Article

Het verhaal van de Europese Unie als werkgever, R.D.C.-T.B.H., 2016/10, p. 946-951

VERBINTENISSEN UIT ONRECHTMATIGE DAAD
Schade - Algemeen - Verordening EG, EGKS, Euratom nr. 259/68 van 29 februari 1968 - Statuut EG-ambtenaren - Subrogatierecht Unie - Ruime uniforme uitlegging begrip aansprakelijke derde - Uitkeringen niet definitief voor rekening van Unie - Verkeersongeval - BA-motorrijtuigenverzekering
Het begrip “aansprakelijke derde” in artikel 85bis, 1. verordening EG, EGKS, Euratom nr. 259/68 van 29 februari 1968 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, moet binnen de rechtsorde van de Unie autonoom en uniform worden uitgelegd. Indien de uitlegging van het begrip “aansprakelijke derde” afhankelijk zou zijn van in het nationaal recht voorziene categorieën, zou er een risico bestaan dat de Unie in het ene nationale rechtsstelsel wél en in het andere niet wordt gesubrogeerd in de rechten van een ambtenaar in een situatie die betrekking heeft op aansprakelijkheid, hetgeen, afhankelijk van het toepasselijk nationaal recht, verschillen in het leven zou roepen bij de toepassing van het statuut ten gunste van bepaalde ambtenaren.
Gelet op het doel van de in artikel 85bis, 1. van het statuut voorziene subrogatie, moet het begrip “aansprakelijke derde” ruim worden uitgelegd en kan het niet enkel tot schuldaansprakelijkheid worden beperkt.
Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen vastgesteld bij verordening nr. 259/68 kan niet worden uitgelegd in de zin dat de uitkeringen die de Unie verplicht is te betalen uit hoofde van artikel 73, dat beoogt de risico's van ziekte en ongevallen te dekken en artikel 78, dat betrekking heeft op de betaling van een invaliditeitspensioen, definitief voor haar rekening moeten blijven.
OBLIGATIONS (QUASI) DÉLICTUELLES
Dommage - Généralités - Règlement CEE, EGKS, Euratom nr. 259/68 du 29 février 1968 - Statut des fonctionnaires des Communautés européennes - Droit de subrogation de l'Union - Interprétation large et uniforme de la notion de tiers responsable - Prestations pas définitivement à charge de l'Union - Accident de voiture - Assurance RC auto
La notion de « tiers responsable », visée à l'article 85bis, 1., du statut des fonctionnaires des Communautés européennes établi par le règlement CEE, Euratom, CECA n° 259/68 du 29 février 1968 fixant le statut des fonctionnaires des Communautés européennes ainsi que le régime applicable aux autres agents de ces Communautés doit recevoir une interprétation autonome et uniforme dans l'ordre juridique de l'Union. Si l'interprétation de la notion de « tiers responsable » relevait de catégories prévues par le droit national, il existerait un risque que l'Union se subroge dans les droits d'un fonctionnaire concernant une situation de responsabilité en fonction d'un droit national mais pas en fonction d'un autre, ce qui créerait des disparités dans l'application du statut des fonctionnaires à l'avantage de certains fonctionnaires, en fonction du droit national applicable.
Compte tenu de la finalité de la subrogation prévue à l'article 85bis du statut, la notion de « tiers responsable » doit recevoir une interprétation large et ne saurait être limitée à la seule responsabilité pour faute.
Le statut des fonctionnaires des Communautés européennes établi par le règlement n° 259/68, ne peut pas être interprété en ce sens que, les prestations que l'Union est tenue d'honorer au titre de l'article 73 du statut, visant à couvrir les risques de maladie et d'accident et de l'article 78, pour le versement d'une pension d'invalidité, doivent définitivement rester à sa charge.
Het verhaal van de Europese Unie als werkgever
Ingrid Boone [1] et Geert Jocqué [2]
a. Wat voorafging

1.Op 28 mei 2002 was C., ambtenaar van de Europese Unie, het slachtoffer van een verkeersongeval te Etterbeek bij het oversteken van de rijbaan. Zij werd gegrepen door een moto en zwaar gekwetst. Volgens de deskundige was zij blijvend invalide voor 60%, wat een blijvende arbeidsongeschiktheid van 55% opleverde. Hierdoor was het slachtoffer definitief ongeschikt om haar vroegere beroep of een andere professionele activiteit uit te oefenen. De Unie was genoodzaakt haar ambtenaar op pensioen te stellen.

