Crisis en openbare orde: openbare orde in crisis
INHOUD
II. Is ongelijkheidstoename een fataliteit?
III. Het is een gevaarlijk spelletje de apocalyps op de proef te stellen
IV. Openbare orde op overschot
V. De weg naar de hel, geplaveid met goede voornemens
VI. Het virus waarmee de openbare orde blijft sukkelen
| I. | Apocalyptische ruiters | ![]() |
1.Walter Scheidel, Amerikaans historicus, onderzocht grootschalig de gebeurtenissen die in de loop van de geschiedenis een ongelijkheidssbeperkend effect hadden. [2]
Hij besluit dat er “vier ruiters van de apocalyps” [3] zijn, die, al dan niet in combinatie, patrimoniale ongelijkheid terugdringen.
Het zijn a) grootschalige oorlogen, b) revoluties met internationale weerklank [4], c) implosies van staatsstructuren en d) epidemieën.
Met een overdonderende menselijke kost, komt het door die gewelddadige gebeurtenissen tot grotere patrimoniale gelijkheid tussen de overlevenden. [5]
Scheidel stelt evenwel vast dat de eerdere ongelijkheid zich relatief snel herstelt van zodra het geweld is uitgewoed en de gevolgen ervan worden opgevangen.
De voorwaarden en tekenen daarvan zijn: demografische groei, het herstel van de (internationale) handel en duurzaamheid van de vrede. Zolang die omstandigheden zich voordoen, blijft de patrimoniale ongelijkheid toenemen.
Zoals zovele anderen [6], toont Scheidel aan dat de ongelijkheidsgroei niet spontaan wordt gevolgd door een periode van vreedzame herverdeling van geaccumuleerde inkomsten en rijkdommen. De zgn. Kuznets' curve [7] wordt, zowel in het verleden, als in het heden door de feiten tegengesproken: de, door die curve gesuggereerde herverdeling [8] doet zich niet voor. De patrimoniale ongelijkheid blijft integendeel toenemen, tenzij een apocalyptische ruiter roet in het eten gooit.
Scheidel onderzocht ook de mogelijke invloed op ongelijkheid van “vreedzame” ontwikkelingen zoals de herverdeling van landeigendom, de afschaffing van de slavernij, de kwijtschelding van schulden, economische en financiële crisissen, economische ontwikkeling, wijdverspreid onderwijs, democratie, … Hij meent dat zij hoogstens en, bovendien, in beperkte mate de patrimoniale ongelijkheidstoename kunnen afremmen, maar haar niet kunnen lamleggen. Socialezekerheidstransferten, progressieve belastingen, … hebben dat ongelijkheidsafremmend potentieel, maar Scheidel twijfelt aan hun houdbaarheid o.m. in functie van immigratiestromen, leeftijdsverlenging, globalisering, …
Hij vraagt zich ten slotte af wat de (nabije) toekomst te bieden heeft. Scheidel dacht in 2017 dat de kans klein is dat één van de vier ruiters van de “apocalyps“zich snel roert. [9]
Hij ziet de patrimoniale ongelijkheid dus verder toenemen. [10]
2.Intussen weten we beter. Minstens op het vlak van de epidemie, heeft Scheidel de ruiters van de apocalyps onderschat. Ondanks zijn optimisme had de wetenschap in 2019-2020 geen pasklaar antwoord klaar op het COVID-19-virus, dat zich in een paar weken tijd tot een wereldwijde epidemie kon ontwikkelen. Ook in landen met de beste gezondheidszorg, eist(e) het virus een hoge menselijke en materiële tol. Het is te vroeg om te bepalen waar het virus eindigt, maar het is duidelijk dat één van Scheidel's ruiters van de apocalyps aan zet is.
Hoe indrukwekkend en gedetailleerd zijn analyse van “the great leveller” ook is, zijn kijk op het ongelijkheidsvraagstuk vergt toch enige bijstelling.
Wanneer hij de derde ruiter van de apocalyps bespreekt (de implosie van de staatsstructuur) vermeldt Scheidel klimaatveranderingen in een ver verleden [11], die staatsstructuren ondermijnden. Het is dan ook opmerkelijk dat hij de klimaat- en ecologische ontregelingen, die minstens sinds de jaren 1960 bekend zijn, onbesproken en zelfs onvermeld laat. [12]
Hun schadelijke gevolgen manifesteren zich intussen op alle continenten, ook in 2017.
Zij bedreigen niet alleen de levensomstandigheden van elk levend wezen op de planeet, maar zijn ook even gewelddadig als de, door Scheidel ten tonele gevoerde vier ruiters, op de plaatsen waar hun verwoestende gevolgen zich reeds lieten gevoelen. [13]
Zijn stilzwijgen staat in contrast met de bezorgdheid daarover, die de overgrote meerderheid van wetenschappers in de greep houdt. [14]
Voor evenveel opzien zorgt het feit dat hij financiële en economische crisissen vergelijkbaar acht [15] met de herverdeling van landeigendom, de afschaffing van de slavernij, de kwijtschelding van schulden, de economische ontwikkeling, wijdverspreid onderwijs en democratie. [16]
Laatstgenoemde gebeurtenissen verwijzen in de regel naar overheidsbeslissingen, overheidstussenkomsten en overheidsoptreden, vaak als reactie op toestanden of activiteiten die de overheid onwenselijk acht. Dat kan niet van economische of financiële crisissen worden gezegd. Zij zijn niet aan de overheid toe te rekenen. Hoogstens kan worden gezegd dat het “stilzitten“van de overheid tot dergelijke crisissen bijdraagt. De beoordeling daarvan verwijst evenwel naar de basisvraag [17], namelijk in welke mate de overheid in economische en/of financiële aangelegenheden moet tussenkomen?
Onder voorbehoud van het onderzoek van die vraag, zijn dergelijke crisissen het gevolg van, door speculatie [18] oververhit geraakte economische en/of financiële activiteiten en “markten”, die “zeepbellen” voortbrengen, aan de controle van de “marktspelers” ontsnappen en uiteindelijk imploderen. [19]
De, eerst, financiële, daarna economische en vervolgens monetaire crisis, die zich vanaf 2007 manifesteerde en alle werelddelen teisterde, is daarvan een sprekend voorbeeld. [20]
Zij was (is) het gevolg van toxische financiële instrumenten (derivaten) die door een geglobaliseerde “wallstreet” werden ontwikkeld en verhandeld. Rechtstreeks en onrechtstreeks kelderden zij (hun ontwerpers/verdelers) de levensomstandigheden van miljoenen mensen. Het is dan ook betwistbaar de economische en financiële crisissen op één lijn te zetten met overheidsbeslissingen en - tussenkomsten, die betrekking hebben op - volgens de overheid - misgelopen activiteiten, toestanden en/of markten.
De apocalyps kan derhalve een leger op de been brengen dat bestaat uit meer dan de vier, door Scheidel vermelde ruiters. In dezelfde mate, onderschat hij hun slagkracht.
3.Aan de oorsprong van alle apocalyptische ruiters liggen, steeds en overal, menselijke activiteiten, middellijk of onmiddellijk, rechtstreeks of onrechtstreeks. Zij delen dat gemeenschappelijke kenmerk.
Vanzelfsprekend verwijst Scheidel herhaaldelijk naar die gemeenschappelijke oorsprong van de (apocalyptische) ruiters, maar hij blijft er niet bij stilstaan. Zijn aandachtspunt ligt elders: hij concentreert zijn onderzoek op de gelijkere verdeling van inkomsten en rijkdom eenmaal de ruiters hun opwachting hebben gemaakt.
