijk is via haar website en waarop de gegevens beschikbaar worden gemaakt over (neven)verzekeringstussenpersonen die hun voornemen om grensoverschrijdende werkzaamheden uit te oefenen kenbaar hebben gemaakt [36]. Op die manier zal zeer makkelijk kunnen worden nagegaan welke tussenpersonen grensoverschrijdend werkzaam zijn onder het Europese paspoort en hoeven de lokale registers niet langer te worden geconsulteerd.

17.Maatregelen bij niet-nakoming verplichtingen - In tegenstelling tot de vorige richtlijn, wordt in de IDD veel aandacht besteed aan de verdeling tussen de lidstaten van herkomst en ontvangst van de bevoegdheid om maatregelen te treffen tegen (neven)verzekeringstussenpersonen die werkzaam zijn onder het Europese paspoort [37]. Het uitgangspunt is dat het aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst toekomt om passende maatregelen te treffen tegen een tussenpersoon nadat zij door de lidstaat van ontvangst wordt ingelicht over de niet-nakoming door die tussenpersoon van de verplichtingen opgelegd door de IDD. In verschillende gevallen kan de autoriteit van de lidstaat van ontvangst echter zelf optreden tegen de tussenpersoon die op zijn grondgebied actief is, bijvoorbeeld wanneer de onregelmatigheden blijven voortduren ondanks het optreden van de lidstaat van herkomst of wanneer onmiddellijk optreden noodzakelijk is. Naar gelang het geval is er al dan niet een voorafgaande aankondiging aan de autoriteit van de lidstaat van herkomst vereist.

De algemene bevoegdheid van de lidstaten van ontvangst om passende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van schendingen van de regels van algemeen belang blijft trouwens overeind, zij het dat er nu wel sprake moet zijn van een volstrekte noodzakelijkheid [38]. Net zoals onder de vorige richtlijn zijn de lidstaten verplicht om hun nationale bepalingen van algemeen belang op passende wijze bekend te maken. Nu moeten zij daarenboven informatie verstrekken over of en hoe zij ervoor gekozen hebben strengere bepalingen toe te passen op het vlak van bepaalde informatievereisten en gedragsregels [39]. De richtlijn voorziet tevens een aantal praktische modaliteiten om de toegang tot de zichtbaarheid van deze bepalingen te verbeteren [40].

18.Ten slotte krijgen de lidstaten van ontvangst nu ook uitdrukkelijk het recht om (na mededeling aan de lidstaat van herkomst) maatregelen te treffen om te voorkomen dat een verzekeringsdistributeur er actief is onder de vrije dienstverlening of de vrijheid van vestiging met als enige doel de regels te omzeilen die op hem van toepassing zouden zijn geweest indien hij zijn verblijfplaats of statutaire zetel in die lidstaat had, mits de werkzaamheden van de distributeur het goede functioneren van de verzekeringsmarkten in de lidstaat van ontvangst ernstig in gevaar brengen met betrekking tot de bescherming van de consument [41].

19.Belgisch recht - In België wordt de procedure voor het uitoefenen van verzekeringsdistributieactiviteiten door tussenpersonen onder het Europese paspoort geregeld in artikel 266 W.Verz., dat de regels ter zake van de vroegere richtlijn omzet. Deze bepaling zal onder meer moeten worden aangepast op het vlak van de termijn voor de aanvang van de werkzaamheden van de tussenpersoon onder het Europese paspoort, rekening houdend met het onderscheid dat de IDD op dit vlak invoert tussen de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging. Ook dient de mogelijkheid voor de FSMA om de vestiging van een tussenpersoon in een andere lidstaat te weigeren te worden toegevoegd.

De bevoegdheid van de FSMA om maatregelen te treffen tegen verzekeringstussenpersonen wordt onder meer geregeld in de artikelen 292 en 295 W.Verz. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de Belgische tussenpersonen en zij die afkomstig zijn van een andere lidstaat. Voor verzekeringsondernemingen wordt dergelijk onderscheid wel gemaakt [42]. De IDD kent nu weliswaar een verregaande bevoegdheid toe aan lidstaten van ontvangst om maatregelen te treffen tegen tussenpersonen die op hun grondgebied actief zijn zodat er geen enorm verschil bestaat met de mogelijkheid voor de Belgische toezichthouder om op te treden tegen Belgische en buitenlandse tussenpersonen. Toch lijkt het voor een correcte omzetting van de richtlijn aangewezen dat ook op het vlak van de maatregelen tegen tussenpersonen een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen Belgische tussenpersonen en tussenpersonen afkomstig van een andere lidstaat, net zoals voor verzekeringsondernemingen.

4. Organisatorische vereisten voor verzekeringsdistributeurs

20.In Hoofdstuk IV van de IDD worden de regels samengebracht inzake de vakbekwaamheid en andere organisatorische vereisten voor de verzekeringsdistributeurs zoals de aansprakelijkheidsverzekering, de klachtenregeling en de buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

21.Beroepskennis en vakbekwaamheid - De vereisten inzake adequate kennis en vakbekwaamheid werden aanzienlijk uitgebreid ten aanzien van de vorige richtlijn. De minimumvereisten inzake beroepskennis en vakbekwaamheid die van toepassing zijn op verzekeringstussenpersonen maken nu het voorwerp uit van een gedetailleerde opsomming in een bijlage bij de IDD [43]. Voortaan dienen ook de werknemers van verzekeringsondernemingen die het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen te beschikken over adequate kennis en vakbekwaamheid om hun taken naar behoren te kunnen vervullen [44]. Bovendien wordt nu uitdrukkelijk bepaald dat kennis en vakbekwaamheid het voorwerp moeten uitmaken van een voortdurende beroepsopleiding en bijscholing van ten minste 15 uur per jaar [45]. De vereisten op het gebied van kennis en vakbekwaamheid kunnen evenwel worden aangepast in functie van de specifieke werkzaamheid van de verzekeringsdistributeur en de gedistribueerde producten, in het bijzonder in het geval van nevenverzekeringstussenpersonen [46].

De IDD voert tevens de verplichting in voor verzekeringsondernemingen om interne beleidsmaatregelen en passende interne procedures in te voeren om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de verplichtingen inzake beroepskennis en vakbekwaamheid. Zij moeten daarvoor een functie creëren die toeziet op de toepassing van deze maatregelen en procedures [47].

22.Beroepsaansprakelijkheid - De verplichting voor verzekeringstussenpersonen om gedekt te zijn onder een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een andere vergelijkbare garantie voor aansprakelijkheid wegens beroepsnalatigheid blijft uiteraard bestaan, maar de minimale dekkingslimiet per schadegeval en per jaar werden verhoogd van 1.000.000 EUR en 1.500.000 EUR naar 1.250.000 EUR en 1.850.000 EUR. Ook nevenverzekeringstussenpersonen zijn aan deze verplichting onderworpen, maar de lidstaten zijn vrij het niveau van de garantie te bepalen, daarbij rekening houdend met de aard van de verkochte producten en de verrichtte activiteit [48].