2.Op grond van het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie [3] (verder “het statuut”) doet de Unie verschillende uitgaven ten voordele van de getroffen ambtenaar. Zij vergoedt de medische kosten, betaalt het loon van de ambtenaar verder uit en staat na de oppensioenstelling in voor de betaling van het invaliditeitspensioen. De Unie vordert van de verzekeraar van de motorrijder terugbetaling van deze uitgaven. Zij beroept zich hierbij op de subrogatie bepaald in artikel 85bis van het statuut en in ondergeschikte orde op een zelfstandig verhaalsrecht. Zij vordert zowel op grond van aansprakelijkheid van de motorrijder als op basis van artikel 29bis WAM.

3.Bij het vonnis van 13 oktober 2014 oordeelt de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dat niet de motorrijder maar wel de ambtenaar aansprakelijk is voor het ongeval. Een vordering op grond van aansprakelijkheid tegen de WAM-verzekeraar van de motorrijder is dus uitgesloten. De rechtbank analyseert verder de voorwaarden voor de toepassing van artikel 29bis WAM, hetgeen leidt tot vier prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De eerste drie vragen hebben betrekking op de omvang van de subrogatie van de Unie in de rechten van haar ambtenaar. De vierde vraag betreft het zelfstandig verhaalsrecht van de Unie. Meer bepaald wenst de rechtbank te vernemen of de uitgaven van de Unie al dan niet definitief voor diens rekening moeten blijven. We staan eerst stil bij het subrogatoire verhaal van de Unie tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig (B.). Vervolgens gaan we in op het zelfstandig verhaalsrecht van de Unie voor de loonuitgaven (C.) en voor de invaliditeitsuitkering (D.).

b. Subrogatoir verhaal van de Unie tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig

4.Een ambtenaar van de Europese Unie is op grond van de artikelen 72 et seq. van het statuut verzekerd tegen de risico's die uit ongevallen voortvloeien. De Unie draagt in de eerste plaats de medische kosten. Bij een blijvende algehele invaliditeit keert de Unie hem verder het in het statuut bepaalde kapitaal uit. Bovendien heeft de ambtenaar lastens de Unie recht op een invaliditeitsuitkering wanneer hij blijvend volledig invalide is en hierdoor het werk dat met een ambt van zijn functiegroep overeenkomt, niet meer kan verrichten [4].

5.Op grond van artikel 85bis van het statuut treedt de Unie van rechtswege in alle rechten en rechtsvorderingen van die persoon of zijn rechtverkrijgenden ten aanzien van de aansprakelijke derde wanneer het ongeval waaruit op grond van het statuut verplichtingen voortvloeien voor de Unie, te wijten is aan een derde. Op grond van deze bepaling treedt de Unie dus in de rechten van de gekwetste ambtenaar voor het loon dat naar aanleiding van het ongeval gedurende de tijdelijke arbeidsongeschiktheid is doorbetaald, voor de ziektekosten en voor de invaliditeitsuitkering. Deze subrogatie heeft tot gevolg dat de ambtenaar de van de Unie ontvangen uitkeringen niet kan cumuleren met de vergoeding die hij op grond van het gemeen recht kan vorderen. Hij kan enkel nog vergoeding vorderen in zoverre hij voor de schade op grond van zijn statuut geen vergoeding verkrijgt van de Unie [5]. De Unie van haar kant kan haar uitgaven als gesubrogeerde in de rechten van de ambtenaar verhalen op de “aansprakelijke derde”. Wanneer een derde aansprakelijk is voor het ongeval, kan de Unie dus haar uitgaven op hem en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar verhalen op grond van de artikelen 1382 et seq. BW. Dit was in de zaak die aanleiding gaf tot het geannoteerde arrest echter uitgesloten, omdat de motorrijder niet aansprakelijk was voor het ongeval. De vraag rees dan of de Unie over een vorderingsrecht beschikt tegen de WAM-verzekeraar van een in het ongeval betrokken motorrijtuig op grond van artikel 29bis WAM. Artikel 85bis van het statuut spreekt van subrogatie in de rechten en rechtsvorderingen “ten aanzien van de aansprakelijke derde”. De vergoedingsregeling van artikel 29bis WAM bevat echter geen aansprakelijkheidsregel maar steunt op een autonome wettelijke vergoedingsplicht van de WAM-verzekeraar [6]. De eerste twee vragen van de verwijzingsrechter strekken dan ook ertoe te weten wat moet worden verstaan onder “aansprakelijke derde” in artikel 85bis van het statuut en of de voormelde WAM-verzekeraar kan worden aangezien als een “aansprakelijke derde”.

