Article

CMR-verdrag regelt alle aspecten in de aansprakelijkheidsverhouding tussen contractanten, R.D.C.-T.B.H., 2017/6, p. 604

VERVOER
Vervoer van goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-verdrag - Geen extracontractuele vordering mogelijk
Het CMR-verdrag regelt alle aspecten in de aansprakelijkheidsverhouding tussen partijen ingevolge de beschadiging, het verlies of de vertraging van de vervoerde lading; eveneens zowel voor wat betreft de aansprakelijkheid voor materiële als immateriële gevolgschade.
TRANSPORT
Transport de marchandises par route - Transport international - Convention CMR - Pas de réclamation extracontractuelle possible
La convention CMR règle tous les aspects de la relation de responsabilité entre les parties résultant de l'avarie, la perte ou le retard de la cargaison; également en ce qui concerne la responsabilité pour les dommages indirects corporels et incorporels.
CMR-verdrag regelt alle aspecten in de aansprakelijkheidsverhouding tussen contractanten
Jan Haentjens [1]

1.De feiten lijken vrij eenvoudig te liggen in deze zaak. De hoofdvervoerder krijgt van een Duitse opdrachtgever de opdracht om een lading op te halen in Antwerpen en naar een Duitse klant van de opdrachtgever te brengen.

Als bestemmeling stond blijkbaar enkel “Duitsland” vermeld en de lading wordt afgeleverd bij een andere firma in Duitsland. Deze firma neemt de goederen - per vergissing - in ontvangst en laat ze lossen in een tank waarin reeds een ander product aanwezig was. Beide producten worden vermengd en zijn verloren.

De hoofdvervoerder had het effectieve vervoer aan een onderaannemer uitbesteed en in deze procedure gaat het om het verhaal van de hoofdvervoerder tegen de ondervervoerder, nadat de opdrachtgever door de hoofdvervoerder vergoed werd voor de verloren goederen.

De effectieve vervoerder verweert zich in eerste instantie met het feit dat op het moment van de dagvaarding de verjaringstermijn van 1 jaar zoals voorzien in artikel 32 CMR-verdrag reeds is verstreken.

De eerste rechter was de ondervervoerder daarin gevolgd en had de eis van de hoofdvervoerder tegen de ondervervoerder afgewezen.

2.Aangezien de dagvaarding pas 1 jaar en 8 maanden na de aflevering is betekend, is verjaring op basis van het CMR-verdrag duidelijk en in de hoofdvervoerder steunt de vordering niet op het CMR-verdrag maar op een buitencontractuele grondslag (art. 1382 BW). Deze buitencontractuele vordering zou aan de opdrachtgever zijn toegekomen en door subrogatie ingevolge de schaderegeling door de oorspronkelijke opdrachtgever aan de hoofdvervoerder zijn overgedragen.

Het hof van beroep te Antwerpen wijst deze redenering af en bevestigt dat de verjaring op basis van het CMR-verdrag is ingetreden.

3.Merkwaardig is dat daarvoor niet naar artikel 28 CMR-verdrag wordt verwezen. In dit artikel wordt immers bepaald dat, zelfs indien volgens de toepasselijke nationale wet een extracontractuele vordering kan worden ingesteld tegen de wegvervoerder, de regels van het CMR-verdrag van toepassing blijven voor het bepalen van de aansprakelijkheid of de beperking van de schadevergoeding.

4.Volgens het hof regelt het CMR-verdrag “alle aspecten in de aansprakelijkheidsverhouding tussen partijen ingevolge de beschadiging, het verlies of de vertraging van de vervoerde lading; eveneens zowel voor wat betreft de aansprakelijkheid voor materiële als immateriële gevolgschade”. Over het aspect van de gevolgschade is al heel wat inkt gevloeid en in het cassatiearrest dat bekend staat onder de naam Tiense Suiker besliste het Hof van Cassatie dat het CMR-verdrag niet de aansprakelijkheid van de vervoerder regelt voor schade toegebracht aan andere dan vervoerde goederen [2]. Het hof van beroep te Antwerpen lijkt aan deze cassatierechtspraak voorbij te gaan door te stellen dat zowel de aansprakelijkheid voor materiële als immateriële gevolgschade door het CMR-verdrag geregeld wordt.

In de Tiense Suiker-zaak bestond deze gevolgschade uit een vermenging in de landsilo waardoor er zowel schade was aan de vervoerde goederen als aan goederen die zich reeds in de silo van de bestemmeling bevonden. De gevolgschade die hier door de hoofdvervoerder geclaimd wordt bestaat uit gederfde winst en een claim wegens de verstoorde relatie met de opdrachtgever. Dit zijn immateriële gevolgschades zoals bedoeld in artikel 23, 4, laatste lid CMR-verdrag: “verdere schadevergoeding is niet verschuldigd ” en het is waarschijnlijk deze bepaling die het hof van beroep voor ogen had.

Voor zover het in deze zaak ook gaat over vermenging in de landtank, is de schadelijder een partij die volkomen vreemd is aan de vervoerovereenkomst. Een vordering van deze derde zou dan wel gestoeld kunnen worden op de aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad (art. 1382 BW). Die aansprakelijkheid zou in de feiten evenwel kunnen struikelen over de voorwaarde van het oorzakelijk verband aangezien deze firma zelf in de fout gaat door niet-bestelde goederen in ontvangst te nemen en in haar landtank te laten lossen.

[1] Bedrijfsjurist Jean Verheyen NV.
[2] Cass. 23 januari 2014 (ver. k.), Arr.Cass. 2014, afl. 1, 209, concl. Van Ingelgem, ETL 2014, 337, Pas. 2014, I, p. 193, concl. Van Ingelgem, RABG 2014, 559, RW 2016-17, nr. 3, 105, noot F. Blockx, IHT 2015/0, 80, noot F. Melis. De uitspraak van de eerste rechter (Kh. Antwerpen 4 juni 2004, onuitg.) werd in hoger beroep hervormd (Antwerpen 17 februari 2007, ETL 2007, 427). Hiertegen werd een voorziening in cassatie ingesteld, die gegrond werd verklaard (Cass. 16 januari 2009, Arr.Cass. 2009, 139, Pas. 2009, I, p. 128, RHA 2008, 362, noot J.-F. Leclercq, RW 2009-10, 738, noot F. Stevens, De Verz. 2009, 325, noot K. Bernauw; de zaak werd verwezen naar het hof te Gent dat opnieuw in dezelfde zin oordeelde als het hof van beroep te Antwerpen (Gent 20 juni 2011, ETL 2011, 543 en De Verz., 2012/1, 150, noot K. Bernauw). Het uiteindelijke oordeel van het Hof van Cassatie werd uitgesproken in verenigde kamers. Zie W. Verheyen, “Tiense Suiker: het klontje is definitief gevallen”, TVR, 2014-2, 50-51.