23.Klachtenprocedures - De verplichting voor de lidstaten een procedure in te stellen die aan klanten en andere belanghebbenden, zoals consumentenorganisaties, de mogelijkheid biedt om klachten over verzekeringsdistributeurs in te dienen blijft bestaan. Voortaan wordt evenwel bepaald dat de klagers in alle gevallen een antwoord moeten ontvangen [49]. Voor wat betreft de buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures wordt niet langer bepaald dat de invoering ervan moet worden aangemoedigd door de lidstaten. De lidstaten worden eenvoudigweg verplicht om dergelijke procedures in te voeren, al dan niet door gebruik van reeds bestaande organen [50].

24.Belgisch recht - De impact van de regels van de IDD inzake de organisatorische vereisten op het Belgisch recht zal weerom beperkt zijn, vooral omdat de vereisten van beroepskennis en vakbekwaamheid met betrekking tot verzekeringsbemiddeling ook reeds van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen. De verantwoordelijken voor de distributie in een verzekeringsonderneming moeten reeds voldoen aan dezelfde vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verzekeringstussenpersonen [51]. Ook de andere personen binnen een verzekeringsonderneming die in contact staan met het publiek met het oog op het aanbieden of verkopen van verzekeringsproducten moeten aan bepaalde vereisten inzake beroepskennis voldoen [52]. De voortdurende bijscholing is eveneens reeds verplicht voor verzekeringstussenpersonen en voormelde werknemers van verzekeringsondernemingen, zij het dat het aantal uur per jaar verhoogd zal worden (momenteel is dit in België 30 uur per 3 jaar) [53]. Ook de verplichting voor verzekeringsondernemingen om een functie te creëren die erop toeziet dat de onderneming passende maatregelen treft om te voldoen aan de verplichtingen inzake beroepskennis en vakbekwaamheid bestaat eigenlijk al. De functie van compliance officer, die in 2011 werd ingevoerd voor verzekeringsondernemingen [54], houdt onder meer het toezicht in op de naleving door de verzekeringsonderneming van de wet van 4 april 2014, waarvan de vereisten van beroepskennis en vakbekwaamheid van verzekeringsondernemingen deel uitmaken [55].

In België dient beroepsaansprakelijkheid te worden gedekt onder een aansprakelijkheidsverzekering [56]. De minimale dekkingslimiet is momenteel vastgesteld op 1.000.000 EUR per schadegeval en 3.000.000 EUR per verzekeringsjaar [57]. Het eerste plafond zal, gelet op de IDD, wel moeten worden verhoogd naar 1.250.000 EUR. Verzekeringstussenpersonen dienen in België ook reeds verplicht toe te treden tot een buitengerechtelijke klachtenregeling [58]. Deze wordt waargenomen door de Ombudsdienst Verzekeringen [59].

5. Informatievereisten en gedragsregels ongeacht het type verzekeringsproduct

25.Algemeen - Een andere belangrijke vernieuwing ten aanzien van de vorige richtlijn is de substantiële uitbreiding van informatievereisten en gedragsregels voor verzekeringsdistributeurs. Deze regels zijn geïnspireerd op de MiFID-gedragsregels voor de bancaire sector zoals opgenomen in de richtlijn nr. 2014/65/EU van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van richtlijn nr. 2002/92/EG en richtlijn nr. 2011/61/EU (MiFID 2). Het weze wel opgemerkt dat de IDD voor (niet-vrijgestelde) nevenverzekeringstussenpersonen een beperktere informatieplicht voorziet en dat de informatieplicht niet geldt voor verzekeringen ter dekking van grote risico's [60].

26.De IDD legt ten eerste een aantal fundamentele gedragsregels vast. Vooreerst moeten de verzekeringsdistributeurs zich op loyale, billijke en professionele wijze inzetten voor de belangen van hun klanten. Bovendien moet de aan klanten of potentiële klanten verstrekte informatie correct, duidelijk en niet misleidend zijn. Dit geldt evenzeer voor publicitaire mededelingen die bovendien altijd duidelijk als zodanig herkenbaar moeten zijn [61].

27.Vergoeding - De IDD legt vervolgens verschillende regels op inzake de vergoeding met betrekking tot de verzekeringsdistributieactiviteit. Vooreerst geldt een algemeen beginsel dat de verzekeringsdistributeur niet wordt beloond en de prestaties van zijn werknemers niet worden beloond of beoordeeld op zodanige wijze dat er conflicten ontstaan met zijn plicht om in het belang van zijn klanten te handelen. Zo mag de distributeur op beloningsgebied, op het gebied van verkoopdoelen of anderszins, geen regeling hanteren die hemzelf of zijn werknemers ertoe kan aanzetten een klant een bepaald verzekeringsproduct aan te bevelen, terwijl de verzekeringsdistributeur een ander verzekeringsproduct zou kunnen aanbieden dat beter aan de behoeften van de desbetreffende klant zou voldoen.

Daarnaast wordt de verzekeringstussenpersoon een transparantieplicht opgelegd inzake de aard van de vergoeding(en) die hij ontvangt met betrekking tot een verzekeringsovereenkomst [62]. Vergoeding wordt daarbij op zeer ruime wijze opgevat: provisies, commissies en enigerlei andere soort betaling, met inbegrip van economische voordelen van welke aard ook (ongeacht of die worden betaald door de klant of door derden) [63]. Indien er wordt gewerkt op basis van een provisie die rechtstreeks door de klant wordt betaald, moet tevens het bedrag worden aangegeven of minstens de berekeningsmethode. Verzekeringsondernemingen dienen op hun beurt informatie te geven over de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst (bv. vaste of variabele verloning) [64]. De informatieplicht van tussenpersonen en verzekeringsondernemingen geldt eveneens indien de klant na het sluiten van de overeenkomst nog andere betalingen moet uitvoeren dan de premies en de geplande betalingen [65].