6.In het antwoord op de eerste vraag verduidelijkt het Hof dat het begrip “aansprakelijke derde” autonoom en uniform uitgelegd moet worden en niet volgens het nationale aansprakelijkheidsrecht [7]. Het Hof legt in het antwoord op de tweede vraag vervolgens het begrip “aansprakelijke derde” uit aan de hand van de doelstelling van de subrogatie bepaald in artikel 85bis van het statuut, met name het verhinderen dat een ambtenaar tweemaal vergoeding ontvangt voor dezelfde schade. Het Hof gaat dus uit van de opvatting dat het subrogatoire verhaal van de Unie ertoe strekt dubbele vergoeding van dezelfde schade bij de ambtenaar te voorkomen. Dit is nochtans niet de ware functie van het subrogatoire verhaal. De subrogatie in de rechten van het slachtoffer is niet nodig om dubbele vergoeding van de schade bij het slachtoffer te vermijden. Daarvoor volstaan de algemene regels van het gemeenrechtelijke schadevergoedingsrecht: de betaling van de vergoeding door een derde-betaler (in casu de Unie) doet de schade rechtens uitdoven, met als gevolg dat het slachtoffer voor die (rechtens uitgedoofde) schade geen vergoeding meer kan vorderen op grond van het gemene recht [8]. Het is dus niet de subrogatie die het slachtoffer zijn vorderingsrecht naar gemeen recht ontneemt, maar wel het feit vergoed te zijn door een derde-betaler voor dezelfde schade. De subrogatie zorgt er alleen voor dat de derde-betaler (in casu de Unie) de financiële last van de betaalde vergoeding kan afwentelen op een derde (in casu de WAM-verzekeraar). Het feit dat het statuut in een subrogatoir verhaal voorziet, wijst erop dat de uitkeringen door de Unie daadwerkelijk bedoeld zijn als een vergoeding voor schade van de ambtenaar.

7.Volgens het Hof van Justitie heeft de doelstelling van artikel 85bis van het statuut tot gevolg dat het begrip “aansprakelijke derde” ruim moet worden uitgelegd en niet beperkt is tot degene die kan worden aangesproken op grond van schuldaansprakelijkheid [9]. “Aansprakelijke derde” in de zin van artikel 85bis van het statuut ziet op “elke persoon, met inbegrip van de verzekeraar, die naar nationaal recht verplicht is om de door het slachtoffer of diens rechtverkrijgenden geleden schade te vergoeden”. De Unie kan haar uitgaven bijgevolg terugvorderen niet alleen van degene die op grond van het aansprakelijkheidsrecht de schade van het slachtoffer moet vergoeden, maar ook van degene die op enige andere rechtsgrond gehouden is deze schade te vergoeden. Deze ruime interpretatie van het begrip “aansprakelijke derde” leidt ertoe dat de Unie haar uitgaven op grond van artikel 29bis WAM kan terugvorderen van de WAM-verzekeraar van een in het ongeval betrokken motorrijtuig.

8.Deze uitleg van het begrip “aansprakelijke derde” geeft aan de subrogatie geregeld in artikel 85bis van het statuut een ruimere werking dan die van de subrogatie geregeld in artikel 95, eerste lid, Wet Verzekeringen 2014. Op grond van deze bepaling treedt de verzekeraar die de schadeloosstelling heeft betaald, ten belope van het bedrag van die vergoeding in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde tegen de “aansprakelijke derde”. Een verzekeraar die zijn verzekerde heeft vergoed op grond van de tussen hen gesloten verzekeringsovereenkomst, is slechts gesubrogeerd in zijn rechten tegen degene die op grond van het aansprakelijkheidsrecht tot vergoeding van de schade gehouden is [10]. De wettelijke subrogatie van de verzekeraar sterkt zich dus niet uit tot de rechten van de verzekerde tegen de WAM-verzekeraar van het betrokken motorrijtuig op grond van artikel 29bis WAM [11]. Om een dergelijk subrogatoir verhaal wel mogelijk te maken voor de arbeidsongevallenverzekeraar en de publieke werkgever van het slachtoffer van een arbeids(weg)ongeval, werden de Arbeidsongevallenwet en de Arbeidsongevallen- en beroepsziektenwet overheidspersoneel aangevuld met een nieuwe subrogatoire bepaling [12]. De artikelen 47 en 14 van deze respectievelijke wetten voorzagen enkel in een subrogatie op grond van aansprakelijkheid. De artikelen 48ter Arbeidsongevallenwet en 14bis, § 3 Arbeidsongevallen- en beroepsziektenwet overheidspersoneel voorzien in een subrogatie in de rechten die de getroffene of zijn rechthebbenden hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis WAM. Deze bepalingen maken dus een subrogatoir verhaal tegen de WAM-verzekeraar op basis van artikel 29bis WAM mogelijk [13]. Gelet op de uitleg die het Hof van Justitie in het geannoteerde arrest geeft aan het begrip “aansprakelijke derde” in artikel 85bis van het statuut, is een bijzondere bepaling die voorziet in een subrogatoir verhaal van de Unie tegen de WAM-verzekeraar op grond van artikel 29bis WAM overbodig.