Ander onderzoek [21] wijst er integendeel op dat het menselijke activiteiten zijn, die de (on)gelijkheidscurve bepalen en aan de oorsprong liggen van oorlogen, revoluties, de ineenstorting van de staatsstructuren en epidemieën. [22]
Het zijn dus niet de apocalyptische ruiters die de patrimoniale ongelijkheidsgraad bepalen, maar wel de structuur van het, (on)gelijkheid producerende samenlevingsverband en, nog meer, de personen die daarover zeggenschap hebben.
Zij bepalen de activiteiten en toestanden die worden geduld of, integendeel, geweerd. Zij hebben de teugels in handen waarmee de ongelijkheid al dan niet kan toenemen, alvorens zij eventueel ten prooi van apocalyptische ruiters vallen.
Het is, ondanks zijn invalshoek, intrigerend te noemen dat Scheidel daarop niet ingaat. Met een grondige bespreking van het Amerikaanse protectoraat over Japan na WO II [23] toont hij immers aan dat de middelen en technieken bekend en werkzaam zijn om van een dramatisch ongelijke (Japanse) samenleving [24] een, voor lange tijd, veel gelijkere samenleving te maken. Daartoe voerden de Amerikanen een herverdeling van landeigendom door, waarvan ze de maximale oppervlakte bovendien beperkten. [25] Zij reglementeerden tevens de prijzen, de uitkering van dividenden, de toekenning van interesten, de huurprijzen en de lonen.
Het was kennelijk hun bedoeling te verhinderen dat de eeuwenlange oligarchische en plutocratische Japanse staatsstructuur uit de as zou kunnen verrijzen.
| II. | Is ongelijkheidstoename een fataliteit? | ![]() |
4.“The great leveller” kan dan ook best met andere ogen worden gelezen.
Scheidel beschrijft hoe (vier) ruiters van de apocalyps, in de wereldgeschiedenis, keer op keer de patrimoniale ongelijkheid tijdelijk deden afnemen. Hij beschrijft ook hoe die ongelijkheid snel herstelde in daaropvolgende perioden van langdurige vrede.
Het lijkt er dus sterk op dat de ongelijkheidsbeperkende ruiters zich manifesteren, wanneer de ongelijkheidstoename hen te machtig wordt.
Om de komst van de amok makende ruiters te vermijden, moeten derhalve in vredestijd, tijdig, maatregelen worden genomen, die de ongelijkheidstoename verhinderen en/of afbouwen. [26]
Scheidel betwijfelt zowel de haalbaarheid, als de houdbaarheid van dergelijke maatregelen. Hij heeft ongetwijfeld een punt: tot op de dag van vandaag slaagt de mens er niet in de oplopende ongelijkheidscurve onder controle te krijgen en/of af te bouwen. [27]
In de plaats van zich bij die vaststelling neer te leggen, wordt in deze bijdrage, kort, ingegaan op de juridische verklaring daarvan.
Een crisis tast, zoals Scheidel beschrijft [28], de structuur en de werking van het samenlevingsverband aan. Zij verandert de levensomstandigheden van de getroffenen die in grote aantallen hun leven, fysische en/of psychische gezondheid, hun gezondheid, hun onderwijs en/of hun vrije beschikking verliezen of aangetast weten.
Zij is disruptief en vernietigt massaal “waarde”. [29]
Wanneer zij zich voordoet, treft zij in eerste instantie de (economisch en financieel) zwaksten. Voor hen is het verlies van inkomsten meteen dramatisch.
Naarmate de crisis het maatschappelijke weefsel verder aantast, stapelen de verliezen zich op, raken economische en financiële reserves uitgeput en grijpt de arm van de (extreme) armoede steeds meer personen naar de keel, die eerder dachten tegen een tegenslag bestand te zijn. Wie het meeste had, heeft bij een crisis trouwens het meeste te verliezen.
Eenmaal de crisis definitief is uitgeraasd en de samenleving op adem is gekomen, kan het puin worden geruimd en aan herstel gedacht.
Gelet, enerzijds, op de aanzienlijke menselijke, morele en materiële verliezen en, anderzijds, op de noodzaak van een heropbouw, die van de gemeenschappelijke inspanningen van de overlevenden afhankelijk is, volgt er een periode waarin het ongelijkheidsafremmend effect van de ruiters van de apocalyps piekt.
Inkomsten en rijkdom worden gelijker verdeeld, vaak door herverdeling. [30]
Scheidel merkt terecht op dat het blijkbaar veel té veel van het menselijke “vernuft” vraagt om de immer terugkerende lessen van de geschiedenis te onthouden en/of toe te passen.
De op elkaar aansluitende vrede, demografische groei, economische ontwikkeling en (internationale) handel zetten de mechanismen van (onbegrensde) accumulatie en concentratie van inkomsten en rijkdom opnieuw in werking, hoewel hun uitkomst in de sterren staat geschreven.
Heeft een snelle heropbouw wel zin, wanneer zij, zoals Scheidel aantoont, toekomstige generaties veroordeelt tot een bittere confrontatie met één of meerdere ruiters van de apocalyps?
Tussengeneraties [31] zullen wellicht bevestigend knikken, maar wat moeten hun kinderen, klein- en achterkleinkinderen daarvan denken?
“Niet veel goeds” is te voorspellen. Zij zullen het mensonterend vinden dat voorgaande generaties niets of te weinig deden om de ongelijkheidscurve onder controle te houden. Zij zullen niet begrijpen dat hen een menswaardig leven werd onthouden om hun “voorvaderen” te plezieren.
5.Niet wij, maar zij hebben overschot van gelijk.
Niet enkel door het Amerikaanse protectoraat over Japan na WO II, maar ook door “les trente glorieuses” (1945-1975) is, recent [32], aangetoond dat de middelen en technieken bekend zijn die inkomsten- en rijkdomaccumulatie en -concentratie verhinderen, dan wel afremmen en neutraliseren, wanneer ze zich voordoen. [33] Die precedenten hebben aangetoond dat hun toepassing efficiënt, duurzaam en proportioneel is om die doelstellingen te bereiken, op voorwaarde dat consequent en coherent wordt gehandeld.
De mens is dus in staat om te verhinderen dat het door ongelijkheid tot apocalyptische ruiters komt, die hun duivels kunnen ontbinden.
Excuses zijn dus uit den boze; er is integendeel sprake van, strafrechtelijk, schuldig verzuim wanneer die middelen en technieken onbenut worden gelaten of gebrekkig worden toegepast.
De toepassing van die middelen en technieken vergt een politieke omgeving, die door de democratische beginselen, finaliteit en spelregels wordt bepaald. Die beginselen, finaliteit en spelregels moeten bovendien ononderbroken effectief, consequent en coherent worden toegepast.
Vermits zij in de Grondwet, in het EVRM en in de artikelen 2-3 VEU zijn aan te treffen, zijn ze vanzelfsprekend overbekend. Het kan niettemin geen kwaad hun krachtlijnen samen te vatten.
De rechten en vrijheden zijn de oorzaak, het voorwerp en de instrumenten van de democratie. Zij komen toe aan elke mens [34] die zich onder het gezag van de democratische overheid bevindt. Iedere titularis moet zijn rechten en vrijheden, zonder discriminatie, kunnen uitoefenen.
Om daarin te slagen, moeten democratisch verkozen wetgevers de uitoefening van de rechten en vrijheden organiseren, wat noodzakelijk met hun beperking gepaard gaat om de rechten en vrijheden van de anderen te vrijwaren.
