Hof van Cassatie 8 februari 2019
EUROPEES EN INTERNATIONAAL GERECHTELIJK RECHT
Bevoegdheid en executie - Bevoegdheidsbeding - Forumkeuzebeding - Verordening Brussel Ibis oneerlijke bedingen - Luchtvaarpassagiersrechten
Het beoordelen van geldigheid van een forumkeuzebeding in een vervoerovereenkomst met een consument vereist niet alleen een toetsing van de formele geldigheid op basis van artikel 25 Brussel Ibis-Verordening, er moet daarnaast worden nagegaan of dit beding, krachtens het op grond van de verwijzingsregel in deze bepaling toepasselijk recht, de rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
|
DROIT JUDICIAIRE EUROPÉEN ET INTERNATIONAL
Compétence et execution - Clause attributive de compétence - Règlement Bruxelles Ibis - Clauses abusives - Droits de passagers aériens
L'appréciation de la validité d'une clause de juridiction dans un contrat de transport conclu avec un consommateur exige non seulement une examen de sa validité formelle sur la base de l'article 25 du Règlement Bruxelles I, mais impose également de vérifier si, selon le droit applicable applicable résultant de ce choix, cette clause crée un déséquilibre significatif entre les droits et obligations des parties au détriment du consommateur.
|
E.H. e.a. / Ryanair Designated Activity Company
Zet.: E. Dirix (voorzitter), B. Deconinck, A. Smetryns (sectievoorzitters), K. Mestdagh en B. Wylleman (raadsheren) |
OM: R. Mortier (advocaat-generaal) |
Pl.: C. De Baets en I. Heenen |
Zaak: C.18.0296.N |
(…)
I. | Rechtspleging voor het Hof |
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in laatste aanleg van de Nederlandstalige rechtbank van koophandel te Brussel van 6 december 2017.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft op 7 januari 2019 een schriftelijke conclusie neergelegd.
Sectievoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.
II. | Cassatiemiddel |
De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
Ontvankelijkheid van het middel |
1. De verweerster werpt een eerste grond van niet-ontvankelijkheid op: voor zover het middel gebaseerd is op de bepalingen van Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, is het nieuw.
2. De rechter moet de bepalingen van Richtlijn 93/13/EEG, zoals omgezet in het nationale recht, ambtshalve toetsen. De feitelijke gegevens die voor deze beoordeling noodzakelijk zijn, worden door de feitenrechter vastgesteld of blijken uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan.
Het middel is niet nieuw.
De grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.
3. De verweerster werpt een tweede grond van niet-ontvankelijkheid op: voor zover het middel niet uitlegt waarom het forumkeuzebeding, in strijd met de goede trouw, een onevenwicht schept tussen de rechten en verplichtingen van de verweerster en de eisers, is het niet duidelijk.
4. Het middel voert duidelijk aan dat het forumkeuzebeding, in strijd met de goede trouw, een onevenwicht schept tussen de rechten en verplichtingen van de verweerster en de eisers, doordat het uitsluitend de gerechten van de lidstaat waar de verweerster gevestigd is, bevoegd verklaart.
De grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.
Gegrondheid |
5. Krachtens 25, lid 1, Verordening nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna Brussel Ibis-Verordening) zijn, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht of de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
6. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de partijen in artikel 2.4 van de algemene voorwaarden bij de vervoerovereenkomst, waarover niet afzonderlijk werd onderhandeld, de Ierse gerechten, dit zijn de gerechten van de lidstaat waar de verkoper of dienstverlener gevestigd is, uitsluitend bevoegd hebben verklaard om kennis te nemen van geschillen met betrekking tot die overeenkomst.
7. De materiële geldigheid van dit beding inzake internationale rechtsmacht moet, krachtens voormeld artikel 25, lid 1, Brussel Ibis-Verordening, aldus worden beoordeeld overeenkomstig het Ierse recht, met inbegrip van de Ierse wetgeving die Richtlijn 93/13/EEG heeft omgezet in het Ierse recht.
8. Artikel 3, lid 1, Richtlijn 93/13/EEG bepaalt dat een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
Krachtens artikel 3, lid 2, van de richtlijn wordt een beding steeds geacht niet het voorwerp van afzonderlijke onderhandeling te zijn geweest wanneer het, met name in het kader van een toetredingsovereenkomst, van tevoren is opgesteld en de consument dientengevolge geen invloed op de inhoud ervan heeft kunnen hebben.
Krachtens artikel 3, lid 3, van de richtlijn en punt 1, sub q, van de in dit artikel vermelde bijlage kunnen bedingen als oneerlijk worden aangemerkt, wanneer zij tot doel of tot gevolg hebben het indienen van een beroep of het instellen van een rechtsvordering door de consument te beletten ofte belemmeren.
Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de richtlijn bepalen de lidstaten dat oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden en dat de overeenkomst voor de partijen bindend blijft indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.
Luidens artikel 7, lid 1, van de richtlijn zien de lidstaten erop toe dat er in het belang van de consument alsmede van de concurrerende verkopers doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers.
9. Het Hof van Justitie oordeelt in vaste rechtspraak dat voormeld artikel 3, lid 3, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een beding in een overeenkomst tussen een consument en een verkoper dat tevoren door de verkoper is opgesteld en waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, en dat de rechter van de plaats van vestiging van de verkoper bevoegd verklaart voor de beslechting van alle uit de overeenkomst voortvloeiende geschillen, als oneerlijk kan worden aangemerkt (HVJ 27 juni 2000, Océano Grupo, C-240/98-C-244/98; HvJ 4 juni 2009, Pannon, C-243/08; HVJ 9 november 2010, VB Pénzügyi Lizing, C-137/08).
10. Het bestreden vonnis dat slechts de formele geldigheid van het voorliggende beding inzake internationale rechtsmacht heeft getoetst aan de voorwaarden van artikel 25 Brussel Ibis-Verordening, zonder na te gaan of dit beding, krachtens het op grond van de verwijzingsregel in deze bepaling toepasselijke recht, de rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort, is niet naar recht verantwoord.
Het middel is gegrond.
Dictum |
Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde vonnis.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.
Verwijst de zaak naar de ondernemingsrechtbank te Leuven, rechtszitting houdend in laatste aanleg.