c. Zelfstandig verhaalsrecht van de Unie voor de loonuitgaven

9.De Unie beschikt voor de uitkeringen aan haar ambtenaar niet alleen over een subrogatoir verhaal. Zij heeft op grond van artikel 85bis, 4. van het statuut [14] ook een “rechtstreekse vordering” om vergoeding te verkrijgen van een eigen schade, met name in verband met uitkeringen die zij op grond van dat statuut dient te betalen [15]. De Unie beschikt dus over een zelfstandig recht om vergoeding te vorderen van de door haar gedane uitgaven. Het subrogatoir verhaal bepaald in artikel 85bis, 1. tot en met 3. van het statuut staat deze vordering niet in de weg. Meer nog, dit zelfstandig verhaalsrecht is niet onderworpen aan de beperkingen die voortvloeien uit de subrogatie in de rechten van de betrokken ambtenaar [16].

10.De Unie kan in de eerste plaats terugbetaling vorderen van haar loonuitgaven voor een arbeidsongeschikte ambtenaar. Sedert de loondoorbetalingsarresten van 19 en 20 februari 2001 aanvaardt het Hof van Cassatie dat de publieke overheid die loon moet betalen voor een personeelslid terwijl hij diens prestaties moet derven, schade lijdt waardoor hij de uitbetaalde wedde, meer de sociale en fiscale lasten die erop rusten, kan terugvorderen van de aansprakelijke. Zijn vordering is niet beperkt door de subrogatie die hem enkel een terugvordering geeft in de mate dat het slachtoffer zelf vergoeding had kunnen vorderen [17]. Het Hof heeft dit sedertdien in talrijke arresten bevestigd [18]. Ook met betrekking tot de Unie oordeelde het Hof van Cassatie in arresten van 2006 en 2013 dat wanneer zij ten gevolge van de fout van een derde, krachtens wettelijke, verordende of overeengekomen verplichting, uitgaven moet doen of uitkeringen moet toekennen aan de getroffene of aan zijn rechtverkrijgenden, recht heeft op vergoeding, in zoverre zij daardoor schade lijdt [19]. De Unie die aan een ingevolge een ongeval arbeidsongeschikte ambtenaar het loon verder moet uitbetalen, beschikt dus, zoals een publieke werkgever in België, over de mogelijkheid om de loonuitgaven terug te vorderen van de aansprakelijke.

11.Het volstaat evenwel niet dat de loonuitgaven schade zijn voor de Unie opdat zij hiervoor op grond artikel 29bis WAM verhaal kan uitoefenen tegen de WAM-verzekeraar van een in het ongeval betrokken motorrijtuig. Artikel 29bis, § 1 WAM voorziet immers enkel in vergoeding van “de slachtoffers en hun rechthebbenden” [20]. Slachtoffer is degene bij wie de schade onmiddellijk inslaat [21], wat niet het geval is voor de Unie. Enkel de getroffen ambtenaar is een rechtstreeks slachtoffer. De Unie kan wel worden aangezien als een rechthebbende van dat slachtoffer. Volgens het Hof van Cassatie dienen onder rechthebbenden in de zin van artikel 29bis WAM de personen te worden verstaan die zelf schade lijden ten gevolge van de letsels of het overlijden van het slachtoffer. De werkgever die loon doorbetaalt aan zijn werknemer die het slachtoffer is van een ongeval en ingevolge de opgelopen letsels geen arbeidsprestaties verricht, lijdt schade en is hierdoor een rechthebbende [22]. De werkgever kan dus zijn loonuitgaven terugvorderen op grond van artikel 29bis WAM [23]. Dit geldt bijgevolg ook onverkort voor de Unie.

d. Zelfstandig verhaalsrecht van de Unie voor het invaliditeitspensioen

12.Een bijzonder probleem rijst bij de uitoefening door de Unie van haar zelfstandig verhaalsrecht voor de invaliditeitsuitkeringen [24]. Het Hof van Justitie stelt vast dat de door de Unie geleden schade “ontleend is aan de op haar rustende verplichting om aan het slachtoffer uitkeringen te betalen uit hoofde van de artikelen 73 en 78 van het statuut” [25]. Artikel 78 betreft de invaliditeitsuitkeringen die het Hof kwalificeert als een invaliditeitspensioen [26]. Artikel 73 van het statuut heeft betrekking op de gewaarborgde uitkeringen bij overlijden, blijvende invaliditeit en medische kosten.