28.In tegenstelling tot wat MiFID 2 bepaalt voor onafhankelijk beleggingsadvies en vermogensbeheer [66], werd in de IDD dus niet gekozen voor een verbod op vergoedingen ontvangen van derden (de zogenaamde inducements), maar voor een transparantieplicht. Het gaat trouwens slechts om een beperkte transparantieplicht aangezien enkel over de aard van de vergoeding moet worden gecommuniceerd, niet over het bedrag ervan (behalve voor provisies die rechtstreeks door de klant worden betaald) [67]. Niettemin kent de IDD de lidstaten uitdrukkelijk de mogelijkheid toe om het aanbieden of aanvaarden van vergoedingen betaald of verstrekt aan verzekeringsdistributeurs door een derde toch te verbieden of te beperken [68]. Op een nochtans essentieel punt voor de consument legt de IDD de minimumnormen dus redelijk laag en laat ze uiteindelijk veel vrijheid aan de lidstaten zodat de harmonisatie van de richtlijn haar doel wat voorbij lijkt te schieten. Voor verzekeringen met een beleggingscomponent worden wel strengere minimumnormen en dus een hoger harmonisatieniveau voorzien (zie infra).

29.Zorgplicht - Een andere fundamentele plicht van de verzekeringsdistributeur is de zogenaamde zorgplicht. De zorgplicht houdt principieel in dat de distributeur de verwachtingen en behoeften van de klant moet vaststellen en ervoor moet zorgen dat het verzekeringsproduct dat hij voorstelt daarmee overeenstemt [69]. Of de zorgplicht verdergaat, hangt af van de vraag of de distributeur de klant al dan niet adviseert (d.i. een persoonlijke aanbeveling verstrekt met betrekking tot een of meer verzekeringsovereenkomsten [70]). Voor het sluiten van een overeenkomst moet de verzekeringsdistributeur aangeven of hij al dan niet advies verleent en - in het geval van een verzekeringstussenpersoon - of hij adviseert op grond van een onpartijdige analyse. Indien de distributeur heeft aangegeven advies te verstrekken moet hij ook uitleggen waarom een bepaald product het best aansluit bij de verlangens en behoeften van de klant [71]. Indien de verzekeringstussenpersoon heeft aangegeven dat hij advies geeft op grond van een objectieve en persoonlijke analyse, moet hij zijn advies bovendien baseren op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten [72]. De IDD ziet het adviseren van de klant met andere woorden niet als een verplichting die inherent is aan verzekeringsdistributie. De richtlijn laat wel uitdrukkelijk het recht aan de lidstaten om te bepalen dat het adviseren van de klant verplicht is bij de verkoop van verzekeringsproducten (of slechts een bepaalde soort verzekeringsproducten) [73]. Ook hier laat de richtlijn dus veel vrijheid aan de lidstaten.

30.Informatiefiche - In elk geval moet de verzekeringsdistributeur objectieve en relevante informatie verstrekken over het verzekeringsproduct, in een begrijpelijke vorm en rekening houdend met de complexiteit van het verzekeringsproduct en het soort klant, om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen [74]. In dit opzicht voert de IDD het gestandaardiseerde informatiedocument in voor de distributie van schadeverzekeringsproducten [75]. Aan de klant moet dus een informatiefiche worden verstrekt dat een overzicht biedt van de belangrijkste aspecten van het verzekeringsproduct en dat aan verschillende vormelijke en inhoudelijke voorschriften moet voldoen. EIOPA krijgt de opdracht om ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor een gestandaardiseerde presentatievorm van de informatiefiche uit te werken en voor te leggen aan de Commissie, die deze kan bekrachtigen [76]. Voor beleggingsverzekeringen werd het gebruik van dergelijke informatiefiche voorzien in de PRIIPs-verordening [77].

31.Vormvereisten informatie - De regels inzake de manier waarop bovenvermelde informatie aan de klant moet worden bezorgd werden eveneens hervormd. Waar de vorige richtlijn nog als regel stelde dat de informatie op papier of op een andere duurzame drager kon worden verstrekt, is de IDD strenger geworden in die zin dat nu als regel geldt dat de informatie op papier moet worden verstrekt [78]. Slechts indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, kan de informatie op een andere duurzame drager dan papier worden verstrekt [79]. Zo moet het gebruik van een andere duurzame drager passen in de context waarin met de klant zaken wordt gedaan en de klant moet de keuze hebben gekregen over de manier waarop de informatie hem wordt verstrekt. Een versoepeling ten aanzien van de vorige richtlijn is wel dat onder bepaalde voorwaarden de informatie nu ook via een website ter beschikking kan worden gesteld [80]. De klant krijgt evenwel steeds het recht om de informatie op eenvoudig verzoek en kosteloos op papier te krijgen [81].

32.Belgisch recht - De Belgische verzekeringssector maakte recentelijk het voorwerp uit van de zogenaamde mifidisering, wat inhoudt dat de MiFID-gedragsregels die oorspronkelijk enkel op de bancaire sector van toepassing waren sinds 1 mei 2015 [82] tevens van toepassing zijn op de verzekeringssector [83]. Het regelgevende kader van de AssurMiFID-regels gaat in essentie uit van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (zoals gewijzigd door een wet van 30 juli 2013 [84]), drie koninklijke besluiten van 21 februari 2014 [85] en een circulaire van de FSMA [86].

33.De AssurMiFID-gedragsregels zijn, net als de Hoofdstukken V en VI van de IDD, geïnspireerd op MiFID 2 zodat de IDD en het Belgisch recht ook hier reeds zeer gelijklopend zijn. Zo vormen de fundamentele gedragsregels van de IDD tevens de pijlers van de Belgische AssurMiFID-regels [87]. Distributeurs moeten evenzeer aan de zorgplicht voldoen, waarvan de draagwijdte varieert naargelang er advies wordt verleent [88]. De Belgische wetgever koos dus, net zoals de Europese wetgever, evenmin voor een adviesplicht. Wat betreft de vormvereisten inzake de informatieplichten onder de AssurMiFID-regels, geldt eveneens het principe dat de informatie slechts onder bepaalde voorwaarden op een andere duurzame drager dan papier of op een website mogen worden verstrekt aan de klant [89].

34.Op het vlak van vergoedingen gaat het Belgisch recht echter beduidend verder dan de richtlijn [90]. Zo mogen verzekeringsdistributeurs slechts vergoedingen of andere voordelen betalen aan of ontvangen van een derde (de zogenaamde inducements sensu stricto) indien kan worden aangetoond dat deze de kwaliteit van de dienstverlening aan de klant ten goede komen en geen afbreuk doen aan de fundamentele plicht om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de klant en de klant daar vooraf op uitvoerige wijze wordt over geïnformeerd. Vooral de informatieplicht is een stuk strenger dan de richtlijn in die zin dat voor elk type vergoeding of voordeel niet alleen de aard, maar ook het bedrag moet worden meegedeeld (of minstens de berekeningsbasis indien het bedrag op voorhand niet exact kan worden bepaald). Bovendien rust deze plicht niet alleen op de verzekeringstussenpersonen, maar ook op verzekeringsondernemingen. In de richtlijn rust de plicht om de klant in te lichten over vergoedingen betaald en ontvangen van derden enkel op de tussenpersonen.

