Article

Hof van beroep Antwerpen (4debis k.), 02/01/2017, R.D.C.-T.B.H., 2017/6, p. 605-608

Hof van beroep Antwerpen (4debis k.)2 januari 2017

VERVOER
Vervoer van goederen over de weg - Internationaal vervoer - CMR-verdrag - Regresvordering door hoofdvervoerder tegen ondervervoerder - Verjaringstermijn
De hoofdvervoerder werd belast met het transport van goederen van België naar Spanje. Bij aflevering bleken een aantal paletten te ontbreken. Tussen de afzender en de hoofdvervoerder werd de verjaring bereikt op 21 juli 2012. De dagvaarding op hoofdeis werd slechts uitgebracht op 21 september 2012, maar door de hoofdvervoerder werd geen verjaringsargument ingeroepen. De dagvaarding in vrijwaring door de hoofdvervoerder lastens de ondervervoerder werd uitgebracht op 16 oktober 2012, dus binnen de maand na de dagvaarding op hoofdeis, maar buiten de eenjarige CMR-termijn.
Het hof bevestigt dat de CMR-verjaringsregels niet alleen gelden voor de vordering van de afzender tegen de hoofdvervoerder, maar ook voor (regres)vorderingen van de hoofdvervoerder tegen de ondervervoerder. Het hof oordeelt vervolgens dat regresvorderingen, niettegenstaande de bijzondere bepaling van artikel 38 van de wet van 3 mei 1999, binnen de CMR-verjaringstermijn moeten worden ingesteld. Tevens stipt het hof aan dat, voor zover er in de verhouding afzender/hoofdvervoerder sprake was van een schorsing of een verlenging van de verjaringstermijn, deze schorsing of verlenging alleszins niet doorgezet was naar de ondervervoerder.
TRANSPORT
Transport de marchandises par route - Transport international - Convention CMR - Action récursoire du transporteur principal contre son sous-traitant - Délai de prescription
Le transporteur principal avait reçu instruction de transporter des marchandises de la Belgique en Espagne. Au moment de la livraison, certaines des palettes manquaient. Dans la relation entre l'expéditeur et le transporteur principal, la prescription était acquise le 21 juillet 2012. Or, même si la citation principale n'était lancée que le 21 septembre 2012, le transporteur principal ne soulevait pas l'argument de la prescription. La citation en garantie par le transporteur principal à l'encontre du transporteur sous-traitant était lancée le 16 octobre 2012, donc endéans le mois à compter de la citation principale, mais en dehors du délai annuel de la convention CMR.
La cour confirme que le régime de prescription de la convention CMR ne s'applique pas uniquement à l'action de l'expéditeur contre le transporteur principal, mais également aux actions (récursoires) du transporteur principal contre le transporteur sous-traitant. Ensuite, la cour décide que, nonobstant la disposition spécifique de l'article 38 de la loi du 3 mai 1999, une action récursoire doit impérativement être entamée dans le délai annuel de la convention CMR. La cour fait également remarquer que, pour autant qu'une suspension ou prolongation du délai de prescription ait été acceptée entre expéditeur et le transporteur principal, cette suspension ou prolongation n'a de toute façon pas été transmise au transporteur sous-traitant.

Getax NV / Kay NV, Trans Ole Belgium NV, Trans Ole Spain, Soc. Coop de CLM Quijote IV Centenario

Zet.: M. Dom (alleenzetelend raadsheer)
Pl.: Mrs. Th. Macours en K. De Cuyper loco Fr. Van Neck en L. Verbeke (in eigen naam) loco J. Ville
Zaak: 2014/AR/2006

Gezien het bestreden vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt van 25 maart 2014, waarvan geen betekening voorligt.

Gezien het verzoekschrift in hoger beroep neergelegd ter griffie van dit hof op 23 juli 2014, waarbij tijdig en naar de vorm geldig hoger beroep werd aangetekend.

Voorgaanden

1. De inleidende dagvaarding werd betekend op verzoek van Kay NV lastens Getax NV bij exploot van 21 september 2012.

De hoofdvordering strekte tot het bekomen van een schadevergoeding wegens manco bij uitvoering van een internationaal wegtransport van Genk naar Quer (Spanje) t.b.v. de som van 5.874,30 EUR, te vermeerderen met 334,75 EUR aan interesten conform het CMR-verdrag, meer de gerechtelijke inetresten aan de verdragsrechtelijke rente aan 5% op 5.874,30 EUR vanaf 31 juli 2013 tot op de datum van de volledige betaling en de gedingkosten.

Getax NV betwist deze vordering niet, maar dagvaardt op 16 oktober 2012 Trans Ole Belgium NV in tussenkomst en vrijwaring.

Op 16 november 2012 worden SA Trans Ole Spain en Soc. Coop de CLM Quiote IV Centenario (hierna “CLM” genoemd) door Trans Ole Belgium NV in tussenkomst en vrijwaring gedagvaard.

