Article

Het exclusieve vorderingsrecht van de cognossementhouder, R.D.C.-T.B.H., 2017/6, p. 601

VERVOER
Vervoer over zee - Bevrachtingsovereenkomst - Cognossement - Ladingschade - Vorderingsrecht
Wanneer een cognossement uitgegeven is, kan enkel de houder van het cognossement de zeevervoerder aanspreken wegens verlies of beschadiging van de lading. Door de uitgifte van het cognossement kan de bevrachter deze vordering niet langer op grond van de bevrachtingsovereenkomst instellen.
TRANSPORT
Transport maritime - Contrat d'affrètement maritime - Connaissement - Dommage aux marchandises - Droit d'action
Si un connaissement a été émis, seul le porteur du connaissement peut actionner le transporteur maritime pour raison de perte ou dommages à la cargaison. A cause de l'émission du connaissement, cette action ne peut plus être poursuivie par l'affréteur sous le contrat d'affrètement.
Het exclusieve vorderingsrecht van de cognossementhouder
Frank Stevens [1]

Enkel de houder van het cognossement heeft het recht om afgifte van de vervoerde goederen te vragen. Dit principe is essentieel om het cognossement als waardepapier te laten functioneren en is uitdrukkelijk neergelegd in artikel 89 zeewet.

Wat betekent dit echter voor het vorderingsrecht in geval van verlies of beschadiging van de vervoerde goederen? Dat de cognossementhouder (ook zonder persoonlijke schade) de averijvordering kan instellen is in België reeds lang aanvaard, maar is hij de enige die de averijvordering kan instellen? In sommige oudere rechtspraak en een deel van de rechtsleer werd verdedigd dat ook de werkelijke belanghebbende het recht zou moeten hebben om de averijvordering in te stellen. In recentere rechtspraak wordt dit standpunt niet meer gevolgd [2].

In het cassatiearrest van 23 januari 2017 ging het niet om de werkelijke belanghebbende, maar om de afzender, die een bevrachtingsovereenkomst had gesloten met de zeevervoerder. Door de uitgifte van het cognossement ontstaat een nieuwe, afzonderlijke rechtsrelatie tussen de zeevervoerder en de houder van het cognossement, maar de onderliggende bevrachtingsovereenkomst verdwijnt niet door de uitgifte van het cognossement. Onder deze bevrachtingsovereenkomst - zeker wanneer het om een reisbevrachting gaat - neemt de vervrachter ook de verplichting op om de goederen te vervoeren en in dezelfde staat ter bestemming af te leveren. Gebeurt dit niet, en worden de goederen niet of met schade afgeleverd, dan rijst logischerwijze de vraag of de bevrachter hiervoor kan vorderen onder de bevrachtingsovereenkomst - naast en los van het vorderingsrecht van de cognossementhouder onder het cognossement. Het besproken arrest sluit ook dit alternatieve vorderingsrecht uit: wanneer er een cognossement is uitgegeven, kan de averijvordering enkel nog ingesteld worden door de cognossementhouder onder het cognossement, maar niet meer door de afzender/bevrachter.

Het Hof van Cassatie laat wel de mogelijkheid open dat de cognossementhouder zijn rechten overdraagt aan de bevrachter, of dat deze laatste die rechten via subrogatie verwerft, maar in die situaties blijft het gaan om de vordering van de cognossementhouder onder het cognossement (met alle beperkingen of nadelen die daaraan kleven), zij het nu uitgeoefend door een andere partij dan de cognossementhouder zelf. Voor verlies of beschadiging van de vervoerde goederen heeft de bevrachter echter geen vorderingsrecht meer onder de bevrachtingsovereenkomst. Daarmee is meteen ook een beperking aangegeven van het principe. Een (reis)bevrachtingsovereenkomst omvat immers meer dan enkel de verplichting om de goederen te vervoeren en in dezelfde staat ter bestemming af te leveren. Het spreekt voor zich dat de bevrachter wel een vorderingsrecht behoudt met betrekking tot de schending van andere verplichtingen onder de bevrachtingsovereenkomst. Zoals gezegd verdwijnt deze overeenkomst immers niet door de uitgifte van het cognossement.

[1] Docent Erasmus Universiteit Rotterdam, advocaat.
[2] F. Stevens, “Maritiem procesrecht”, TBH, 2008/7, nr. 6, p. 605.