Article

[Interpretatie van de borgtochtovereenkomst] Conclusie Openbaar Ministerie, R.D.C.-T.B.H., 2017/4, p. 394-395

ZEKERHEDEN
Persoonlijke zekerheid - Borgtocht - Begrip - Schuldeiser - Borg - Uitlegging overeenkomst - Beperkende uitlegging - Redelijkerwijze voorzienbare verbintenissen
Volgens artikel 2015 Burgerlijk Wetboek wordt een borgtocht niet vermoed, moet hij uitdrukkelijk zijn aangegaan en mag men hem niet verder uitstrekken dan de perken waarbinnen hij is aangegaan. Uit deze wetsbepaling volgt dat de borgtocht beperkend moet worden geïnterpreteerd in die zin dat de borg enkel kan worden geacht zich te willen verbinden tot zekerheid van verbintenissen die hij redelijkerwijze kan voorzien bij het sluiten van de borgtocht.
SÛRETÉS
Sûreté personnelle - Cautionnement - Notion - Créancier - Caution - Interprétation des conventions - Interprétation restrictive - Engagements raisonnablement prévisibles
En vertu de l'article 2015 du Code civil, le cautionnement ne se présume point; il doit être exprès, et on ne peut pas l'étendre au-delà des limites dans lesquelles il a été contracté. Il ressort de cette disposition légale que le cautionnement doit être interprété de manière restrictive en ce sens que la caution ne peut être considérée comme voulant s'engager qu'en vue de garantir les engagements qu'elle peut raisonnablement prévoir lorsque le cautionnement est conclu.
Conclusie Openbaar Ministerie
A. Van Ingelgem

1.Eiser had zich voor een inmiddels failliete vennootschap (met activiteiten in de diamantsector) mede borg gesteld voor de schuld van deze vennootschap t.o.v. verweerster (bankier - kredietverlener).

Het bestreden arrest oordeelt dat eiser zich voor alle sommen borg stelde en dat de latere wijzigingen van de rechtspersoon geen invloed hebben gehad op zijn borgstelling.

2.In het eerste onderdeel van het enig middel verwijt eiser het appelgerecht het principe van de restrictieve interpretatie van de borgtochtovereenkomst vervat in artikel 2015 BW te hebben geschonden, en niet te hebben geantwoord op zijn middel dat een uitbreiding van zijn borgstelling tot alle schulden van de omgevormde en gewijzigde vennootschap daarmee strijdig was.

In de mate dat het bestaan van een borgtocht niet wordt vermoed, gaat de rechtsleer er wel van uit dat wanneer een vennootschap-hoofdschuldenaar een andere vennootschap overneemt, de opslorpende vennootschap blijft bestaan en dat bijgevolg ook de borg die de tegenwoordige en toekomstige schulden van de hoofdschuldenaar waarborgt gehouden blijft voor diens schulden die na de fusie ontstaan. Een fusie maakt aldus een algemene borgtocht niet ongeldig. Wanneer aldus het voorwerp bij het aangaan van de borgtocht bepaalbaar was, dan blijft het dat ook na de fusie.

Op basis van dat oordeel komt het mij voor dat het bestreden arrest eisers verweer wel degelijk verwerpt en beantwoordt.

Bovendien staat het mij voor dat de appelrechters hun beslissing ter zake niet (louter) afleiden uit een vermoeden of de vermoede wil van de eiser, maar deze wel degelijk steunen op de uitdrukkelijke bewoordingen van de door eiser aangegane borgtocht.

In zoverre het onderdeel er aldus van uit gaat dat de appelrechters hun beslissing op een inductie van een wilsuiting vanwege een borg, met name het vertrouwen van een borg in een rechtspersoon, zouden hebben gesteund, berust het mijns inziens dan ook op een onjuiste lezing of interpretatie van de bestreden beslissing.

Op het geheel van voormelde gronden lijkt het eerste onderdeel dan ook feitelijke grondslag te missen.

3.Het tweede onderdeel werpt eveneens een schending op van artikel 2015 BW in de mate dat het appelgerecht niet beoordeeld heeft of de omvormingen van de hoofdschuldenaar (en de latere fusies ervan met andere vennootschappen) door eiser redelijkerwijze konden worden voorzien.

Een borgtocht mag volgens uw Hof (Cass. 27 oktober 2000, Arr.Cass. 2000/2, p. 1667, nr. 583) tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen worden verleend, indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald of bepaalbaar zijn. Aan dit vereiste is voldaan indien de overeenkomst op het ogenblik van de borgstelling de objectieve gegevens bevat die toelaten het voorwerp van de verbintenis van de borg te bepalen wanneer hij door de schuldeiser wordt aangesproken. Algemeen wordt aangenomen dat aan die voorwaarden van bepaalbaarheid is voldaan wanneer het referentiekader wordt bepaald waarbinnen de schuldvorderingen zullen tot stand komen.

Maar zelfs wanneer een “alle sommen”-borgtocht geldig is tot stand gekomen, en er geen plafond werd voorzien, gaat de rechtsleer, in toepassing van de interpretatieregel van artikel 2015 BW of van de matigende werking van de goede trouw (art. 1134, derde lid BW) ervan uit dat die borgtocht niet voor gevolg heeft dat de borg door de schuldeiser kan worden aangesproken voor schulden die redelijkerwijze niet voorzienbaar waren bij het aangaan van de borgtocht.

In huidige zaak voert eiser alleen schending aan van artikel 2015 BW (en dus niet van art. 1129 BW, noch van art. 1134, derde lid BW).

In zoverre eiser in zijn voorziening enerzijds verwijst naar de bepaalbaarheid van het voorwerp (zonder weliswaar schending van art. 1129 BW in te roepen) oordelen de appelrechters naar mijn mening - in de lijn van de rechtspraak van het Hof - terecht dat de borgtocht voldoende bepaald is en dat de latere fusie de borgtocht niet onbepaalbaar maakt.

Anderzijds voert de eiser een schending aan van artikel 2015 BW. Uit die bepaling volgt dat de borgtocht restrictief moet worden geïnterpreteerd, in die zin dat de borg niet kan worden geacht schulden te hebben willen waarborgen die voor hem redelijkerwijze niet voorzienbaar waren bij het aangaan van de borgtocht.

In deze zaak beslist het bestreden arrest dat uit de voorgebrachte borgstelling blijkt dat de borg zich voor de hoofdschuldenaar voor alle sommen borg heeft willen stellen, en dat de borgstelling zich bijgevolg onmiskenbaar uitstrekt tot alle schulden van de hoofdschuldenaar t.a.v. verweerster, ongeacht of deze schulden vóór of ná de fusies zijn ontstaan.

Waar op grond van artikel 2015 BW de borgtocht echter zo dient te worden geïnterpreteerd dat de borg zich slechts heeft willen verbinden tot zekerheid van verbintenissen die voor hem redelijkerwijze voorzienbaar waren bij het sluiten van de borgtocht, diende het bestreden arrest mijns inziens aldus evenwel nog na te gaan (te onderzoeken) of de schulden waarvoor de borg wordt aangesproken voor hem redelijkerwijze voorzienbaar waren bij het aangaan van de borgtocht.

In zoverre dit niet is gebeurd, verantwoordt het bestreden arrest zijn beslissing niet naar recht, en komt het tweede onderdeel mij gegrond over.

4.Ik concludeer in zoverre tot VERNIETIGING.