2. De eerste rechter verklaart de hoofdvordering gegrond, de vordering in vrijwaring lastens Trans Ole Belgium NV ontvankelijk doch ongegrond en de vordering in vrijwaring lastens SA Trans Ole Spain en CLM zonder voorwerp.

De eerste rechter overweegt dat:

- de hoofdvordering in dit dossier ingewilligd kan worden;

- de regresvordering van Getax NV geenszins verjaard is nu de dagvaarding in gedwongen tussenkomst lastens Trans Ole Belgium NV werd ingesteld binnen de maand (cf. art. 38, § 4 wet van 3 mei 1999);

- er geen voorbehoud werd gemaakt op de vrachtbrieven, zodat de geadresseerde wordt verondersteld - behoudens tegenbewijs - de 56 pallets effectief te hebben ontvangen. Het tegenbewijs wordt niet aan de hand van afdoende bewijsmateriaal aangetoond.

3. Het hoger beroep van Getax NV strekt tot de hervorming van het bestreden vonnis teneinde de vrijwaringsvordering lastens de ondervervoerder Trans Ole Belgium NV, gegrond te horen verklaren.

Verder concludeert Getax NV tot de ongegrondheid van het incidenteel beroep van Trans Ole Belgium NV.

Kay NV concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep en de bevestiging van het bestreden vonnis.

4. Trans Ole Belgium NV stelt incidenteel beroep in bij conclusie.

Zij vordert in hoofdorde het eerste vonnis te vernietigen, in zoverre het de oorspronkelijke vordering in vrijwaring van Getax NV ontvankelijk verklaart en vervolgens, opnieuw uitspraak doende, deze onontvankelijk te verklaren.

In ondergeschikte orde, het bestreden vonnis te bevestigen en Getax NV te veroordelen tot het betalen van de gerechtskosten.

In uiterst ondergeschikte orde en voor zover Trans Ole Belgium NV gehouden zou zijn tot het vrijwaren van Getax NV, zowel Trans Ole Spain, als CLM, hoofdelijk, solidair, dan wel in solidum, minstens de ene bij gebreke van de andere, te veroordelen tot het vrijwaren van Trans Ole Belgium NV voor de betaling van alle bedragen waartoe zij zou veroordeeld worden binnen deze procedure, zowel in hoofdsom, interesten als kosten en dienvolgens Trans Ole Spain en CLM, hoofdelijk, solidair, dan wel in solidum, minstens de ene bij gebreke van de andere, te veroordelen tot het betalen aan Trans Ole Belgium NV van de kosten van het geding.

5. De feiten kunnen samengevat worden als volgt:

Kay NV is een firma die gespecialiseerd is in de fabricage en distributie van onderhoudsproducten voor zowel industriële als commerciële doeleinden.

Kay NV gaf de opdracht aan Getax NV om een partij goederen, geladen op 56 paletten, over de weg te vervoeren van Genk naar Quer (Spanje). Getax NV besteedde dit vervoer uit aan Trans Ole Belgium NV, die op haar beurt SA Trans Ole Spain opdracht gaf om het vervoer uit te voeren. Het was CLM die het vervoer uiteindelijk effectief uitvoerde.

Kay NV vorderde betaling van de som van 6.466,56 EUR, zijnde de tegenwaarde van 11 paletten die bij lossing ontbraken.

Beoordeling

6. Betreffende de hoofdvordering

De eerste rechter veroordeelde Getax NV om aan Kay NV de som van 6.466,56 EUR te betalen, meer de verdragrechtelijke rente aan 5% op 5.874,30 EUR vanaf 31 juli 2013 tot op de datum van volledige betaling en de kosten van het geding.

Getax NV heeft slechts een beperkt hoger beroep aangetekend.

De hoofdvordering wordt niet betwist.

7. Betreffende de ontvankelijkheid van de vordering in vrijwaring van Getax NV tegen Trans Ole Belgium NV

De eerste rechter oordeelde dat de vordering in vrijwaring, ingesteld door Getax NV tegen de ondervervoerder Trans Ole Belgium NV niet verjaard is.

Trans Ole Belgium NV werd in het geding geroepen door Getax NV door een dagvaarding in tussenkomst en vrijwaring, uitgebracht op 16 oktober 2012.

De 56 europaletten werden volgens verschillende CMR-vrachtbrieven opgehaald op 11 juli 2011 door de ondervervoerder van Trans Ole Belgium NV op de Transportlaan 4 te Genk en dienden geleverd te worden bij de klant van Kay NV, met name de firma Conway te Quer in Spanje. Op 14 juli 2011 kwam de ondervervoerder Trans Ole Belgium NV met het transport aan in Spanje.