Anderzijds lijkt het Belgisch recht op een aantal punten niet ver genoeg te gaan. Zo legt de richtlijn de verzekeringsondernemingen op om de klant in te lichten over de aard van de vergoeding die haar werknemers ontvangen met betrekking tot een verzekeringsovereenkomst. De Belgische AssurMiFID-regels voorzien deze plicht nog niet en zullen dus op dit punt moeten worden aangepast. Bovendien wordt in België de vergoeding die door een verzekeringsonderneming wordt betaald aan een verbonden verzekeringstussenpersoon (met wie de verzekeraar een verhouding van exclusiviteit heeft) niet als een vergoeding van een derde beschouwd zodat die niet onder de transparantieplicht valt voor inducements sensu stricto [91]. De richtlijn maakt op dit punt echter geen onderscheid tussen verbonden en niet-verbonden tussenpersonen zodat de transparantieplicht geldt ongeacht de aard van de verhouding tussen de tussenpersoon en de verzekeringsonderneming [92]. Het Belgisch recht zal de transparantieplicht dus ook moeten toepassen op vergoedingen die een verzekeringsonderneming betaalt aan verbonden tussenpersonen, althans minstens voor wat betreft de aard van de vergoeding.

35.De invoering van een gestandardiseerd informatiedocument bij de commercialisering van een verzekeringsproduct werd ook reeds voorzien in het Belgisch recht. Het zogenaamde transversaal KB van 25 april 2014 [93] verplicht banken, financiële instellingen en verzekeraars om bij de commercialisering van hun financiële producten aan niet-professionele cliënten vooraf een informatiefiche te bezorgen waarin op beknopte en vergelijkbare wijze de voornaamste kenmerken van het voorgesteld financieel product worden beschreven. De inwerkingtreding van de bepalingen van het transversaal KB met betrekking tot de informatiefiche werd echter gedeeltelijk uitgesteld in afwachting van de uitvoeringsmaatregelen van de PRIIPs-verordening, waarop het KB dan eventueel moet worden afgestemd [94]. Men wou voorkomen dat de banken, financiële instellingen en verzekeraars de door hen gebruikte modelfiches later zouden moeten aanpassen.

6. Aanvullende vereisten voor verzekeringsproducten met een beleggingscomponent

36.Algemeen - Voor verzekeringsproducten met een beleggingscomponent voorziet de IDD in haar Hoofdstuk VI verdergaande verplichtingen inzake informatievereisten en gedragsregels. Verzekeringen met een beleggingscomponent worden gedefinieerd als verzekeringsproducten waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, en waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties. Worden echter uitgesloten van de definitie: schadeverzekeringen, levensverzekeringen waarbij de uitkeringen enkel worden uitbetaald in geval van overlijden of bij onvermogen door letsels, ziekte of invaliditeit en pensioenverzekeringsproducten van de tweede en derde pijler [95]. Het weze opgemerkt dat een deel van de aanvullende vereisten voor verzekeringen met een beleggingscomponent reeds deel uitmaakten van de vorige richtlijn. MiFID 2 voegde in de IMD een Hoofdstuk IIIbis in met betrekking tot aanvullende vereisten ter bescherming van de klant met betrekking tot verzekeringen met een beleggingscomponent [96]. De verplichtingen in de nieuwe richtlijn gaan echter nog verder. De lidstaten kunnen er wel voor kiezen om bepaalde informatieverplichtingen niet toe te passen indien het om een professionele klant gaat [97].

37.Belangenconflicten - Verzekeringstussenpersonen en -ondernemingen moeten regelingen treffen om te voorkomen dat de belangen van klanten worden geschaad door belangenconflicten die zich bij het verrichten van het verzekeringsdistributiebedrijf kunnen voordoen. Het gaat om potentiële belangenconflicten tussen de distributeurs zelf (met inbegrip van hun bestuurders en werknemers, of een persoon die rechtstreeks of niet rechtstreeks met hen verbonden is door een zeggenschapsband) en hun klanten of tussen hun klanten onderling [98]. Daarvoor moeten de distributeurs enerzijds maatregelen treffen om belangenconflicten te identificeren en te vermijden en anderzijds moeten zij de klanten inlichten over de aard of de bronnen van mogelijke belangenconflicten indien deze, ondanks de getroffen preventiemaatregelen, niet geheel kunnen worden vermeden [99]. Deze informatie moet voldoende gedetailleerd zijn en moet op een duurzame drager worden bezorgd (een papieren versie is dus niet vereist, een website is daarentegen onvoldoende) [100]. De draagwijdte van voormelde verplichtingen kunnen verder worden uitgewerkt door de Europese Commissie aan de hand van gedelegeerde handelingen [101].

Vergoeding en kosten - Eveneens met het oog op het vermijden van belangenconflicten werden voor verzekeringsproducten met een beleggingscomponent strengere regels inzake vergoedingen en kosten voorzien. Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen moeten de (potentiële) klant inlichten over alle mogelijke kosten en bijhorende lasten van de verzekering, daarin begrepen de kosten van het eventuele verstrekte advies en eventuele betalingen door derden. Naast de transparantieplicht inzake inducements die geldt voor alle verzekeringen (zie supra), wordt voor verzekeringen met een beleggingscomponent voorzien dat de distributeur slechts aan zijn plicht om belangenconflicten te voorkomen voldoet indien de inducements geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst en geen afbreuk doen aan zijn plicht om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van zijn klanten. De Commissie kan de criteria uitwerken om te beoordelen of de inducements aan deze voorwaarden voldoen, daarbij onder meer rekening houdend met de aard van de diensten en aangeboden producten. De lidstaten mogen opnieuw strengere eisen opleggen aan distributeurs en kunnen met name het aanbieden of aanvaarden van inducements in verband met het verstrekken van verzekeringsadvies verbieden.

38.Zorgplicht - Voor verzekeringen met een beleggingscomponent wordt de zorgplicht versterkt met aanvullende vereisten waarvan de draagwijdte opnieuw afhangt van de vraag of de verzekeringstussenpersoon of -onderneming al dan niet advies verleent. Indien de distributeur geen advies verleent, dient hij over te gaan tot een adequaatheidstest (appropriateness test) waarbij hij aan de klant informatie vraagt over diens kennis en ervaring op beleggingsgebied om te beoordelen of de verzekering adequaat is voor de klant [102]. Indien geen informatie of slechts onvoldoende informatie werd verstrekt door de klant waardoor de distributeur niet in een positie verkeert om een oordeel te vellen over de adequaatheid of indien de distributeur op grond van de ontvangen informatie oordeelt dat het in overweging genomen product niet adequaat is, dient de klant daarvan te worden gewaarschuwd. De IDD bepaalt dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om distributeurs van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten vrij te stellen van de adequaatheidstest op voorwaarde dat de klant daarvan wordt ingelicht, de distributie wordt verricht op diens initiatief, de producten als niet-complex kunnen worden beschouwd en de distributeur zich wel nog steeds kwijt van zijn verplichtingen inzake belangenconflicten [103].