Met de, door de wetgevers - in overeenstemming met de voorrang hebbende rechtsregels [35] - verwezenlijkte en beperkte rechten en vrijheden kan iedere titularis zijn/haar levensloop, naar goedvinden, (proberen te) bepalen, in levensomstandigheden die, dankzij de democratische beginselen, finaliteit en spelregels, vergelijkbaar (moeten) zijn met die van de andere titularissen.
De meest essentiële, democratische spelregel is het algemene, enkelvoudige en verplichte stemrecht, waardoor de kiezers de controle over de politieke macht via politieke vertegenwoordigers hebben. Zij gebruiken die macht, om hun levensomstandigheden te verbeteren. [36] Het gelijkheidsbeginsel en het verbod van discriminatie impliceren dat de verbeterde levensomstandigheden alle personen ten goede moeten komen, die samen de Natie vormen. Die spelregels verantwoorden de meerderheidsregel.
Van wezenlijk belang zijn eveneens de bevoegdheidsverdelingen en de, daaraan gekoppelde scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten.
6.Het is, al bij al, eenvoudig: de toekenning en de effectieve bescherming van de (gelijke) uitoefening van rechten en vrijheden is, per definitie, aan het democratische politieke regime voorbehouden. [37]
Andere politieke regimes [38] differentiëren de toekenning en/of uitoefening van rechten en plichten [39] in functie van de vraag of een persoon tot de regerende klasse [40], dan wel tot de “anderen” behoort.
De democratie kan slechts met haar beginselen, finaliteit en spelregels pronken zolang zij die effectief, consequent en coherent toepast. Van zodra zij daarvan afwijkt, om welke reden ook [41], is het democratische liedje over en uit.
Mogelijks blijft het politieke regime nog enige tijd op een democratie gelijken, maar het heeft door die afwijking(en) afstand gedaan van de betrachting om alle titularissen te laten genieten van de best mogelijke levensomstandigheden die bovendien onderling vergelijkbaar moeten blijven.
De afwijking geeft het signaal dat het regime ermee kan leven dat de levensomstandigheden van de personen, die onder zijn gezag staan, uit elkaar groeien. Over hun gelijkwaardigheid wordt, dan ook, vroom gezwegen.
In de veronderstelling dat de wetgevers de democratische beginselen, finaliteit en spelregels effectief, consequent en coherent toepassen, resulteert de gelijktijdige uitoefening door de titularissen van hun rechten en vrijheden, in overeenstemming met de, daarop toepasselijke wetten [42], in een openbare orde(ning) die aan de democratie eigen is.
Het veronderstelt een beleid vanwege de wetgevers dat de accumulatie en concentratie van inkomsten en rijkdom tegengaat en, wanneer zij zich toch voordoen, herverdeling bewerkstelligt.
Al te gemakkelijk wordt gedacht of beweerd dat dergelijk beleid de rechten en vrijheden aantast die worden aangewend om economisch of financieel actief te zijn. De uitoefening van die rechten en vrijheden wordt niet begrensd door een beleid dat de patrimoniale gevolgen ervan secuur opvolgt en ingrijpt om de ongelijkheidscurve onder controle te houden.
| III. | Het is een gevaarlijk spelletje de apocalyps op de proef te stellen | ![]() |
7.Alle goede bedoelingen ten spijt, dringt zich de vaststelling op, ook in landen die zich graag als democratieën profileren, dat de democratische beginselen, finaliteit en spelregels niet effectief, consequent en coherent zijn en worden toegepast.
Anders is niet te verklaren dat zij (zoals in andere landen) worden geconfronteerd met uitdagingen, die de rode loper voor apocalyptische ruiters uitrollen.
De wereldwijde klimaat- en ecologische ontregelingen werden en worden gestuurd door de jacht op inkomsten en rijkdom. Zij worden georganiseerd door een (beperkte) economische en financiële elite [43], die voornamelijk vanuit zgn. democratische landen haar financiële en economische macht laat gelden. Hun activiteiten, zorgvuldig aan rechtspersonen toevertrouwd, verontreinigen de lucht, het (zee)water, de aardbodem, … en warmen de atmosfeer en de planeet op.
Hun “exploitatie” van de planeet zorgt ook bij de mens [44] voor aanzienlijke oversterfte en ziekteverschijnselen, die zijn fysische en/of psychische integriteit aantasten. De mogelijkheid om door arbeid, voldoende inkomsten of levensmiddelen voor zichzelf en voor de gezins- of familieleden te verwerven, komt erdoor in het gedrang. [45]
Aan veiligheid en gezondheid wordt schade berokkend door industriële activiteiten, door de vervoerssector [46], door het wereldwijde netwerk van computers en servers [47], door intensieve en grootschalige landbouw (ontbossingen, monoculturen) en veeteelt, …, ingeschakeld in massaproductie en -consumptie, aangedreven door het economische beginsel. [48] De veiligheids- en gezondheidsschade wordt door de economische en financiële elite [49], in de regel, op de afnemer dan wel op de collectiviteit geëxternaliseerd. Wanneer het niet anders kan, wordt de kost, die moet worden gemaakt om de schade te vermijden of te beperken, als alternatief, aan de afnemer(s) doorgerekend. [50]
In het spoor van de klimaat- en ecologische ontregeling sterven levende organismen uit [51] of worden zij ertoe genoodzaakt, willen ze overleven, zich te verplaatsen of te muteren. Het leidt op de plaatsen van vertrek én aankomst of op de plaats waar de mutatie zich voordoet tot (ongecontroleerde) kettingreacties. [52]
Het antropoceen heeft niet enkel de allure van een apocalyptische ruiter; het is een apocalyptische ruiter. Het is bovendien een illusie te denken dat die ruiter zich pas rond 2030 of 2050 zal manifesteren.
8.Intussen doet het economische beginsel datgene waarin het onverbeterlijk goed is: het zorgt voor onbegrensde accumulatie en concentratie van inkomsten en rijkdom in handen van een economische en financiële elite, een paar procenten groot van de wereldbevolking. Het overgrote deel daarvan wordt gebruikt/geïnvesteerd om de verdere toename van inkomsten en rijkdom mogelijk te maken.
Om voor de hand liggende redenen [53], vertoeft die elite bij voorkeur in zgn. democratische landen. [54]
Hun, ten koste van het klimaat en van ecologische evenwichten geproduceerde goederen, producten en diensten brengen ze, eveneens bij voorkeur, in democratische landen aan de man.
De koopkracht is er groter, wat hen toelaat de vermogenstransfert, die hen onder de vorm van winst of rendement ten goede komt, te “optimaliseren”.
Zij worden onweerstaanbaar welstellender, terwijl het aantal personen dat in de zgn. democratieën onder de armoedegrens leeft of het risico loopt daar te belanden tot ongeveer de helft van de bevolking oploopt.
De ongelijkheidscurve is manifest op hol geslagen. Op het vlak van veiligheid, gezondheid, onderwijs en zelfbeschikking zijn de levensomstandigheden van de economische en financiële elite [55] volstrekt onvergelijkbaar geworden met die van 85 tot 90% van de bevolking, zelfs in de zgn. democratieën.
9.Die resultaten zijn kennelijk onverzoenbaar met de democratische beginselen, finaliteit en spelregels. Van die droom blijft weinig over.
