Actualités

Insolventierecht

Bij ontbinding van een leasingovereenkomst wegens wanprestatie geldt het eigendomsrecht van de leasinggever onverkort – Cass. 21 februari 2025

In een arrest van 21 februari 2025 (C.23.0381.N) heeft het Hof van Cassatie zich gebogen over de omvang van het eigendomsrecht van een leasinggever. Het Hof oordeelde meer bepaald dat, wanneer de leasinggever bij ontbinding wegens wanprestatie van de leasingnemer, het geleasede goed terugvordert vóór het einde van de leasingsovereenkomst en de waarde van het goed het bedrag van de schuldvordering van de leasinggever overtreft, de leasinggever als eigenaar van het geleasede goed in principe niet gehouden is tot afdracht van het saldo aan de leasingnemer. De feitenrechter die anders oordeelt en hier tegenin gaat via de matiging van een contractueel schadebeding, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.

Of met andere woorden: het eigendomsrecht van een leasinggever strekt zich uit tot het geleasede goed in zijn geheel, niet slechts ten belope van diens openstaande schuldvordering(en) ten aanzien van de leasingnemer.

Dit in tegenstelling tot wat het geval zou zijn bij een loutere eigendom tot zekerheid, waarbij het verrijkingsverbod een dergelijke lezing in de weg zou staan. Overeenkomstig het verrijkingsverbod mag de uitoefening van een zekerheidsrecht de schuldeiser immers niet meer opleveren dan wat hij zou hebben verkregen in de hypothetische situatie dat de schuldenaar zijn verbintenis vrijwillig zou zijn nagekomen.

In het onderhavige arrest, overweegt het Hof van Cassatie evenwel dat het eigendomsrecht van een leasinggever niet louter strekt tot zekerheid (van de betalingsverbintenis van de leasingnemer). De leasinggever blijft immers eigenaar van het geleasede goed, ook wanneer de leasingnemer zijn betalingsverbintenis correct uitvoert. Bij het einde van de leasingsovereenkomst is de leasingnemer in principe gehouden tot teruggave van het geleasede goed aan de leasinggever (zonder dat de leasinggever daarbij gehouden is tot betaling van de waarde van het goed aan de leasingnemer).

De leasingnemer kan er echter bij het einde van de overeenkomst voor kiezen om de in de leasingsovereenkomst bedongen aankoopoptie uit te oefenen. Enkel wanneer hij deze aankoopoptie (rechtsgeldig) uitoefent, wordt de leasingnemer eigenaar van het goed en heeft hij recht op de waarde ervan, aldus het Hof.

Concreet toegepast op onderliggende casus: indien een leasingsovereenkomst vroegtijdig werd ontbonden door wanprestatie van de leasingnemer en de leasingnemer zijn aankoopoptie niet heeft kunnen lichten, is en blijft de leasinggever eigenaar van (de gehele waarde van) het geleasede goed. In beginsel kan de leasinggever zijn goed dan ook revindiceren uit de faillissementsboedel van de leasingnemer. Dit zonder afgifte van het positief verschil tussen de waarde van het geleasede goed en zijn openstaande schuldvordering(en) ten aanzien van de leasingnemer. Een schadebeding dat bevestigt dat dit surplus moet toekomen aan de leasinggever, vormt bijgevolg geen schadebeding dat gematigd moet worden.

Comments are closed.