Indien de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming wel advies verleent aan de klant moet hij overgaan tot een zogenaamde geschiktheidstest (suitability test). Daarvoor dient hij de nodige informatie in te winnen bij de klant om ervoor te zorgen dat een product wordt aanbevolen dat voor die klant geschikt is rekening houdend niet alleen met diens kennis en ervaring, maar ook met diens financiële situatie en beleggingsdoelstellingen en strookt met diens risicotolerantie en vermogen om verliezen te dragen [104]. De klant zal een geschiktheidsverklaring ontvangen op een duurzame drager waarin het verstrekte advies wordt gespecificeerd, alsook hoe dit advies aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de klant beantwoordt [105]. De distributeur dient eveneens te melden of hij een periodieke geschiktheidsbeoordeling zal uitvoeren. In het positieve geval zal het periodieke rapport een bijgewerkte verklaring bevatten van de manier waarop de verzekering beantwoordt aan de voorkeuren, doelstellingen en andere kenmerken van de klant [106].

39.Belgisch recht - Ook de aanvullende vereisten van de IDD voor verzekeringen met een beleggingscomponent werden in het Belgisch recht geanticipeerd door de mifidisering van de verzekeringssector. Bij de aanbieding van spaar- en beleggingsverzekeringen geldt dus ook reeds de verdergaande zorgplicht en moet er, naargelang er al dan niet advies wordt verleend, een suitability-test of minstens een appropriateness-test worden uitgevoerd [107]. De klant moet tevens op voorhand worden ingelicht over alle kosten en bijhorende lasten die hem zullen worden aangerekend, aangezien die bepalend kunnen zijn voor zijn beslissing om voor een bepaalde verzekeringsovereenkomst te kiezen [108]. Evenwel dient de precieze inhoud van deze informatie in principe nog te worden toegelicht in een door de FSMA goed te keuren reglement. De voorwaarden die de richtlijn oplegt met betrekking tot inducements (geen afbreuk aan de kwaliteit van de dienstverlening en aan de plicht zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de klant) gelden ook reeds onder de AssurMiFID-regels (zie supra).

40.De verplichtingen met betrekking tot het beheer van belangenconflicten en de informatieplicht die daarmee verband houdt bestaan ook reeds onder de AssurMiFID-regels [109]. In tegenstelling tot de richtlijn gelden deze verplichtingen evenwel voor alle verzekeringen, dus niet enkel voor verzekeringen met een beleggingscomponent. Dit lijkt niet meteen problematisch gelet op het minimale karakter van de harmonisatie, maar strengere bepalingen dienen wel in overeenstemming met het Unierecht te zijn. Zij moeten met andere woorden een dwingende reden van algemeen belang nastreven, proportioneel en objectief noodzakelijk zijn. Bovendien bepaalt de richtlijn uitdrukkelijk dat de uit die strengere bepalingen voortvloeiende administratieve lasten beperkt moeten blijven en in verhouding moeten staan tot de bescherming voor de consument [110]. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat het Hof van Justitie van de Europese Unie vroeg of laat zal worden gevraagd zich uit te spreken over de verenigbaarheid van de algemene draagwijdte van de Belgische verplichtingen inzake het beheer van belangenconflicten met het Europees recht, mede gelet op de administratieve lasten die daaruit voortvloeien voor verzekeraars en tussenpersonen [111].

7. Regels inzake koppelverkoop

41.Hoofd- of nevenproduct - In Hoofdstuk V van de IDD worden tevens regels opgenomen met betrekking tot koppelverkoop waarvan één onderdeel een verzekeringsproduct is [112]. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen het aanbod van een verzekeringsproduct met een ander product of dienst (een zogenaamd “nevenproduct of -dienst”) die geen verzekering is en anderzijds het omgekeerde geval, namelijk het aanbod van een product of dienst die geen verzekering is met een verzekeringsproduct als nevenproduct.

In het eerste geval, dus wanneer de verzekering het hoofdproduct is, moet de distributeur voortaan duidelijk maken aan de klant of de verschillende componenten van het pakket afzonderlijk kunnen worden verkocht [113]. In het positieve geval, dient de distributeur een adequate beschrijving te geven van de verschillende componenten, alsook afzonderlijke informatie over de kosten en lasten van elke component [114]. Indien het risico of de dekking verschillen naargelang het verzekeringsproduct afzonderlijk wordt aangeboden of in een pakket, dient de distributeur daarbovenop een adequate beschrijving te geven van de wijze waarop de interactie van de verschillende componenten het risico en de verzekeringsdekking wijzigt [115]. Hij moet met andere woorden duidelijk maken wat de verschillen in het risico of de verzekeringsdekking zijn naargelang het verzekeringsproduct afzonderlijk dan wel als deel van een pakket wordt aangeboden. In het omgekeerde geval, wanneer het verzekeringsproduct het nevenproduct is, moet de klant de mogelijkheid krijgen om de verschillende componenten afzonderlijk aan te schaffen [116]. Deze verplichting geldt echter niet wanneer de verzekering een nevenproduct is bij een beleggingsdienst- of activiteit, een kredietovereenkomst of een betaalrekening. De richtlijn benadrukt tevens dat de regels inzake koppelverkoop de distributie van verzekeringsproducten die verschillende risico's dekken geenszins belet [117].

42.Belgisch recht - Het Belgisch recht kent nog steeds een verbod op koppelverkoop waarbij één van de bestanddelen een financiële dienst is, zoals een verzekering [118]. In een arrest van 18 juli 2013 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat het Belgische verbod op gezamenlijk aanbod met een financiële dienst als bestanddeel, verenigbaar is met het Europees recht [119]. De IDD bepaalt trouwens uitdrukkelijk dat de lidstaten inzake koppelverkoop strengere bijkomende maatregelen mogen treffen of in individuele gevallen ingrijpen om koppelverkoop van een verzekering met een nevendienst- of product die geen verzekering is te verbieden, indien kan worden aangetoond dat deze praktijken nadelig zijn voor de consument [120].

Bij de omzetting van de IDD zal het verbod op koppelverkoop waarvan minstens één bestanddeel een financiële dienst is dus vermoedelijk niet in vraag worden gesteld. Er dient echter wel rekening te worden gehouden met een belangrijke uitzondering op dit verbod: het gezamenlijk aanbod van financiële diensten die een geheel vormen [121]. Wanneer een verzekering wordt aangeboden met een andere financiële dienst die geen verzekering is en die als een geheel kunnen worden beschouwd, is het verbod op koppelverkoop niet van toepassing. In die hypothese zullen de nieuwe regels van de richtlijn inzake koppelverkoop wel een rol spelen en moeten worden toegepast zodat die wel degelijk naar Belgisch recht zullen moeten worden omgezet.