Getax NV schreef Trans Ole Belgium NV aan op 1 februari 2012, waarop Trans Ole Belgium NV op 7 februari 2012 antwoordde met afwijzing van de vordering. Voor zover het schrijven van Getax NV aanzien kan worden als een schriftelijke vordering, zou er aldus sprake zijn van een schorsing van de verjaring van 7 dagen. Bijgevolg is de verjaring ingetreden op 21 juli 2012.

8. De éénjarige verjaring van artikel 32, 1. CMR is niet alleen van toepassing op vordering tegen de vervoerder, maar ook op de regresvorderingen van de vervoerder tegen de ondervervoerder.

De verjaringstermijn voor het instellen van een rechtsvordering, voortspruitende uit een internationaal vervoercontract, geldt zowel voor de vorderingen tegen de vervoerder als deze ingeleid door de vervoerder, ook indien zulke vordering niet wordt gericht tegen de ladingbelanghebbende, doch wel door de contractuele hoofdvervoerder tegen een andere vervoerder, onverschillig of dit een vervoerder in onderaanneming of een opvolgend vervoer in de zin van artikel 34 CMR betreft.

De eerste rechter oordeelde echter dat de regresvordering kan ingesteld worden binnen de termijn van één maand, te rekenen van de dagvaarding die tot recht van regres aanleiding geeft, doch buiten de verjaringstermijn zoals voorzien in artikel 32 CMR conform artikel 38, § 4 wet van 3 mei 1999.

Ingevolge artikel 32, 3. CMR wordt de schorsing van de verjaring beheerst door het recht van het gerecht waarvoor de vordering aanhangig is. Ter zake is het Belgisch recht van toepassing.

De hoofdvordering werd buiten de verjaringstermijn van het CMR-verdrag ingesteld en de vervoerder werd buiten de oorspronkelijke verjaringstermijn gedagvaard door de ladingbelanghebbende bij exploot van 21 september 2012. De hoofdvervoerder werpt echter de verjaring niet op, maar er wordt evenmin enig bewijs geleverd dat de schorsing/verlenging van de verjaringstermijn was doorgeleid naar of werd overeengekomen met de ondervervoerder.

9. De regresvordering dient binnen de verjaringstermijn van het CMR-verdrag te worden ingesteld.

De regeling voorzien in artikel 38 van de wet van 3 mei 1999 dat bepaalt:

de regresvorderingen ontstaan uit de overeenkomst tot vervoer van goederen over de weg moeten, op straffe van verval, worden ingesteld binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de dagvaarding die aanleiding geeft tot het recht van regres.

is van toepassing op onderhavig vervoer.

De verlenging van de verjaringstermijn die werd toegestaan in de verhouding tussen de afzender en de hoofdvervoerder geldt echter niet in de verhouding tussen hoofdvervoerder en ondervervoerder.

De regresvordering van Getax NV t.o.v. Trans Ole Belgium NV werd buiten de verjaringstermijn ingesteld en is verjaard.

De regresvordering van Getax NV t.o.v. Trans Ole Belgium NV is niet ontvankelijk.

Het bestreden vonnis dient gedeeltelijk te worden hervormd.

10. Betreffende de vorderingen in vrijwaring van Trans Ole Belgium NV tegen Trans Ole Spain en CLM

De eerste rechter heeft de vordering in vrijwaring zonder voorwerp verklaard.

Gezien de onontvankelijkheid van de vordering in vrijwaring, blijft de vordering in vrijwaring van Trans Ole Belgium t.o.v. Trans Ole Spain en CLM zonder voorwerp.

11. Overeenkomstig artikel 1017 Ger.W. zijn de gerechtskosten ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

Trans Ole Belgium NV is gelet op de gegrondheid van het hoger beroep van Getax de in het ongelijk gestelde partij.

Het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding hoger beroep bedraagt overeenkomstig het KB van 26 oktober 2007 (geïndexeerd met ingang van 1 juni 2016) de som van 1.320 EUR.

Anderzijds bevestigt het hof het bestreden vonnis m.b.t. de gerechtskosten t.a.v. Kay NV en verwijst Getax NV in de gedingkosten in hoger beroep, zijnde de rechtsplegingsvergoeding t.b.v. 1.080 EUR.

Beslissing

Het hof beslist bij arrest op tegenspraak.

De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.

Het hof verklaart het hoger beroep van Getax NV ontvankelijk en deels gegrond.

Het hof hervormt het bestreden vonnis gedeeltelijk en opnieuw recht sprekende verklaart de oorspronkelijke vordering in vrijwaring van Getax NV tegen Trans Ole Belgium NV niet ontvankelijk.

Het hof bevestigt voor het overige het bestreden vonnis.

Het hof verwijst Trans Ole Belgium NV in de gedingkosten in hoger beroep, vereffend aan de zijde van Getax NV op 1.320 EUR rechtsplegingsvergoeding.

Het hof verwijst Getax NV in de gedingkosten in hoger beroep, vereffend aan de zijde van Kay NV op 1.080 EUR rechtsplegingsvergoeding.

(…)