Veel verbazing kan het dan ook niet wekken dat de democratie, die haar beloften niet nakomt, in het oog van een politieke storm belandt. Het moment nadert waarop een meerderheid van kiezers haar de rug toekeert en uit woede, tegen beter weten in, soelaas in populisme, extremisme en/of totalitarisme zoekt. Wie wrijft zich reeds in de handen?
De misrekening is groot: op voorwaarde dat haar beginselen, finaliteit en spelregels effectief, consequent en coherent worden toegepast, is de democratie het enige politieke regime dat zich het lot en de levensomstandigheden van “de anderen” aantrekt. [56]
Het is juist dat de (jonge) democratie het reeds vóór 1975, het einde van de “trente glorieuses”, heeft verknoeid en de ongelijkheidscurve, met alle gevolgen vandien, op haar beloop heeft gelaten, hoewel zij over de middelen en technieken beschikt(e) om (veel) beter te presteren.
Dat is op zichzelf niettemin onvoldoende om de democratie in de versnipperaar te gooien.
Minstens moet worden bepaald waar en waarom het verkeerd liep en met welke middelen en technieken, effectief, consequent en coherent toegepast, de democratische trein tegen ontsporing kan worden behoed.
| IV. | Openbare orde op overschot | ![]() |
10.Het loopt, om met de deur in huis te vallen, verkeerd omwille van de (orthodoxe) economie en haar gewapende arm, het (privaat) recht.
De definitie in het Belgisch recht van de (wet van) openbare orde is het meest geschikte uitgangspunt om zulks aan te tonen. Zij werd door H. De Page voorgesteld toen de democratische kanteling zich voordeed [57] en werd door het Hof van Cassatie, in twee tijden, overgenomen. [58]
Volgens die definitie zijn van openbare orde de (wetten met betrekking tot de) essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit en, in het privaat recht, de juridische grondslagen van de economische of morele orde van de samenleving.
Elders [59] werd toegelicht waarom die omschrijving, zoals De Page dat overigens erkende [60], zo goed als betekenisloos is. Alle heil wordt verwacht van punctuele, heterogene toepassingen, die de hoven en rechtbanken [61] bereid zijn ervan te maken. Als lege huls is de “definitie” symptomatisch voor een kwaal die zowel het recht van de EU-landen, als het Unierecht treft. Het is dramatisch te noemen dat die gemeenschappelijke kwaal aan de basis van hun samenlevingsverband en van hun samenwerking ligt.
De kwaal is evenwel voor behandeling vatbaar: dat zij uitblijft of het voorwerp is van getreuzel, is aan het beleid van de Unie en haar leden toe te rekenen.
Het kwaad is geschied door de ongerijmde bewering dat de openbare orde in het privaat recht tot de juridische grondslagen van de economische of morele orde van de samenleving is te beperken.
Aldus wordt, zonder omwegen, betoogd dat alle handelingen, gedragingen, activiteiten, toestanden, … die, volgens de rechtspraak, stroken met (de juridische grondslagen van) de economische of morele orde, geoorloofd zijn.
De boodschap is tegelijk dat in het privaat recht geen rekening is te houden met de essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit. Zij komen aan hun trekken in het publiek recht en krijgen daarin hun beslag. Kortom, het privaat recht hoeft zich niet met de essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit in te laten.
Vermits de democratische beginselen, finaliteit en spelregels in het publiek recht aan bod komen, zijn de teerlingen geworpen. Hun doorwerking op het privaat recht wordt door “de definitie” van de openbare orde gedwarsboomd. Het publiek en privaat recht worden, welbewust, uit elkaar gespeeld; hun samenhang wordt verhinderd.
De morele orde wordt weliswaar in het private luik van de openbare orde vermeld, maar zowel in het Belgisch recht [62], als in het Unierecht geraakten de goede zeden, de - collectieve - moraal of de morele orde niet of nauwelijks van de grond. Slotsom is derhalve dat het privaat recht, volgens de definitie van de openbare orde [63], zich volledig in de greep van de zgn. economische orde bevindt, vertaald in “juridische grondslagen”, die de economische orde in bescherming nemen en onaantastbaar maken.
11.Het komt er, in andere woorden, op neer dat er niet één, maar twee openbare orden bestaan, naargelang zij in het publiek, dan wel in het privaat recht worden gesitueerd. Het dubbelleven van de openbare orde houdt noodzakelijk in dat de essentiële belangen van de Staat en van de collectiviteit verschillen van de juridische grondslagen van de economische orde.
Mocht dat niet het geval zijn dan zouden de essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit immers aan de basis van de economische ordening liggen. Dan zou het onderscheid tussen privaat en publiek recht in de definitie van de openbare orde zonder voorwerp zijn.
Het besluit kan mogelijk hard aankomen, maar is onvermijdelijk: de beginselen, de finaliteit en de spelregels van de economische orde [64] kunnen onmogelijk overeenkomen met de democratische beginselen, finaliteit en spelregels. Daardoor loopt het, even onvermijdelijk, verkeerd met de democratische controle o.m. op de economische orde en op de ongelijkheidscurve.
In het publiek recht is de openbare orde van wettelijke oorsprong. De essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit werden geconcretiseerd door de democratische beginselen, finaliteit en spelregels, die in de Grondwet, het EVRM en het primair Unierecht [65] tot uitdrukking komen. De titularissen kunnen hun rechten en vrijheden uitoefenen binnen de, door de wetgevers, bepaalde grenzen. Zowel de verwezenlijking, als de begrenzing van de rechten en vrijheden moeten door de wetgevers gebeuren in overeenstemming met de voorranghebbende rechtsregels van de Grondwet, het EVRM en het primair Unierecht (i.h.b. art. 2 en 3 VEU), wat neerkomt op de eerbiediging van de democratische beginselen, finaliteit en spelregels. Het GwH, het EVRM en de rechtscolleges van de Unie - laatstgenoemden meestal en onterecht met een privaatrechterlijke bril op - zijn belast met de controle daarvan.
In het privaatrecht is de openbare orde daarentegen van rechterlijke oorsprong. De rechterlijke macht gebruikt de wettelijke openbare orde als uitgangspunt en past haar toe op voorwaarde dat zij, naar haar oordeel, overeenstemt met de economische orde en haar juridische grondslagen. Wanneer het Hof van Cassatie of het Hof van Justitie meent dat een (nationale) wet niet of niet volledig met de economische orde en haar juridische grondslagen strookt, neemt dat Hof het heft in handen. Vernuftig wordt aan de wet een inhoud, zin of draagwijdte toegedicht die toelaat de economische orde [66] te vrijwaren of, indien dat niet lukt, om de impact van de wet zoveel mogelijk te beperken. [67]
De uitoefening en begrenzing van rechten en vrijheden in het kader van economische en financiële activiteiten worden dus niet door de wetgever, maar wel door de rechterlijke macht geregeld.
| V. | De weg naar de hel, geplaveid met goede voornemens | ![]() |
12.Uit de definitie van de openbare orde blijkt dus dat de beginselen, finaliteit en spelregels van de economische orde [68] niet met de essentiële belangen van de (democratische) Staat of van de (democratisch georganiseerde) collectiviteit overeenstemmen en ze ook niet moeten nastreven.
Zij halen de mosterd elders.
De economische orde is niet van deze democratische tijd. Haar beginselen, finaliteit en spelregels hebben een veel langere geschiedenis en gaan terug tot de tijd toen “democratie” onbekend terrein was of als ketterij in de oren klonk.
Onder invloed van het kolonialisme en vervolgens van de industrialisering kreeg zij in de loop van de 19de eeuw haar - voorlopig - definitieve plooi.