Het Hof gaat er verder vanuit dat, volgens de verwijzende rechter, de pensioenuitkering door de Unie naar Belgisch recht geen schade vormt voor het slachtoffer [27], maar “verschilt en losstaat van de door dat slachtoffer geleden schade”. Volgens de verwijzende rechter is de pensioenuitkering geen schade voor de Unie wanneer deze “krachtens de nationale regeling definitief voor rekening van de Unie moet blijven” [28]. Het verwijzingsvonnis refereert aan de rechtspraak volgens welke de uitgaven van de publieke werkgever die zijn gedaan op grond van een wettelijke, contractuele of reglementaire verplichting, schade uitmaken, tenzij uit de inhoud of strekking van de wet, het reglement of het contract blijkt dat de uitgaven definitief voor rekening moeten blijven van degene die ze heeft moeten doen [29].

Het Hof onderzoekt of de in artikelen 73 en 78 voorziene uitkeringen definitief voor rekening van de Unie moeten blijven en komt tot het besluit dat het ambtenarenstatuut van de Unie niet aldus kan worden uitgelegd dat het invaliditeitspensioen dat zij moet betalen, definitief voor haar rekening moet blijven [30]. Het Hof verwijst hiervoor naar het subrogatoir en zelfstandig verhaal voor deze uitkeringen en merkt bovendien op dat, “hoewel de aard van het betrokken invaliditeitspensioen een specifiek element is dat samenhangt met de statutaire relatie (…) de inachtneming van dat specifieke element nog niet (wil) zeggen dat de als invaliditeitspensioen betaalde uitkeringen definitief voor rekening van de Unie moeten blijven”.

13.Het Hof van Cassatie diende reeds eerder te oordelen over vorderingen van de Unie met betrekking tot pensioenuitgaven ingevolge een ongeval waarvoor een derde aansprakelijk is.

Bij het arrest van 24 januari 2013 oordeelde het Hof dat de Unie haar pensioenuitgaven niet kan terugvorderen van de aansprakelijke derde. Volgens dit arrest kan de Unie het wezen- en weduwepensioen dat zij uitbetaalde in gevolge het overlijden van haar ambtenaar veroorzaakt door een ongeval, niet terugvorderen van de aansprakelijke. De betaling van dit pensioen is immers geen tegenprestatie voor de dienstprestaties die zij zou hebben ontvangen indien het ongeval zich niet zou hebben voorgedaan [31]. Het Hof bevestigde dit in het arrest van 19 juni 2015 met betrekking tot een vordering van de Unie tot terugbetaling van een invaliditeitspensioen betaald aan een ambtenaar die ambtshalve werd gepensioneerd wegens een bij een ongeval opgelopen blijvende invaliditeit. De motivering van het arrest luidt dat wanneer de publieke werkgever een werknemer die ingevolge de fout van een derde een bestendige arbeidsongeschiktheid heeft opgelopen, vervroegd op pensioen stelt, het invaliditeitspensioen dat hij zijn werknemer uitkeert, voor de pensioenschuldenaar geen schade is. Dit pensioen is geen wedde betaald zonder de normale tegenprestatie maar een socialezekerheidsuitkering die het risico van blijvende arbeidsongeschiktheid dekt en die de werkgever in de publieke sector ten laste neemt [32]. Dit sluit aan bij het arrest van 26 mei 2009 waarin het Hof van Cassatie oordeelde dat wanneer een werkgever de werknemer die ingevolge de fout van een derde een bestendige arbeidsongeschiktheid heeft opgelopen, vervroegd op pensioen stelt, het invaliditeitspensioen dat hij zijn werknemer uitkeert, voor hem geen schade is [33]. De arresten van 24 januari 2013 en 19 juni 2015 oordelen niet dat de pensioenuitkeringen geen schade zijn omdat deze uitkeringen blijkens de inhoud of de strekking van het statuut van de Unie definitief voor haar rekening moet blijven [34]. Zij wijzen de vordering af op de enkele grond dat tegenover de betaling van het pensioen niet de afwezigheid van een tegenprestatie staat die de Unie zonder het ongeval wel zou ontvangen hebben.

14.Deze rechtspraak van het Hof van Cassatie staat op gespannen voet met het bovenstaande arrest van het Hof van Justitie. Volgens het Hof van Justitie kan de Unie een zelfstandig verhaalsrecht instellen om vergoeding te verkrijgen van een eigen schade die bestaat uit de pensioenuitkeringen verschuldigd op grond van het statuut. Deze uitkeringen moeten niet definitief ten laste blijven van de Unie. Zij kan deze uitgaven dan ook terugvorderen van de aansprakelijke en, in voorkomend geval, van de WAM-verzekeraar van het bij het ongeval betrokken voertuig, op grond van artikel 29bis WAM. Het is afwachten of het Hof van Cassatie de door het Hof van Justitie ingeslagen weg volgt en ook ten aanzien van de Belgische publieke werkgever een zelfstandig verhaalsrecht aanvaardt voor dergelijke pensioenuitkeringen.

