Article

Hof van Cassatie, 26/04/2018, R.D.C.-T.B.H., 2019/2, p. 276-278

Hof van Cassatie 26 april 2018

VERZEKERINGEN
Verzekeringsovereenkomst - Motorrijtuigenverzekering - Vergoedingsregeling bepaalde slachtoffers van verkeersongevallen met motorrijtuigen - Geen vaststelling van aansprakelijkheid mogelijk - Artikel 19bis -11, § 2 WAM-wet - Vergoeding niet beperkt tot de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden - Iedere verzekeraar gehouden tot vergoeding van de gehele schade - Artikel 29ter WAM-wet ingevoerd bij wet van 31 mei 2017 - Geen interpretatieve wet
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 31 mei 2017 blijkt dat artikel 29ter WAM-wet, zoals ingevoerd bij de voormelde wet van 31 mei 2017, voorziet in een aangepaste vergoedingsregel en bijgevolg geen interpretatieve wetsbepaling is.
Het onderdeel dat ervan uitgaat dat voor de toepassing van artikel 19bis-11, § 2 WAM-wet enkel de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden kunnen beschouwd worden als benadeelden in de zin van voormelde bepaling, gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting en faalt bijgevolg naar recht.
Krachtens artikel 19bis-11, § 2 WAM-wet kan de benadeelde van iedere verzekeraar van een bij het ongeval betrokken voertuig, met uitzondering van hen wiens verzekerde ongetwijfeld niet aansprakelijk is, het geheel van de door hem geleden schade vorderen.
ASSURANCES
Contrat d'assurance - Assurance automobile - Régime d'indemnisation de certaines victimes d'accidents de la route impliquant des véhicules automoteurs - Pas de détermination de responsabilité possible - Article 19bis-11, § 2, loi RC auto - Indemnisation non limitée aux victimes innocentes et à leurs ayants droit - Chaque assureur tenu d'indemniser l'entièreté du dommage - Article 29ter loi RC auto introduit par la loi du 31 mai 2017 - Pas de loi d'interprétation
Il ressort des travaux parlementaires de la loi du 31 mai 2017 que l'article 29ter de la loi RC auto, tel qu'introduit par la loi du 31 mai 2017 précitée, prévoit une règle d'indemnisation adaptée et par conséquent n'est donc pas une disposition légale interprétative.
L'affirmation selon laquelle, aux fins de l'article 19bis-11, § 2, de la loi RC auto, seules les victimes innocentes et leurs ayants droit peuvent être considérées comme lésées au sens de la disposition précitée est fondée sur une erreur de droit et, par conséquent, échoue en droit.
En vertu de l'article 19bis-11, § 2, de la loi RC auto, la personne lésée peut réclamer à tout assureur d'un véhicule impliqué dans l'accident, à l'exception de ceux dont l'assuré n'est avec certitude pas responsable, le montant total des dommages qu'elle a subis.

Baloise Belgium en AG Insurance / V. en R.

Zet.: A. Smetryns (voorzitter), K. Mesdagh, G. Jocqué, B. Wylleman, K. Moens (raadsheren)
Pl.: Mrs. J. Verbist en B. Maes
Zaak: C.17.0578.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 27 maart 2017.

Raadsheer Geert Jocqué heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiseressen voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste middel
Eerste onderdeel

1. Artikel 19bis-11, § 2 WAM, zoals opgeheven bij artikel 15 van de wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bepaalt: “In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf indien verscheidene voertuigen bij het ongeval zijn betrokken en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt.

2. Artikel 29ter WAM, zoals ingevoerd bij artikel 23 van de wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, bepaalt:

§ 1. Wanneer twee of meer voertuigen betrokken zijn bij een verkeersongeval in België, en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt alle schade geleden door de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden, zijnde de personen op wie met zekerheid geen aansprakelijkheid rust, ten laste genomen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Voor de toepassing van dit artikel dient onder voertuig te worden verstaan, alle motorrijtuigen, zoals gedefinieerd in artikel 1, alsmede de gemotoriseerde voertuigen die aan spoorstaven gebonden zijn.

Schade waarvoor een vergoeding kan uitgekeerd worden in uitvoering van artikel 29bis is uitgesloten van de toepassing van dit artikel. De schade geleden door de voertuigen die klaarblijkelijk het ongeval niet hebben veroorzaakt, komt in aanmerking voor vergoeding in toepassing van dit artikel. De schade aan de andere betrokken voertuigen is uitgesloten van de toepassing van dit artikel.

Voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 1, is dit artikel van toepassing wanneer het ongeval zich voordoet op plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1.

§ 2. Voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 1, rust de vergoedingsplicht op de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid ervan dekken. Het Fonds vergoedt de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden in de gevallen bedoeld in artikel 19bis-11, § 1, 1°), 2°), 4°), 7°) en 8°).

Voor motorrijtuigen die in uitvoering van artikel 10 vrijgesteld zijn van de verzekeringsplicht, rust de vergoedingsverplichting op degene aan wie ze toebehoren of op wiens naam ze ingeschreven zijn.

Voor motorrijtuigen die aan spoorstaven gebonden zijn, rust de verplichting tot vergoeding op de eigenaar van deze motorrijtuigen. Diegenen die waarborg geven aan de voertuigen die het ongeval met zekerheid niet hebben veroorzaakt, zijn niet tot vergoeding gehouden.

§ 3. De personen vermeld in paragraaf 2 en op wie de verplichting tot vergoeding rust, zijn hoofdelijk gehouden ten aanzien van de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden. Het aandeel in de schadelast wordt onder deze vergoedingsplichtigen in gelijke delen verdeeld.

