Actualités

Insolvabilité

Cass. 2 december 2021, nr. C.21.0052.N: restitutie na cassatie

De feiten ten grondslag aan dit arrest zijn als volgt. In 2015 zinkt het schip van eisers ter hoogte van Zeebrugge en worden eisers veroordeeld tot de berging van het schip. Dit vonnis wordt bevestigd door het hof van beroep te Gent, waarna eisers overgaan tot de berging in 2016. Zij sluiten hiervoor een contract met een gespecialiseerde onderneming die de berging uitvoert. Echter, in 2017 wordt het arrest van het hof van beroep vernietigd door een arrest van het Hof van Cassatie, waarna eisers zich terug richten tot verweerders tot terugbetaling van de bergingskosten. De eisers laten hiervoor een bevel tot betaling betekenen aan de verweerders. Deze laatsten tekenen tegen dit bevel tot betaling verzet aan bij beslagrechter, die op zijn beurt dit verzet gegrond verklaard. Ten slotte, richtten eisers zich tot het Hof van Cassatie ter vernietiging van dit arrest.

Het bestreden arrest stelt dat de eisers niet aantonen dat zij de bergingskosten hebben betaald en ingevolge de vernietiging van het arrest waarin deze berging werd opgelegd recht hebben op restitutie van deze bergingskosten. Eisers zijn van oordeel dat hierdoor het hof van beroep de restitutieverplichting na cassatie zoals die voortvloeit uit de onverschuldigde betaling en de verrijking zonder oorzaak miskent.

Het Hof van Cassatie start zijn redenering door te stellen dat « het cassatiearrest levert aldus een titel op voor de terugvordering van hetgeen krachtens de vernietigde beslissing werd betaald zonder dat het cassatiearrest deze terugbetaling dient te bevelen. » Echter, wanneer de veroordeling betrekking heeft op een verbintenis om iets te doen of iets niet te doen, dan levert het cassatieberoep geen dergelijke titel op maar moet de bodemrechter de omvang van de restitutieplicht bepalen. Het onderdeel dat van een andere opvatting uitgaat, faalt naar recht.

Het Hof van Cassatie volgt aldus de eisers niet in hun redenering en verwerpt het cassatieberoep. Bijgevolg, blijft het arrest van het hof van beroep behouden en kunnen eisers zich niet op het cassatiearrest beroepen om terugbetaling van de bergingskosten te vorderen.

Comments are closed.