[1] Hoofddocent KU Leuven.
[2] Raadsheer Hof van Cassatie, academisch consulent UGent.
[3] Statuut vastgesteld bij verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn, gewijzigd bij verordening nr. 781/98 van de Raad van 7 april 1998.
[4] Art. 78 statuut regelt deze invaliditeitsuitkering. Het arrest duidt deze uitkering aan als een invaliditeitspensioen.
[5] HvJ 9 september 1999, C-257/98, Lucaccioni; Cass. 7 februari 2013, Pas. 2013, I, p. 373 en RW 2014-15, (samenvatting), 60.
[6] Cass. 28 september 2012, RW 2013-14 (samenvatting), 1305, noot, RW 2014-15 (samenvatting), 225, For.ass. 2013, 28, noot C. Verdure, T.Verz. 2013, 177, noot J.-L. Fagnart en VAV 2013, 3, noot F.F.; Cass. 28 april 2006, Arr.Cass. 2006, 995, JLMB 2007, 394, RGAR 2006, nr. 14.195, T.Pol. 2006, 209, noot, T.Verz. 2007, 59, noot J. Muyldermans en VAV 2006, 692, noot F. Feron; Cass. 21 juni 2000, Arr.Cass. 2000, 1149, T.Verz. 2001, 502, RGAR 2001, nr. 13.331, noot R. Dalcq en Verkeersrecht 2000, 371; Cass. 28 maart 2000, Arr.Cass. 2000, 660, RW 2000-01, 1559, noot, TAVW 2001, 97, T.Verz. 2001, 710, Verkeersrecht 2001, 187, noot en Limb.Rechtsl. 2000, 401, noot E. Koninckx.
[7] Dit volgt uit de vaststelling dat de bepaling niet uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten (nrs. 21 en 22 van het arrest). Een verschillende uitleg van het begrip “aansprakelijke derde” die kan voortvloeien uit de toepassing van het nationaal aansprakelijkheidsrecht, zou tot gevolg hebben dat in het ene rechtstelsel een subrogatoir verhaal mogelijk is en in het andere niet (nrs. 26-27 van het arrest).
[8] I. Boone, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, p. 91, nr. 90 en de verdere verwijzingen aldaar.
[9] De vraag of er aansprakelijkheid is, blijft onderworpen aan de materiële regels van het nationaal recht. De rechter moet dus hiervoor het nationaal recht toepassen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de schade is ontstaan (HvJ 9 september 2004, C-397/02, La Clinique La Ramée en Wintherthur, Rec.CJCE 2004, I, 7947).
[10] De grondslag van de aansprakelijkheid kan zowel contractueel als buitencontractueel zijn (M. Fontaine, Verzekeringsrecht, Brussel, Larcier, 2011, p. 431-432, nr. 586).
[11] GwH 16 juni 2011, TBH 2012, 257, noot I. Boone: het Hof oordeelt dat art. 41 Wet Landverzekeringsovereenkomst, thans art. 95 Wet Verzekeringen 2014, de art. 10 en 11 Gw. niet schendt doordat de private ziektekostenverzekeraar zich niet via wettelijke subrogatie kan beroepen op art. 29bis WAM om zijn uitgaven te verhalen, terwijl bepaalde andere derde-betalers wel een dergelijk subrogatierecht genieten op grond van de wettelijke bepalingen die op hen van toepassing zijn; Cass. 13 maart 2014, RABG 2014, 712 en T.Verz. 2015, 55: een Frans ziekenfonds beschikt op grond van art. L 376, eerste lid, Code de la sécurité sociale enkel over een verhaal tegen de aansprakelijke voor het ongeval en kan dus geen vergoeding vorderen op grond van art. 29bis WAM.
[12] Art. 14ter, § 3 arbeidsongevallen- en beroepsziektenwet overheidspersoneel is in de wet van 3 juli 1967 ingevoerd bij de wet van 20 december 1995 (BS 23 december 1995) en art. 48ter arbeidsongevallenwet in de wet van 10 april 1971 bij de wet van 29 april 1996 (BS 30 april 1996).
[13] I. Boone, Verhaal van derde-betalers op de aansprakelijke, Antwerpen, Intersentia, 2009, p. 295, nr. 306 en p. 533-535, nr. 563.