De toenmalige samenleving was oligarchisch en plutocratisch: een elitaire minderheid controleerde zowel de politieke, als de economische en financiële machten. Zij oefende die machten deskundig uit om haar belangen, onder de vorm van toenemende inkomsten en rijkdom, te dienen en aldus haar levensomstandigheden te verbeteren. De politieke macht werd gebruikt om het economische beginsel, dat de elite met succes toepaste, in wetteksten om te zetten. Het Burgerlijk Wetboek (1804) en het Wetboek van Koophandel (1807) zijn er pennenvruchten van. Wanneer in dat politieke en economische kader [69] van wilsvrijheid, wilsautonomie, contractuele vrijheid, vrijheid van handel en nijverheid, vrije mededinging of eigendomsrecht werd gesproken, werd verwezen naar juridische grondslagen, uitgedacht om de belangen van de elitaire minderheid verder en beter “tot hun recht” te laten komen.
Hun voornaamste bekommernis bestond erin om de verhoudingen binnen de elitaire minderheid politiek, juridisch, economisch en financieel te regelen en aldus de duurzaamheid van hun politieke regime te verzekeren.
Naar “anderen” werd nauwelijks omgekeken: zelfs binnen de elitaire minderheid moest elkeen voor zichzelf zorgen, met dien verstande dat de sterkste(n) het voor het zeggen en nemen had(den).
Er is geen heldendaad nodig om in te zien dat de politieke, economische en financiële beginselen, finaliteit en spelregels, die de 19de eeuw naliet, haaks staan op de beginselen, finaliteit en spelregels van de latere democratie. [70]
13.De democratische kanteling in de eerste helft van de vorige eeuw had enkel tot gevolg dat de politieke macht verschoof. Hoewel (sterk) verzwakt door twee wereldoorlogen en tussenin een diepe financiële crisis, bleef de economische en financiële macht, gebeiteld, in handen van de elitaire minderheid. Zij moest wel de politieke macht, aan de kiezers [71] en hun politieke vertegenwoordigers overlaten.
De handel en wandel van de economische en financiële macht werd niet door de democratische kanteling beroerd. De 19de eeuwse economische orde, vertaald door juridische grondslagen, stoomde door.
Wat in een eerste fase begrijpelijk was, werd achteraf nooit gecorrigeerd. De, op de belangen van de elite [72] afgestemde economische en juridische beginselen, finaliteit en spelregels werden nooit effectief, consequent en coherent aan de democratische beginselen, finaliteit en spelregels getoetst en aangepast.
De uitoefening door de elite van haar rechten en vrijheden, in het kader van de, door haar gecontroleerde economische en financiële activiteiten, werd niet begrensd om de uitoefening van de rechten en vrijheden van de anderen, in overeenstemming met de democratische beginselen, finaliteit en spelregels te vrijwaren. Integendeel werden de rechten en vrijheden van de elite door economen en juristen, onderlegd in het privaat recht, onophoudelijk gemaximaliseerd. Zij “wisten” [73] te vertellen dat zulks elkeen, ten goede zou komen [74], wat door paradigma's [75] werd onderschreven. Onder meer de curve van Kuznets, de vrije mededinging [76], de efficiënte markt [77], … zijn daarvan voorbeelden.
Tot op de dag van vandaag blijven de meeste economen en juristen 19de eeuwse economische theorieën en hun vertaling in juridische grondslagen verkondigen, verfijnen en vernieuwen, zonder in te gaan op de vraag of ze met de democratische beginselen, finaliteit en spelregels stroken. [78]
Op het vlak van het privaat recht zijn de trias politica, onder invloed van economie en recht, die uit een andere eeuw komen, grovelijk in gebreke gebleven.
De deugenieterij en veel erger, die de elite zich in de 19de eeuw kon veroorloven omdat zij nu eenmaal de politieke, economische en financiële machten controleerde, worden onterecht nog steeds door de vingers gekeken en raakten zo “ingeburgerd”. [79]
Economen, juristen en politici hebben, op die manier, de weg naar het neoliberalisme [80] en naar de hiervoor beschreven uitdagingen geplaveid.
Alles wijst erop dat de kans groot is dat het waarheidsgehalte van Scheidel's analyse, binnen afzienbare tijd, opnieuw zal worden getest.
14.Twee openbare orden? Dat is te veel van het goede. Zolang de Grondwet, het EVRM en de artikelen 2 en 3 VEU zijn wat ze zijn, is de afzonderlijke privaatrechterlijke openbare orde er te veel aan.
De economische orde en haar juridische grondslagen mogen de essentiële belangen van de Staat en van de collectiviteit, die uit de Grondwet, het EVRM en de artikelen 2 en 3 VEU blijken, niet overwoekeren. Die essentiële belangen moeten integendeel effectief, consequent en coherent op de economische orde en haar juridische grondslagen doorwerken: rechtlijnig en onversneden.
Regelmatig bevestigen de hoogste rechtscolleges dat het rechtssysteem samenhangend moet zijn. [81]
Volgens Van Dale's woordenboek is een systeem “een doelmatig geordend samenhangend geheel van bij elkaar horende dingen en hun onderdelen”.
De verzamelde rechtsregels, die binnen een welbepaald gebied op een welbepaald tijdstip, van toepassing zijn, vormen “een geheel van bij elkaar horende dingen en hun onderdelen”. Om er een rechtssysteem van te maken moeten de rechtsregels “een doelmatig geordend samenhangend geheel vormen”.
Ongeacht of het rechtssysteem zoals een piramide of een netwerk wordt afgebeeld [82], zijn doel(matigheid) bestaat in beide gevallen in de verwezenlijking van de voorranghebbende rechtsregels. Tot nader order, zijn zij in de Grondwet, het EVRM en de artikelen 2 en 3 VEU aan te treffen, niet in de economische orde en haar juridische vertaling, stammend uit de 19de eeuw.
Het besluit dringt zich dan ook op dat de uitoefening door de elite van haar (economisch/financieel getinte) rechten en vrijheden [83], niet kan worden afgestemd op haar wensen en bekommernissen, zoals in de 19de eeuw kon gebeuren toen de politieke kaarten anders lagen.
Om de samenhang van het rechtssysteem te vrijwaren, moet de wetgever de uitoefening van economisch of financieel getinte rechten of vrijheden, effectief, consequent en coherent beperken van zodra blijkt of het risico ontstaat dat de daardoor gegenereerde economische of financiële activiteiten de uitoefening van de rechten en vrijheden van anderen onredelijk aantast.
Dat is o.m. het geval wanneer economische of financiële activiteiten risico, kosten of schade externaliseren of berusten op ge- of misbruik van kennisasymmetrie. Daardoor worden de veiligheid, de gezondheid, het onderwijs of de zelfbeschikking van anderen aangetast [84] die bepalend zijn zowel voor hun levensomstandigheden, als voor de vergelijkbare uitoefening van hun rechten en vrijheden.
In een democratie worden de rechten en vrijheden niet toegekend om de (economisch, financieel) sterksten toe te laten hun levensomstandigheden, die reeds tot de beste behoren, ten koste van de anderen te verbeteren. [85] Zij beogen integendeel een samenlevingsverband waarin elke titularis dezelfde rechten en vrijheden [86] naar goedvinden en, in, met (de) anderen vergelijkbare levensomstandigheden, kan uitoefenen.