8. Toezicht op producten en governancevereisten

43.Productgoedkeuringsproces - In de richtlijn wordt ten slotte een bijzondere verplichting ingevoerd voor de verzekeringsondernemingen en -tussenpersonen die zelf verzekeringsproducten ontwikkelen voor verkoop aan klanten (“ontwikkelaars”): zij moeten een zogenaamd productgoedkeuringsproces invoeren dat wordt toegepast op elk nieuw verzekeringsproduct en bij elke significante aanpassing van bestaande verzekeringsproducten [122]. Dit productgoedkeuringsproces moet in verhouding staan tot en passen bij de aard van het verzekeringsproduct. Verzekeringsproducten die betrekking hebben op grote risico's zijn echter niet onderworpen aan deze regels [123].

Concreet bepaalt de IDD dat voordat een product op de markt wordt gebracht (of een significante aanpassing wordt doorgevoerd) de beoogde doelmarkt wordt gespecificeerd en er een distributiestrategie wordt uitgewerkt die in samenhang is met de beoogde doelmarkt. Er moeten dan redelijke stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat het product effectief wordt gedistribueerd op de beoogde doelmarkt. Daarnaast moeten verzekeringsondernemingen op regelmatige wijze nagaan of het verzekeringsproduct nog steeds beantwoordt aan de behoeften van de beoogde doelgroep en de geplande distributiestrategie passend blijft. De verzekeringsondernemingen en betrokken tussenpersonen moeten ten slotte aan de distributeurs alle adequate informatie verstrekken over het verzekeringsproduct en het productgoedkeuringsproces (met inbegrip van de geïdentificeerde doelmarkt). De distributeurs die de producten niet zelf ontwikkelen zorgen er van hun kant voor dat zij die informatie verkrijgen en de kenmerken en de beoogde doelgroep van de producten begrijpen.

44.Ook hier werd de inspiratie gevonden in MiFID 2 [124]. Het doel van het producttoezicht en de governancevereisten is ervoor te zorgen dat verzekeringsproducten voldoen aan de behoeften van de doelmarkt waardoor misleidende verkopen worden vermeden. Zij vormen dan ook een essentieel onderdeel van de nieuwe wettelijke voorschriften van de richtlijn betreffende verzekeringsdistributie. De IDD legt echter enkel de beginselen vast inzake het toezicht op producten en de governancevereisten. Deze beginselen moeten door de Europese Commissie verder worden uitgewerkt aan de hand van gedelegeerde handelingen [125].

45.Richtsnoeren - EIOPA heeft ondertussen voorbereidende richtsnoeren gepubliceerd over producttoezicht en governanceregelingen [126]. Deze introduceren zeer expliciete processen en maatregelen met betrekking tot het ontwerp en het in de handel brengen van nieuwe verzekeringsproducten, alsook het monitoren en evalueren van deze producten tijdens hun levensduur. Zo hebben de regelingen die in de richtsnoeren worden uiteengezet betrekking op het identificeren van de doelmarkt waarvoor het product geschikt wordt geacht (alsook van de marktsegmenten waarvoor het product niet geschikt wordt geacht), het uitvoeren van passende tests om de verwachte productprestaties in verschillende stressvolle scenario's te beoordelen, het voortdurend monitoren van de producten om te controleren of de productprestaties kunnen leiden tot nadelige gevolgen voor de klant en zo ja, om corrigerende maatregelen te treffen om de nadelige gevolgen te verhelpen. Ook de distributiestrategie maakt het voorwerp uit van de richtsnoeren. De regelingen hebben betrekking op het identificeren van de relevante distributiekanalen en het monitoren dat de distributiekanalen in overeenstemming met het producttoezicht en de governanceregelingen van de ontwikkelaar handelen. Het document van EIOPA bevat tevens richtsnoeren voor distributeurs die zelf geen verzekeringsproducten ontwikkelen en die erop gericht zijn regelingen voor productdistributie vast te stellen en uit te voeren. De richtsnoeren zullen worden geëvalueerd en desnoods herzien na de vaststelling van de gedelegeerde handelingen.

46.Belgisch recht - De verplichting tot het invoeren van een productgoedkeuringsproces is nieuw voor het Belgisch recht en zal wellicht de grootste impact hebben op de verzekeringssector. Hoewel men kan aannemen dat ontwikkelaars vandaag reeds bepaalde interne procedures hanteren voor de goedkeuring en het op de markt brengen van een product, zullen deze procedures voortaan wettelijk omkaderd worden en zal de toepassing ervan door de FSMA kunnen worden gecontroleerd. Hoewel de richtsnoeren van EIOPA al een idee geven van wat zal worden verwacht van de distributeurs, zal de concrete draagwijdte van de verplichting vooral afhangen van de gedelegeerde handelingen die de Europese Commissie op dit vlak zal vaststellen. Verschillende auteurs formuleerden in elk geval al hun bedenkingen bij de praktische implicaties van de nieuwe verplichtingen [127].