[14] Art. 85bis, 4. van het statuut bepaalt: “Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan geen beletsel vormen voor het instellen van een rechtstreekse vordering van de kant van de Gemeenschappen.”
[15] Nr. 42 van het arrest.
[16] Het zelfstandig verhaalsrecht van de Unie vertoont hierdoor een gelijkenis met het verhaalsrecht van het OCMW zoals dit geregeld is bij art. 98, § 2 OCMW-wet en art. 27 leefloonwet. Deze bepalingen geven aan het OCMW een zelfstandig recht om de kosten van maatschappelijke dienstverlening en het leefloon te verhalen op degene die aansprakelijk is voor de verwonding of ziekte die het verstrekken van de hulp en de betaling van het leefloon noodzakelijk heeft gemaakt.
[17] Cass. 20 februari 2001, Arr.Cass. 2001, 336; Cass. 19 februari 2001, Arr.Cass. 2001, 324, T.Verz. 2001, 7171, RW 2001-02, 238, noot en TBBR 2003, 182, noot S. Hermans; Cass. 19 februari 2001, Arr.Cass. 2001, 334, T.Verz. 2001, 780 en Verkeersrecht 2001, 221.
[18] Cass. 8 september 2016, C.15.0523.F; Cass. 8 februari 2016, C.15.0170.N; Cass. 9 februari 2015, C.14.0147.N; Cass. 12 september 2014, C.13.0575.N; Cass. 8 mei 2014, C.13.0495.N; Cass. 4 februari 2014, RGAR 2014, nr. 15.129; Cass. 5 december 2013, C.13.0212.N; Cass. 3 mei 2013, RW 2013-14 (samenvatting), 1533; Cass. 24 januari 2013, JLMB 2013, 1057; Cass. 30 mei 2011, NJW 2011, 498, noot; Cass. 3 december 2003, Arr.Cass. 2003, 2225; Cass. 10 april 2003, RW 2005-06, 1259, noot en RABG 2005, 1081, noot I. Boone; Cass. 4 maart 2002, Arr.Cass. 2002, 678, RW 2004-05, 136, noot, JLMB 2004, 239, noot J. Wildemeersch en RGAR 2004, nr. 13.869; Cass. 9 april 2003, Arr.Cass. 2003, 919, Verkeersrecht 2003, 172, T.Verz. 2004, 127 en JLMB 2005, 197, noot; Cass. 10 december 2001, Arr.Cass. 2001, 2117, RW 2003-04, 583, noot en TBBR 2003, 523, noot T. Robert; Cass. 16 oktober 2001, Arr.Cass. 2001, 1688 en RGAR 2002, nr. 13.530.
[19] Cass. 16 januari 2006, Arr.Cass. 2006, 149, RGAR 2006, nr. 14.189, noot; Cass. 24 januari 2013, Pas. 2013, I, p. 230, RW 2014-15, samenvatting, 789 en JLMB 2013, 230, noot N. Simar.
[20] Met uitzondering van de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen.
[21] C. Van Schoubroeck en T. Meurs, “Artikel 29bis”, Comm.Verz., Mechelen, Kluwer, 2013, p. 20, nr. 11.
[22] Cass. 20 januari 2012, Pas. 2012, I, p. 161, RW 2013-14, samenvatting, 827, noot en Rec.jur.ass. 2012, 172, noot J.-L. Fagnart; Cass. 7 februari 2011, Pas. 2011, I, p. 444, NJW 2011, 301, noot I. Boone, RGAR 2011, nr. 14.773, noot en T.Verz. 2011, 170, noot H. Ulrichts.
[23] Volgens het arrest van 28 oktober 2010 van het Grondwettelijk Hof schendt art. 29bis WAM de art. 10 en 11 Gw. niet wanneer het wordt geïnterpreteerd in de zin dat rechtspersonen niet vallen onder het begrip rechthebbenden. Dit arrest belet niet dat de rechter art. 29bis kan uitleggen in de zin dat de werkgever wel een rechthebbende is (I. Boone, “Publieke werkgever en zijn verzekeraar”, NJW 2012, 785, nrs. 32-33).
[24] Bij het arrest van 9 september 2004 oordeelde het Hof van Justitie dat een subrogatoir verhaal voor de pensioenuitkeringen van de Unie uitgesloten is wanneer de op het concrete geval toepasselijke nationale aansprakelijkheidsregels een overlevingspensioen bepaald in art. 79 en 79bis van het statuut uitsluiten van de verplichting tot vergoeding door degene die de onrechtmatige daad heeft gepleegd (HvJ 9 september 2004, C-397/02, La Clinique La Ramée en Wintherthur, Rec.CJCE 2004, I, 7947).