Wetgevers die op dat vlak verstek geven en de ongelijkheidscurve niet onder controle houden, sturen aan op differentiatie van rechten en vrijheden [87], waarvoor in de samenhangende democratische beginselen, finaliteit en spelregels geen plaats is.
| VI. | Het virus waarmee de openbare orde blijft sukkelen | ![]() |
15.Op meerdere vlakken zijn het COVID-19-virus en zijn aanpak variaties op de voorgaande thema's. Naar thans wordt aangenomen sprong het virus, in onopgehelderde omstandigheden van een vleermuissoort op de mens over. Het liet blijkbaar voor het eerst van zich horen in een Chinese grootstad, in de herfst van 2019.
Hoewel meteen bekend raakte dat het virus door geen vaccin of behandeling kon worden geneutraliseerd, werd het oorspronkelijk sterk geminimaliseerd. [88]
Met dank aan de transportsector [89] kon het zich razendsnel verspreiden, geholpen door laattijdige voorzorgsmaatregelen en door de afwezigheid, op grote schaal, van beschermingsmateriaal.
China ging als eerste over tot afsluiting (lockdown) en afzondering. In het Westen werd met ongeloof op die beperking van de individuele vrijheid gereageerd. Het leven (en het virus) ging ongestoord verder. In West-Europa ging het licht toch plots uit: na de zgn. winter- of krokusvakantie [90] bleek het virus zich her en der als zeer besmettelijk, ziek makend en dodelijk op te dringen. [91]
Na wekenlang getalm over de noodzaak van doortastende(re) maatregelen, kwam het ijlings, maar niettemin laattijdig tot een algemene lockdown. [92]
Die beslissing werd in hoge nood genomen toen bleek dat de gezondheidssector de uitbraak van het virus en de opvang van zieke tot doodzieke patiënten [93] niet aankon. Schoorvoetend (?), volgde België het voorbeeld midden maart 2020.
Ofschoon aan meerdere redenen is te denken [94], is de lange reactietijd mede toerekenbaar aan de bewering dat individuele vrijheid, economie en gezondheidszorg moeten worden afgewogen. Het land zonder meer op slot gooien, zou een te hoge economische kost hebben en te belastend zijn voor de individuele vrijheid. Ook in een situatie van epidemie, zouden maatregelen die al te zeer zijn gericht op de vrijwaring van de volksgezondheid, niet proportioneel zijn.
Dat refrein werd hernomen om de lockdown versneld af te bouwen en om een tweede lockdown, na de reeds sinds het voorjaar voorspelde, tweede golf van besmettingen, zo lang mogelijk uit te stellen.
16.De “afweging” waarmee wordt geschermd, is weinig anders dan een hernieuwde confrontatie tussen, enerzijds, de essentiële belangen van de (democratische) Staat en collectiviteit en, anderzijds, de beginselen van de liberale economische orde en hun vertaling in rechte.
In dat verband, is trouwens te benadrukken dat economie en individuele vrijheid twee handen op één en dezelfde buik zijn.
Economische en financiële activiteiten, zowel aan de zijde van de producenten, als van de afnemers, veruiterlijken hun individuele vrijheid. Producenten en afnemers oefenen (economisch/financieel getinte) rechten en vrijheden uit, wanneer zij goederen, produkten of diensten produceren, respectievelijk afnemen.
Omdat economie en financiën gewoon zijn het hoge woord te voeren, bijten de personen die daadwerkelijk of denkbeeldig tot de economische en/of financiële elite behoren, hard van zich af van zodra ze de indruk krijgen dat aan hun dominante positie wordt getornd.
Wanneer zij aanvoeren dat beperkende maatregelen “proportioneel” moeten zijn, eisen ze, met lef, het recht op om hun economische en/of financiële activiteiten, weliswaar met een aantal, door de sector aanvaardbaar geachte voorzorgsmaatregelen [95], verder te zetten. Omdat ze die zelfbepaalde voorzorgsmaatregelen toepassen [96] zouden ze het “recht” hebben om het, niet weg te cijferen besmettingsrisico te externaliseren op hun gezins- en familieleden, medewerkers, werknemers, klanten [97] en uiteindelijk, via de gezondheidszorg, op de collectiviteit. Om het brutaler en efficiënter te zeggen: “als het daardoor tot een nieuwe besmetting(sgolf) moet komen, dan is dat maar zo”. Omwille van de economie, moeten we met het virus leren “leven”(?).
17.In een situatie van crisis [98], doet een persoon spontaan en uit zelfbehoud, wat door de lockdown wordt bevestigd. Indien het te gevaarlijk wordt, beperkt hij/zij, in de regel, de verplaatsingen en worden de (normale) activiteiten gestaakt. Er wordt overgeschakeld naar een overlevingsmodus, zo goed en zo kwaad als dat kan.
Dat betekent, zonder meer, dat economische en/of financiële activiteiten stilvallen.
Er kan met andere woorden niet worden beweerd dat een lockdown de rechten en vrijheden beperkt van de personen die, in paniek omwille van het gevaar dat zij lopen, hun activiteiten staken en die van anderen doen staken. De economische terugval is niet het gevolg van de lockdown, maar van de crisis.
Ten aanzien van de personen die bereid zijn om zichzelf en de anderen te besmetten, herhaalt de lockdown bovendien slechts het strafrechtelijk gesanctioneerde verbod van het - opzettelijk of onopzettelijk - toebrengen van slagen en verwondingen.
Het is daarom niet zo eenvoudig te verklaren dat de, door de crisis getroffen economische sectoren zich tot de overheid wenden om (financiële) hulp te bekomen en die ook - onverwijld en forfaitair - bekomen.
Zulks is niet of moeilijk met de beginselen van de liberale economische orde (en haar juridische grondslagen) te verzoenen en botst tevens met de democratische doelstellingen, finaliteit en spelregels.
In de, consequent en coherent toegepaste, liberale economische orde gaan de zwaksten eruit, ook in tijden van crisis.
Alleen de sterksten blijven economisch/financieel overeind, eventueel in de vorm van een “crisiseconomie”.
De personen, die economisch of financieel overboord gaan, worden in een democratie niet aan hun lot overgelaten. De uitoefening van hun rechten en vrijheden wordt gevrijwaard. Dat is het voorwerp van het socialezekerheidssysteem dat uitkeringen voorziet mits de rechthebbende aan vooraf bepaalde voorwaarden voldoet.
Economische “steunpaketten” beantwoorden daaraan niet: zij differentiëren de rechten en vrijheden in functie van de oorsprong van de financiële behoeften.
18.De toestand doet zich anders voor ten opzichte van de personen die, ondanks de crisis, door de overheid worden verplicht om hun activiteiten verder te zetten. Zij stuiten op het bevel van de (bevoegde) overheid en worden wettelijk verplicht besmettingsgevaar te lopen. In hun hoofde is er sprake van een daadwerkelijke beperking van hun rechten en vrijheden. Zij verliezen de controle over de uitoefening van de rechten en vrijheden, die aan andere titularissen toelaten hun veiligheid, gezondheid en zelfbeschikking ter harte te nemen.
De essentiële (openbare en private) diensten, waarvan de continuïteit door de wetgevers werd verplicht en georganiseerd, functioneren op basis van rechten en vrijheden die werden (worden) beperkt om de openbare veiligheid, gezondheid en orde, noodzakelijk in de democratische samenleving, te vrijwaren.
Afsluitend, leert de COVID-19-crisis dat de personen die de economische en financiële machten controleren door W. Scheidel werden onderschat, wanneer hij aanvoert dat de ongelijkheid door een epidemie - tijdelijk - wordt teruggedrongen.