3. Een interpretatieve wet is een wet die betreffende een punt waar de rechtsregel onzeker of betwist is, een oplossing geeft die door de rechtspraak had kunnen aangenomen worden.

4. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 31 mei 2017 blijkt dat de wetgever met de invoering van artikel 29ter WAM niet alleen de regeling vervat in artikel 19bis-11, § 2 WAM heeft willen verduidelijken maar de regeling ook nauwkeuriger heeft willen afstemmen op de oorspronkelijke bedoeling om enkel onschuldige slachtoffers van verkeersongevallen te vergoeden, de vergoedingsregeling heeft uitgebreid tot ongevallen waarbij gemotoriseerde voertuigen die aan spoorstaven gebonden zijn, betrokken zijn, de vergoedingsplicht heeft uitgebreid tot het Gemeenschappelijk Waarborgfonds in de aangeduide gevallen en heeft voorzien in hoofdelijkheid tussen de verzekeraars van de in het ongeval betrokken voertuigen.

Hieruit volgt dat artikel 29ter WAM, zoals ingevoerd bij de voormelde wet van 31 mei 2017, voorziet in een aangepaste vergoedingsregel en bijgevolg geen interpretatieve wetsbepaling is.

Het onderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Tweede onderdeel

5. Artikel 19bis-11, § 2 WAM, zoals hier van toepassing, bepaalt: “In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf, indien verscheidene voertuigen bij het ongeval betrokken zijn en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degene wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt.

Hieruit volgt dat voor de toepassing van deze wetsbepaling enkel de WAM-verzekeraars van de voertuigen waarvan de bestuurders geen aansprakelijkheid dragen, niet tot vergoeding gehouden zijn.

6. Het onderdeel dat ervan uitgaat dat enkel de onschuldige slachtoffers en hun rechthebbenden kunnen beschouwd worden als benadeelden in de zin van voormelde bepaling, gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting en faalt bijgevolg naar recht.

Derde onderdeel

7. Artikel 19bis-11, § 1 WAM bepaalt: “Elke benadeelde kan van het Fonds de vergoeding bekomen van de schade die door een motorrijtuig is veroorzaakt:

1°) wanneer de verzekeringsonderneming failliet verklaard is;

2°) wanneer de vergoedingen verschuldigd zijn door een verzekeringsonderneming, die na afstand of intrekking van de toelating in België of na het, met toepassing van artikel 71, § 1, derde lid, en 2 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, opgelegde verbod van activiteit, haar verplichtingen niet nakomt;

3°) wanneer geen enkele verzekeringsonderneming tot die vergoeding verplicht is om reden van een toevallig feit waardoor de bestuurder van het voertuig dat het ongeval veroorzaakte, vrijuit gaat;

4°) wanneer in geval van diefstal, geweldpleging of heling, de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig aanleiding kan geven, niet verzekerd is, overeenkomstig de wettelijk geoorloofde uitsluiting;

5°) indien binnen drie maanden na de datum waarop hij zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend bij de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee, door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt of bij haar schaderegelaar, die verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar hem geen met redenen omkleed antwoord op de diverse punten in het verzoek heeft verstrekt;

6°) indien de verzekeringsonderneming heeft nagelaten om een schaderegelaar aan te wijzen;

7°) indien het motorrijtuig dat het ongeval heeft veroorzaakt, niet kan worden geïdentificeerd; in dat geval wordt het Fonds in de plaats gesteld van de aansprakelijke persoon;

8°) wanneer geen enkele verzekeringsonderneming tot die vergoeding verplicht is hetzij omdat de verzekeringsplicht niet nageleefd werd, hetzij de verzekeringsonderneming binnen twee maanden na het ongeval niet kan geïdentificeerd worden.

Artikel 19bis-11, § 2 WAM, zoals hier van toepassing, bepaalt: “In afwijking van 7°) van de voorgaande paragraaf indien verscheidene voertuigen bij het ongeval betrokken zijn en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, wordt de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurder van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degene wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt.

8. Uit deze bepalingen en hun wetsgeschiedenis blijkt dat de vergoedingsregeling bepaald in artikel 19bis-11, § 1 WAM steunt op aansprakelijkheid en de aansprakelijkheidsverzekeringen, terwijl de in artikel 19bis-11, § 2 WAM vervatte regel een automatische vergoedingsregeling is die losstaat van het optreden van het Fonds en die de wet oplegt aan de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe motorrijtuigen aanleiding kunnen geven, dekken.

9. Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de benadeelde in de beide bepalingen dezelfde betekenis heeft en de benadeelde hierdoor in het kader van artikel 19bis-11, § 2 WAM moet bewijzen dat “hij benadeeld wordt door de omstandigheid die wordt aangegeven, met name het gebrek aan bewijs wie aansprakelijk is”, gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting en faalt bijgevolg naar recht.

10. De prejudiciële vraag wordt niet gesteld.

Tweede middel

(…)

Derde middel

13. Krachtens artikel 19bis-11, § 2 WAM, zoals hier van toepassing, wordt, in afwijking van 7° van de voorgaande paragraaf, indien verscheidene voertuigen bij het ongeval betrokken zijn en indien het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, de schadevergoeding van de benadeelde persoon in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het geding komt.

14. De verdeling in gelijke delen zoals bedoeld in deze wetsbepaling geldt uitsluitend tussen de verzekeraars onderling. De benadeelde kan bijgevolg van iedere verzekeraar van een bij het ongeval betrokken voertuig, met uitzondering van hen wiens verzekerde ongetwijfeld niet aansprakelijk is, het geheel van de door hem geleden schade vorderen.

Het middel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseressen tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiseressen op 905,50 EUR.

(…)