[25] Nr. 41 van het arrest.
[26] Zie vn 4.
[27] Hiermee is ongetwijfeld bedoeld dat het pensioen dat het slachtoffer ontvangt, geen vergoeding van zijn schade uitmaakt, waardoor hij dat pensioen kan cumuleren met de gemeenrechtelijke vergoeding. Het pensioen komt dus niet in mindering van de gemeenrechtelijke vergoeding (zie: Cass. 15 februari 2011, Pas. 2011, 517; Cass. 4 september 2007, P.07.0426.N; Cass. 16 maart 2006, Arr.Cass. 2006, 635, RGAR 2007, nr. 14.233, noot en T.Pol. 2007, 18; Cass. 7 september 2004, Arr.Cass. 2004, 1320, RABG 2005, 1105, RGAR 2006, nr. 14.108, RW 2006-07 (samenvatting), 1757 en TBBR 2005, 433; Cass. 26 juni 2002, Arr.Cass. 2002, 1600 en RW 2005-06, 556; Cass. 21 januari 1998, Arr.Cass. 1998, 97 en Verkeersrecht 1999, 128; Cass. 1 december 1993, Arr.Cass. 1993, 1004; Cass. 26 juni 1990, Arr.Cass. 1989-90, 1382; Cass. 23 januari 1990, Arr.Cass. 1989-90, 668; Cass. 23 september 1981, Arr.Cass. 1981-82, 130, RW 1982-83, 799, noot).
[28] Nrs. 39 en 40 van het arrest.
[29] Cass. 8 mei 2014, C.13.0495.N; Cass. 4 februari 2014, RGAR 2014, nr. 15.129; Cass. 5 december 2013, C.13.0212.N; Cass. 3 mei 2013, RW 2013-14, 1533, samenvatting; Cass. 9 januari 2006, C.05.0007.N; Cass. 10 april 2003, RW 2005-06, 1259 met noot en RABG 2005, 1081, noot I. Boone; Cass. 2 oktober 2002, Arr.Cass. 2002, 2023, RW 2005-06, 1013, noot en Verkeersrecht 2003, 61; Cass. 4 maart 2002, Arr.Cass. 2002, 678, RW 2004-05, 136, noot, JLMB 2004, 239, noot J. Wildemeersch en RGAR 2004, nr. 13.869; Cass. 10 december 2001, Arr.Cass. 2001, 2117, RW 2003-04, 583, noot en TBBR 2003, 523, noot T. Robert; Cass. 16 oktober 2001, Arr.Cass. 2001, 1688 en RGAR 2002, nr. 13.530.
[30] Het Hof van Cassatie oordeelde bij het arrest van 16 januari 2006 dat wanneer de Unie uitkeringen moet toekennen aan een slachtoffer, zij recht heeft op vergoeding voor zover zij daardoor schade lijdt. De rechter verantwoordt zijn beslissing niet naar recht wanneer hij aan de Unie het recht ontzegt om terugbetaling van haar uitgaven te eisen, wanneer hij niet vaststelt dat de Unie geen persoonlijke schade heeft geleden door uitgaven te doen “die niet door de subrogatie worden gedekt of dat die uitgaven definitief ten hare laste moeten blijven” (Cass. 16 januari 2006, Arr.Cass. 2006, 149 en RGAR 2006, nr. 14.189, noot). Zie over dit arrest: C. Eyben en C. Verdure, “Quelques observations sur le recours direct et la subrogation des Communautés européennes contre le tiers responsable de l'accident ou de la maladie professionnelle d'un fonctionnaire européen”, RGAR 2008, nr. 14.360, nrs. 20 et seq.
[31] Cass. 24 januari 2013, RW 2014-15, (samenvatting), 789, JLMB 2013, 1062, noot N. Simar.
[32] Cass. 19 juni 2015, C.12.0577.N.
[33] Cass. 26 mei 2009, Arr.Cass. 2009, 1427, NJW 2009, 590, noot I. Boone, RW 2009-10, 622.
[34] Ook volgens het arrest van 12 november 2008 is de uitbetaling van een rente voor blijvende arbeidsongeschiktheid geen vergoedbare schade voor de publieke werkgever, waarbij het Hof evenmin verwijst naar deze regel (Cass. 12 november 2008, TBBR 2009, 519, noot J. Decharneux, T.Pol. 2009, 23, T.Verz. 2010, 81 en VAV 2009, 193). Dit is dan wel weer het geval in het arrest van 9 januari 2006 dat betrekking heeft op een terugvordering van de betaling van een arbeidsongevallenrente (Cass. 9 januari 2006, Arr.Cass. 2006, 96, NJW 2007, 221, noot I. Boone, RW 2008-09 (samenvatting), 995, noot en T.Verz. 2007, 97).