Uit de eerste twee golven van het virus blijkt immers dat de economie dermate dominant is geworden dat zij, zelfs in tijden van crisis, de kost daarvan ten laste van de collectiviteit kan leggen, in weerwil van haar eigen beginselen en die van de democratie.
Economische en financiële belangen (van private aard) krijgen, zelfs tijdens de crisis, voorrang op de essentiële belangen van Staat en collectiviteit.
Het ziet er naar uit dat de farmaceutische sector binnen afzienbare tijd met toepassing van het economische beginsel, vaccins op de markt zal brengen, waardoor het virus kan worden verslagen.
Het vaccin zal de crisis binnen de openbare orde evenwel niet beslechten; daarvoor is veel meer nodig.
| [1] | Advocaat en emeritus hoogleraar. |
| [2] | W. Scheidel, The great leveller. Violence and the history of inequality from the stone age to the twenty-first century, Princeton, University Press Princeton, 2017, 502 p. |
| [3] | Naar een schilderij van A. Dürer, The four horsemen of the Apocalyps (1497-1498). |
| [4] | Zoals de Russische en Chinese revoluties. |
| [5] | De patrimoniale ongelijkheid verdwijnt immers niet volledig ten gevolge van de tussenkomst van apocalyptische ruiters. |
| [6] | O.m. B. Milanovic, Global inequality. A new approach for the age of globalization, Cambridge, Belknap Press, 2016, 46-117; B. Van Bavel, The invisible hand. How market economics have emerged and declined since AD 500, Oxford, Oxford University Press, 2016, 330 p. |
| [7] | S. Kuznets (Amerikaans econoom), “Economic growth and income inequality”, American Economic Review 1955, 45, 1-28. |
| [8] | Na een initieel sterke groei van de inkomensongelijkheid zou er zich, na verloop van (een onbepaald gebleven) tijd, een ombuiging van de curve voordoen: daarop is het overal wachten gebleven. |
| [9] | W. Scheidel, o.c., 424-444 en, in het bijzonder, 436-444. |
| [10] | Tegelijk maant hij tot grote voorzichtigheid aan. |
| [11] | Voornamelijk perioden van langdurige droogte (of het omgekeerde) die oogsten deden mislukken. |
| [12] | D.H. Meadows, D.L. Meadows, J. Randers en W.W. Behrens III, The limits to growth. A report for the club of Rome's project on the predicament of mankind, London, Earth Island Limited, 1972, 205 p. |
| [13] | Als gevolg van de stijging van de zeespiegel, van orkanen met een eerder niet geregistreerde windkracht, van overstromingen en grondverschuivingen ten gevolge van een even plotse als langdurige zondvloed, van onblusbare brandhaarden als gevolg van perioden van maandenlange uitdroging, … |
| [14] | O.m. T. Jackson, Prosperity without growth. Economics for a finite planet, London, Earthscan, 2009, 264 p.; K. Raworth, Doughnut economics. Seven ways to think like a 21st century economist, London, Penguin, 2017, 373 p.; A.V. Banerjee en E. Duflo, Economie utile pour des temps difficiles, Paris, Seuil, 2020, 523 p. (vnl. 281-305). |
| [15] | Bekeken vanuit het (patrimoniale) ongelijkheidsperspectief. |
| [16] | W. Scheidel, o.c., 345-366. |
| [17] | Zie infra, randnrs. 10-18. |
| [18] | In de zin van “toekomstverwachtingen”. |
| [19] | Meestal, doch niet steeds wanneer de sterkste “marktspelers” zich reeds uit de voeten maakten. |
| [20] | Zie daarover o.m. A. Tooze (Amerikaans historicus), Crashed. How a decade of financial crises changed the world, London, Allen Lane, 2018, 706 p.; K. Pistor (Amerikaans professor in o.m. rechtsvergelijking), The Code of capital. How the law creates wealth and inequality, Princeton, Princeton University Press, 2019, 297 p. (i.h.b. 77-107). |
| [21] | Magistraal samengevat door T. Piketty, Capital et idéologie, Paris, Seuil, 2019, 1198 p. |
| [22] | Omwille van de ongezonde levensomstandigheden waartoe (extreme) armoede leidt. |
| [23] | W. Scheidel, o.c., 115-129. |
| [24] | Onder de politieke, economische en financiële controle van een driehondertal Japanse families. |
| [25] | Een bovengrens kan, mutatis mutandis, ook op andere economische en financiële rijkdom worden toegepast. |
| [26] | Door passende maatregelen kan de ongelijkheidstoename worden verhinderd of beperkt; door even passende maatregelen kan de ongelijkheidstoename, eenmaal zij zich heeft voorgedaan, door herverdeling worden afgebouwd. |
| [27] | “Onder contrôle houden” wanneer de ongelijkheid, na de tussenkomst van een apocalyptische ruiter, is verminderd. |
| [28] | En het begrip wordt in die zin in deze bijdrage gebruikt. |
| [29] | Zowel materiële waarde, als morele waarde. |
| [30] | Zoals in de 20ste eeuw na de twee wereldoorlogen gebeurde door middel van sociale zekerheidssystemen en van progressieve (inkomsten- en erf)belastingen. |
| [31] | Waartoe U en ikzelf en Scheidel behoren. |
| [32] | Op de tijdsas is een periode van 50 tot 75 jaar niet meer dan een zuchtje. |
| [33] | Die middelen en technieken liggen overigens aan de basis van meerdere godsdiensten en filosofieën (zie o.m. L. Siedentop, Inventing the individual. The origins of western liberalism, London, Penguin, 2014, 434 p.) |
| [34] | Hun toekenning aan rechtspersonen van privaat recht is (reeds) een maatregel die, op het vlak van inkomsten- en rijkdomaccumulatie en -concentratie, neutraliteit mist: het is een ongelijkheidsbevorderende maatregel en moet, gelet daarop, worden heronderzocht. |
| [35] | In eerste instantie, de Grondwet en, daaraan ondergeschikt, het EVRM en het primair Unierecht. |
| [36] | Waartoe politieke (en andere) machthebbers hun macht steeds gebruiken. |
| [37] | Zie EHRM 16 maart 2006, Zdanoka / Letland, § 98-114; EHRM 17 mei 2016, Karácsony / Hongarije, § 141. |
| [38] | Waaraan geen gebrek is, noch in het verleden, noch in het heden. |
| [39] | Structureel of feitelijk. |
| [40] | Een minderheid die zelden 5% van het totale bevolkingscijfer haalt zoals T. Piketty in “Capital et idéologie” aantoont. |
| [41] | Bv. wanneer het verplichte stemrecht door een vrij uitoefenbaar stemrecht wordt vervangen, dat bovendien aan tal van voorwaarden kan worden verbonden. |
| [42] | Inbegrepen de jurisprudentiële rechtsregels, die ontstaan als gevolg van de interpretatie van de wetten door de rechterlijke macht. |
| [43] | Die steeds kleiner wordt, wat eigen is aan de (onbegrensde) accumulatie en concentratie van inkomsten en rijkdom (zie daarover o.m. T. Piketty, Le capital au XXIe siècle, Paris, Seuil, 2013, 970 p.; B. Van Bavel, o.c., 251-287). |
| [44] | En ruimer voor elk levend wezen of organisme. |
| [45] | Zie de rampen beschreven in vn. 12; het is een illusie te denken dat West-Europa daaraan zal kunnen blijven ontsnappen. |
