Actualités

Insolvabilité

Wetsontwerp houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden

Op 6 maart 2024 heeft de Belgische regering een wetsontwerp ingediend houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden. Met dit wetsontwerp beoogt de wetgever zijn schuldenbeleid om te zetten in een werkelijke schuldenaanpak. Dit door wijzigingen aan te brengen in zowel het Burgerlijk Wetboek als het Gerechtelijk Wetboek.

De hoofdgedachte van het wetsontwerp bestaat erin te vermijden dat mensen die reeds financiële moeilijkheden hebben, nodeloos zouden worden geconfronteerd met een gerechtelijke procedure en met de bijhorende (overbodige) gerechtskosten en eventuele uitvoeringskosten.

Concreet beslaat het wetsontwerp een waaier aan maatregelen, die in drie luiken ingedeeld kunnen worden.

Het eerste luik betreft de zgn. ‘vroeg-detectie’. Daartoe voorziet het wetsontwerp onder meer in de toevoeging van nieuwe berichten in het ‘Centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest’ (CBB): een ‘bericht van vaststelling van niet-bevinding’ en een ‘bericht van minnelijke schuldbemiddeling’. Bovendien worden gerechtsdeurwaarders verplicht tot een systematische controle van het CBB, voorafgaand aan elke (gerechtelijke of buitengerechtelijke) invorderingsprocedure of beslagprocedure.

Wat in het bijzonder schuldenaar-ondernemingen betreft, beoogt het wetsontwerp voorts de informatie met betrekking tot een gerechtelijke reorganisatie, overdracht onder gerechtelijk gezag of faillissementsprocedure raadpleegbaar te maken in het CBB. Daarnaast wordt het CBB ook uitgebreid met een ‘bericht van controle dreigende insolventie’ dat door de gerechtsdeurwaarder wordt neergelegd indien hij een situatie vaststelt die erop kan wijzen dat de continuïteit van de activiteit van de schuldenaar-onderneming onmiddellijk of op termijn bedreigd zou zijn. Daarbij is het de bedoeling dat de Kamer voor Ondernemingen in moeilijkheden hier automatisch van in kennis zal worden gesteld.

Een tweede luik betreft het ‘gemeengemaakt beslag’ en het ‘beslag bij vergelijking en uitbreiding’. Deze twee procedures brengen tot op heden verscheidene ongemakken met zich mee waardoor ze niet regelmatig gebruikt worden. Hier wil de wetgever aan tegemoet komen door ze ‘leesbaarder’ te maken. Bovendien wordt ingezet op het optimaliseren en het digitaliseren van de communicatie tussen de beslagleggende gerechtsdeurwaarders.

Een derde en laatste luik groepeert diverse bepalingen. Daarbij springt onder meer in het oog:

  • De mogelijkheid voor de rechtbank om, in afwijking van art. 2223 BW, de verjaringstermijn ambtshalve op te werpen in invorderingsprocedures ingediend door ondernemingen tegen consumenten.
  • Enkele maatregelen inzake afbetalingsplannen die tot stand zijn gekomen door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder in het kader van de invordering van een geldsom. Het gaat onder meer om de verplichting voor gerechtsdeurwaarders om een dergelijk afbetalingsplan schriftelijk te bevestigen en de verplichting om een herinnering te sturen vóór de voortzetting van de tenuitvoerleggingsprocedure in geval van niet-naleving van het plan.
  • De principiële verplichting voor gerechtsdeurwaarders om de verkoop van in beslag genomen goederen van een schuldenaar te weigeren wanneer hij vaststelt dat de waarde van de in beslag genomen goederen volgens hem kennelijk niet volstaat om de kosten van de verkoop te voldoen.
  • Een verplichte opleiding voor gerechtsdeurwaarders in communicatie- en faciliteringsvaardigheden (om meer nadruk te leggen op de rol van de gerechtsdeurwaarder bij het zoeken naar minnelijke oplossingen).

 

Kortom: een veelomvattend wetsontwerp waar het laatste woord nog niet over gezegd is.

 

Frederic Polis (Academisch medewerker – Universiteit Antwerpen)

Comments are closed.