[1] Jurist te Brussel.
[2] Art. 42 en 45 IDD.
[3] R.O. 75 IDD.
[4] De richtlijn heeft ook betrekking op herverzekeringsdistributie, maar daar wordt in deze bijdrage niet op ingegaan.
[5] R.O. 7 IDD.
[6] Art. 1, 1. en 2. en art. 2, 1., 1. en 8. IDD.
[7] Art. 2, 1., 1. IDD.
[8] Websites die worden beheerd door overheidsinstanties of consumentenorganisaties, die niet gericht zijn op het sluiten van een overeenkomst, maar louter verzekeringsproducten vergelijken die op de markt beschikbaar zijn, worden echter niet geviseerd (R.O. 12 IDD).
[9] Art. 2, 1., 3. en 4. IDD.
[10] Art. 1, 3. en art. 2, 1., 4 IDD. Art. 2 IMD.
[11] Art. 1, 4. IDD.
[12] Namelijk de regels die het voorwerp uitmaken van de art. 17 tot 24 van de richtlijn (fundamentele gedragsregels, regels inzake vergoeding, zorgplicht, en koppelverkoop) en van toepassing zijn ongeacht het type verzekeringsproduct.
[13] Art. 2, 1., 4. IDD.
[14] Art. 2, 2., a), c) en d) IDD.
[15] Voor een uitgebreid overzicht van de Belgische regels inzake verzekeringsbemiddeling, zie onder meer: J. André-Dumont, “De verzekeringsbemiddeling”, X, Kluwer's Verzekeringshandboek, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, losbl., I.2.2-01-I.2.2-97 (108 p.); C. Verdure, L'intermédiation et la distribution en assurance, Limal, Anthemis, 2012, 254 p.; Y. Merchiers, J. Rogge en K. Bernaux (eds.), De verzekeringsbemiddeling en de verzekeringsdistributie. Een juridische benadering, Gent, Mys & Breesch, 1996, 229 p.
[16] Art. 276 W.Verz.
[17] Art. 259, eerste en tweede lid W.Verz.
[18] Art. 5, 46° W.Verz.
[19] Mededeling CBFA_2009_10 van 20 februari 2009, www.fsma.be.
[20] Art. 258, 2° W.Verz. Eenzelfde vrijstelling wordt voorzien in de Belgische AssurMiFID-regels. Ook daar zullen de voorwaarden voor de vrijstelling wellicht worden aangepast.
[21] Art. 3, 1., eerste en tweede lid IDD.
[22] Art. 3, 2., tweede lid IDD.
[23] Art. 3, 3. IDD.
[24] Art. 3, 1., achtste lid IDD.
[25] Voor de definitie van nauwe banden wordt verwezen naar art. 13, 17° van de richtlijn 2009/138/EG (art. 2, 1., 13): “een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door zeggenschap of deelneming, of een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon”.
[26] Art. 3, 6. IDD.
[27] Art. 4, 2° KB van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet Cauwenberghs.
[28] Art. 269, 2° W.Verz.
[29] Toelichtingsnota van de FSMA over de inschrijving van verzekeringstussenpersonen, p. 11 (www.fsma.be).
[30] Art. 4, 1. en art. 6, 1. IDD. Naam, adres en inschrijvingsnummer van de tussenpersoon, lidstaat of lidstaten waar de tussenpersoon actief wil zijn, categorie van tussenpersonen waartoe hij behoort en relevante verzekeringsbranches. In geval van vrijheid van vestiging, dienen ook nog het adres in de lidstaat van ontvangst waar documenten kunnen worden opgevraagd en de naam van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het bijkantoor of permanente aanwezigheid te worden meegedeeld.
[31] Art. 4, 2. en art. 6, 2. IDD.
[32] Art. 4, 2. IDD.
[33] Art. 6, 2. IDD.
[34] Art. 6, 2., eerste lid IDD.
[35] Art. 6, 3. IDD.
[36] Art. 3, 4. IDD. De website van EIOPA bevat reeds een register van verzekeringsondernemingen die vergund zijn om te opereren binnen de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte.
[37] Art. 5 en 8 IDD.
[38] Art. 9, 1. IDD.
[39] Art. 11, 1. en art. 22, 2. IDD.
[40] Art. 11, 2. en 3. IDD.
[41] Art. 9, 2. IDD.
[42] Zie onder meer art. 288-291 W.Verz.
[43] Art. 10, 2., zesde lid IDD.
[44] Art. 10, 1. IDD. Net zoals voor de werknemers van verzekeringstussenpersonen hoeven de vereisten inzake kennis en vakbekwaamheid echter niet toegepast te worden op alle natuurlijke personen in de verzekeringsonderneming. De vereisten moeten wel minstens van toepassing zijn op de relevante personen in de leiding van die ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor distributie inzake verzekerings- en herverzekeringsproducten alsmede iedere andere persoon die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsdistributie bezighoudt (art. 10, 2., vijfde lid IDD).
[45] Art. 10, 2., eerste, tweede en derde lid IDD.
[46] Art. 10, 2., vierde lid IDD.
[47] Art. 10, 4. IDD.
[48] Art. 10, 5. IDD.
[49] Art. 14 IDD.
[50] Art. 15 IDD.
[51] Art. 259, eerste lid W.Verz.
[52] Art. 259, tweede lid W.Verz.
[53] Art. 270, § 7 W.Verz.
[54] Art. 87bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna: “wet van 2 augustus 2002”), ingevoegd door het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector.
[55] Art. 87bis, § 1, a) en 45, § 1, eerste lid, 3° wet van 2 augustus 2002.
[56] Art. 268, § 1, eerste lid, 3° W.Verz. en art. 18 KB van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet Cauwenberghs.
[57] Art. 19 KB van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet Cauwenberghs.
[58] Art. 268, § 1, eerste lid, 6° W.Verz.
[59] Art. 24bis KB van 25 maart 1996 tot uitvoering van de wet Cauwenberghs.
[60] Art. 21 en 22, 1. IDD.
[61] Art. 17 IDD.
[62] Art. 19, 1., IDD.
[63] Ook (niet-vrijgestelde) nevenverzekeringstussenpersonen dienen de klant in te lichten over de aard van de vergoeding(en) die zij ontvangen (art. 21 IDD).
[64] Art. 19, 4. IDD.
[65] Art. 19, 3. en 5. IDD.
[66] Art. 24, 7. en 8. IDD.
[67] Art. 19, 2. IDD.
[68] Art. 22, 3. IDD.
[69] Art. 20, 1., eerste en tweede lid IDD.
[70] Art. 2, 1., 15. IDD.
[71] Art. 20, 1., derde lid IDD.
[72] Art. 20, 3. en art. 29, 3., vierde lid IDD.
[73] Art. 22, 2., derde lid IDD.
[74] Art. 20, 4. IDD.
[75] Art. 20, leden 5-8 IDD.
[76] Art. 20, 9. en art. 19, 3., derde lid IDD.
[77] Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten', Pb.L. 9 december 2014, afl. 352; err. Pb.L. 13 december 2014, afl. 358.
[78] Art. 23, 1. IDD.
[79] Art. 23, 2. en 4. IDD.
[80] Art. 23, 5. IDD.
[81] Art. 23, 3. IDD.
[82] De oorspronkelijke datum van inwerkingtreding van de AssurMiFID regels (30 april 2014) werd door het Grondwettelijk Hof vernietigd en vastgesteld op 1 mei 2015 (GwH 11 juni 2015, nr. 86/2015, www.const-court.be).