| [46] | Over de weg, de luchtvaart, de scheepvaart. |
| [47] | En door andere toestellen of installaties die permanent op elektriciteits- en andere netwerken zijn aangesloten. |
| [48] | Zoveel mogelijk winst maken met zo weinig mogelijk kosten en inspanningen. |
| [49] | Actief onder de dekmantel en bescherming van rechtspersonen van privaat recht. |
| [50] | Een uitgekiende toepassing en illustratie van het economische beginsel. |
| [51] | Wat de biodiversiteit aantast en de voedselketting van mens, dier en plant overhoop haalt (hierbij misplaatst uit het oog verliezend dat de mens een diersoort is). |
| [52] | Virussen die van een diersoort (bv. vleermuizen) naar de mens overgaan, zijn daarvan een actueel voorbeeld. |
| [53] | Het bestaan en de kwaliteit van collectief gefinancierde overheidsdiensten die voor de veiligheid, de gezondheid, het onderwijs en de zelfbeschikking van henzelf, hun gezins- en familieleden, hun vrienden, hun relaties, hun medewerkers en hun uitvoeringsagenten allerhande instaan. |
| [54] | In die landen ligt hun aantal proportioneel, iets hoger (een vijftal procenten): zie de Franse grafieken 11-16 en 11-16 op p. 646 en 647 van T. Piketty, Capital et idéologie, Paris, Seuil, 2019. |
| [55] | Overigens klimatologisch en ecologisch onhoudbaar mochten ze worden veralgemeend. |
| [56] | Om de eenvoudige en terechte reden dat elke titularis van rechten en vrijheden, ontelbare keren, tot “de anderen” behoort, telkens een andere titularis zijn/haar rechten en vrijheden - op de toegelaten wijze - uitoefent. |
| [57] | H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1962, 111, nr. 91. Het betreft de tweede uitgave; de eerste (waarin de “definitie“reeds voorkwam) werd geschreven tijdens het interbellum. |
| [58] | M.b.t. de wet van openbare orde: Cass. 9 december 1948, Pas. 1948, I, p. 699; m.b.t. het algemene begrip van de openbare orde: Cass. 13 december 2016, P.16.0421.N. |
| [59] | L. Cornelis, Openbare orde. Liber amicis, Antwerpen, Intersentia, 2019, 52-61. |
| [60] | Zie H. De Page, o.c., I, 111, nr. 91 (in de klein gedrukte tekst). |
| [61] | En, finaal, het Hof van Cassatie. |
| [62] | Zie m.b.t. de plaats van de goede zeden in het Belgisch privaat recht: L. Cornelis, o.c., 42-43; 61-67; 90-91; 135-140; 267-278. |
| [63] | En de ervan gemaakte toepassingen, die de goede zeden meer dan stiefmoederlijk behandelen. |
| [64] | En de juridische grondslagen die er de vertaling van zijn. |
| [65] | I.h.b. art. 2 en 3 VEU. Daarbij hoort de kanttekening dat het Unierecht voornamelijk privaatrechterlijke van aard is (het vrij verkeer, de vrije mededinging, …). |
| [66] | Zoals de instelling ze blijkbaar ziet. |
| [67] | Voorbeelden daarvan in L. Cornelis, o.c., 165-251 en 278-428 (België) en 802-832 (Unie). |
| [68] | Ongeacht hun juridische vertaling. |
| [69] | Aangeduid als economisch liberalisme: zie o.m. H. De Page, o.c., I, 109, nr. 90. |
| [70] | De democratische samenleving kreeg pas vorm rond het midden van vorige eeuw; de Grieken, de Romeinen, … kenden geen democratie (geen algemeen stemrecht noch voor alle personen van het dominerende mannelijke geslacht, noch voor vrouwen; bovendien was slavernij wijdverspreid en slaven hadden, per definitie, geen rechten en vrijheden). |
| [71] | Via het algemene, enkelvoudige en verplichte stemrecht. |
| [72] | Gedreven door het economische beginsel dat naar - onbegrensde - accumulatie en concentratie van inkomsten en rijkdom streeft en leidt. |
| [73] | En deden, rechtgelovig, die overtuiging door anderen omarmen. |
| [74] | Gemakshalve vergetend dat de maximale uitoefening van rechten en vrijheden in het kader van economische en financiële activiteiten, de facto, is voorbehouden aan personen die tot de economische en financiële elites behoren en dus over de middelen (sensu lato) beschikken die hen toelaten in economische en/of financiële activiteiten te investeren. |
| [75] | In rechte vergelijkbaar met de techniek van de juridische fictie. |
| [76] | Overwoekerd door (juridische/feitelijke) monopolies (o.m. als gevolg van intellectuele rechten), duopolies, onderling afgestemde gedragingen, … |
| [77] | Het volstaat eender welk(e) grootwarenhuis, boetiek, apotheek of eettent binnen te stappen om van die (afwezigheid van) efficiëntie kennis te nemen. |
| [78] | Zoals ze door de Grondwet, het EVRM en het primair Unierecht tot uitdrukking zijn gebracht. |
| [79] | Zie L. Cornelis, o.c., 897-910 (in het bijzonder de externalisering van risico, kosten en/of schade, de wets- of rechtsregelontwijking, het misbruik van kennisasymmetrie). |
| [80] | Waardoor de politieke macht, voorspelbaar, terugvloeit naar economische en financiële magnaten, vergelijkbaar met monarchen, keizers en andere (al dan niet verlichte) alleenheersers uit lang vervlogen tijden. |
| [81] | Zie o.m. GwH 18 juni 2020, nr. 88/2020. |
| [82] | F. Peeraer, “De openbare orde als ruggengraat van de juridische methode? Enkele bedenkingen bij Ludo Cornelis' openbare orde”, TPR 2019, 671-674. |
| [83] | Die de vorm aannemen van (uitgeoefende) wilsvrijheid, wilsautonomie, contractsvrijheid, vrijheid van handel en nijverheid, vrij verkeer, vrije mededinging, eigendomsrecht, … |
| [84] | Of ontstaat het risico dat zulks gebeurt. |
| [85] | Dat is wel de essentie van het economisch (neo)liberalisme. |
| [86] | Die door de wetgevers worden verwezenlijkt en begrensd in overeenstemming met de voorranghebbende rechtsregels. |
| [87] | Wat neerkomt op van elkaar verschillende levensomstandigheden, die zowel de oorzaak, als het gevolg van gedifferentieerde rechten en vrijheden zijn. |
| [88] | “Niet meer dan een griepje”; “niet dodelijker dan een griep”. |
| [89] | Voornamelijk de luchtvaart (personenverkeer); de grenzen bleven open. |
| [90] | Een toeristisch en dus economisch/financieel hoogtepunt in het bijzonder in skioorden. |
| [91] | Voornamelijk doch niet uitsluitend voor 65-plussers. |
| [92] | Met uitsluiting van de essentieel geachte dienstverleningen. |
| [93] | In het bijzonder de afdelingen intensieve zorgen, al dan niet met kunstmatige beademing, en de woonzorgcentra. |
| [94] | De afwezigheid van bescherming en testen; onvoldoende kennis van het virus, van zijn besmettelijkheidsgraad, van zijn verschijningsvormen en zijn effecten op het menselijke organisme. |
| [95] | Inefficiënt zoals uit de voorspelde tweede golf blijkt. |
| [96] | Die, op hun beurt, hun omgeving een besmettingsrisico doen lopen. |
| [97] | Al dan niet door de overheid overgenomen. |
| [98] | In de betekenis die W. Scheidel daaraan geeft (zie supra, randnrs. 1-3). |