[83] Voor algemene besprekingen van de mifidisering van de verzekeringssector, zie onder meer: C. Devoet, “'Mifidisation' du secteur de l'assurance - Une réforme dont l'utilité reste à prouver”, For.ass. 2014, afl. 145, 152-153; J. Fagnart, “La 'mifidisation' de l'assurance ou l'art du trompe-l'oeil”, For.ass. 2014, afl. 145, 110-113; P. Moreau, “Les règles MiFID applicables au secteur de l'assurance: portrait d'une audacieuse réforme”, RGAR 2014, afl. 6, nr. 15.092 (11 p.); C. Verdure, “Quelques réflexions - critiques - sur la réforme Twin peaks II”, For.ass. 2014, afl. 145, 114-119.
[84] Wet van 30 juli 2013 tot versterking van de bescherming van de afnemers van financiële producten en diensten alsook van de bevoegdheden van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en houdende diverse bepalingen (I) (BS 30 augustus 2013, p. 60.090).
[85] Het koninklijk besluit van 21 februari 2014 over de regels voor de toepassing van de artikelen 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten op de verzekeringssector (“KB N1”), het koninklijk besluit van 21 februari 2014 inzake de krachtens de wet vastgestelde gedragsregels en regels over het beheer van belangenconflicten, wat de verzekeringssector betreft (“KB N2”) en het koninklijk besluit van 21 februari 2014 tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (“KB nr. 3”).
[86] Circulaire FSMA_2015_14 van 1 september 2015 met betrekking tot de wijziging van de wet van 27 maart 1995 en de uitbreiding van de MiFID-gedragsregels tot de verzekeringssector (www.fsma.be).
[87] Art. 26, tweede lid wet van 2 augustus 2002; art. 277, § 1 W.Verz; M. Thirion en T. Gillis, “Zorgplicht”, T.Verz. 2014, dossier nr. 20, 63-99; F. Long­fils en I. Oleksy, “Les nouvelles obligations d'information et de diligence issues de la 'mifidisation' du secteur de l'assurance”, For.ass. 2014, afl. 145, 120-136.
[88] Art. 273, § 2 en 3 en art. 276 W.Verz.
[89] Art. 275, § 2 W.Verz.; art. 6 KB N1.
[90] Voor meer uitleg over de AssurMiFID-regels inzake vergoedingen, zie onder meer: A. Catteau en S. Lodewijckx, “Transparence des rémunérations: était-elle inéluctable?”, T.Verz. 2014, dossier nr. 20, 117-138; J. Dandoy, “'Mifidisation' du secteur de l'assurance - Rémunérations, conflits d'intérêts, rapports aux clients, dossiers clients, connaissances requises et sanctions civiles”, For.ass. 2014, afl. 145, 137-142.
[91] Circulaire FSMA_2015_14, p. 47.
[92] In R.O. 16 van de IDD wordt trouwens bepaald dat de richtlijn een gelijk speelveld en concurrentie onder dezelfde voorwaarden moet bevorderen voor tussenpersonen, ongeacht of zij aan een verzekeringsonderneming verbonden zijn en dat consumenten er baat bij hebben als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden gedistribueerd op voorwaarde dat zij vergelijkbare regels inzake consumentenbescherming moeten toepassen.
[93] Koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten (BS 12 juni 2014).
[94] Koninklijk besluit van 2 juni 2015 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten, BS 10 juni 2015.
[95] Art. 2, 1., 17. IDD.
[96] Deze bepalingen moesten worden omgezet tegen 3 juli 2016 (art. 93 richtlijn 2014/65/EU). De IDD laat die omzettingstermijn onverlet (art. 44 IDD).
[97] Art. 22, 1., tweede lid IDD. Met een professionele klant wordt bedoeld een klant die voldoet aan de criteria vastgesteld in bijlage II van MiFID 2.
[98] Art. 27 IDD.
[99] Art. 28, 1. en 2. IDD.
[100] Art. 28, 3. IDD.
[101] Art. 28, 4. IDD.
[102] Art. 30, 2. IDD.
[103] Art. 30, 3. IDD.
[104] Art. 30, 1. IDD.
[105] Art. 30, 5., tweede lid IDD.
[106] Art. 30, 5., vierde lid IDD.
[107] Art. 4, 3° KB N1 en art. 17 KB N2; M. Thirion en T. Gillis, “Zorgplicht”, T.Verz. 2014, dossier nr. 20, 63-99; F. Longfils en I. Oleksy, “Les nouvelles obligations d'information et de diligence issues de la 'mifidisation' du secteur de l'assurance”, For.ass. 2014, afl. 145, 120-136.
[108] Art. 4, 3° KB N1; art. 9 KB N2.
[109] Art. 16-32 KB N2; Q. De Thysebaert, “Les conflits d'intérêts et leur gestion dans le secteur de l'assurance depuis la réforme Twin Peaks II”, T.Verz. 2014, dossier nr. 20, 101-115.
[110] R.O. 52 en art. 11, 2. IDD.
[111] Voor de strengere Belgische regels inzake vergoedingen lijkt dit risico zich niet echt te stellen aangezien de richtlijn een onbeperkte mogelijkheid voorziet om beperkingen of zelfs verboden in te voeren op inducements (art. 22, 3. IDD).
[112] F. Goyens en E. Beerts, “New European rules with regard to cross-selling”, T.Verz. 2015, afl. 4, 388-394.
[113] Er wordt verduidelijkt dat deze regels de distributie van verzekeringsproducten die meerdere risico's dekken niet beletten (art. 24, 5. IDD).
[114] Art. 24, 1. IDD.
[115] Art. 24, 2. IDD.
[116] Art. 24, 3. IDD.
[117] Art. 24, 5. IDD.
[118] Art. VI.81, § 1 WER.
[119] Het Hof van Justitie velde dit arrest naar aanleiding van een prejudiciële vraag gesteld in een geding tussen Citroën Belux NV en de Federatie voor Verzekerings- en Financiële Tussenpersonen (FvF) over de geldigheid van de handelspraktijk van Citroën waarbij bij de aankoop van een Citroën-voertuig 6 maanden omniumverzekering gratis werd aangeboden (HvJ 18 juli 2013, C-265/12, Citroën Belux NV / FVF).
[120] Art. 24, 7. IDD.
[121] Art. VI.81, § 2, 1° WER.
[122] Art. 25, 1. IDD. Deze verplichting is niet van toepassing op de verzekering van grote risico's (art. 25, 4. IDD).
[123] Art. 25, 4. IDD.
[124] Art. 16, 3. MiFID 2.
[125] Art. 25, 2. IDD.
[126] Voorbereidende richtsnoeren over producttoezicht en governanceregelingen voor verzekeringsondernemingen en verzekeringsdistributeurs, beschikbaar op de website van de FSMA (www.fsma.be).
[127] T. Gillis, “Enkele kritische bedenkingen bij de richtlijn betreffende verzekeringsdistributie vanuit een Europees en een Belgisch perspectief”, T.Verz., 2016/1, 115-116; P. Pailler, “Appréciation du 'marché cible' en matière de commercialisation de produits”, RISF, 2015/4, 78-81; P.-G. Marly, “Distribution des contrats d'assurance: le nouveau paradigme européen”, JCP E, 2016/26, 48; G.V. Rodriguez, “Directive IDD ou la fin de l'homogénéité de la réglementation relative aux produits d'assurance?”, RISF, 2016/1, 19.