Actualiteit

Bank en financieel recht

Valse facturen: ommezwaai in de cassatierechtspraak?

Het Hof van Cassatie velde op 28 mei 2025 een opmerkelijk arrest over het misdrijf valsheid in geschriften. Het arrest, gewezen door de Franstalige afdeling van het Hof en gepubliceerd op 23 juli 2025 (ECLI:BE:CASS:2025:ARR.20250528.2F.1), lijkt een fundamentele ommezwaai in te luiden met betrekking tot het constitutief bestanddeel van het “wettelijk beschermd geschrift”.

De zaak betrof twee facturen uitgeschreven door een advocaat aan zijn cliënte (een verzekeringsmaatschappij). De tweede factuur zou betrekking hebben gehad op prestaties die reeds gefactureerd en betaald waren. Het hof van beroep te Bergen oordeelde dat deze tweede factuur voldeed aan de constitutieve bestanddelen van het misdrijf valsheid in geschriften (art. 196 Sw.). Deze factuur behelsde volgens de appelrechters (1) een vermomming van de waarheid (2) in een door de wet beschermd geschrift, (3) waaruit een nadeel kon ontstaan (het betrof hier overigens een reëel nadeel, aangezien de cliënte de tweede factuur daadwerkelijk had betaald), en (4) gepleegd met het vereiste bijzonder opzet (bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden).

De advocaat tekende cassatieberoep aan tegen zijn veroordeling. In het tweede onderdeel van het derde middel voerde hij aan dat de bewuste factuur geen valsheid in geschriften kon opleveren, aangezien deze onderhevig was aan controle door zijn cliënte. Deze argumentatie sluit aan bij de gevestigde leer dat een geschrift slechts een “wettelijk beschermd geschrift” vormt (en bijgevolg slechts het misdrijf valsheid in geschriften kan opleveren) indien het zich opdringt aan het openbaar vertrouwen. Dit veronderstelt dat het geschrift in zekere mate tot bewijs kan strekken, d.w.z. dat de persoon aan wie het geschrift wordt voorgelegd, overtuigd kan worden van de waarachtigheid van de in het geschrift vastgelegde rechtsfeiten of rechtshandelingen of gerechtigd kan zijn daaraan geloof te hechten (Cass. 22 oktober 2024, P.24.0955.N; J. Spreutels, F. Roggen et al., Droit pénal des affaires, Brussel, Larcier, 2021, 420; F. Deruyck en A. De Nauw, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2020, 33-34, nr. 40). Een geschrift dringt zich niet op aan het openbaar vertrouwen indien het gecontroleerd moet en kan worden door de bestemmeling (Cass. 26 oktober 2010, Arr.Cass. 2010, nr. 632). Het typevoorbeeld hiervan zijn valse vermeldingen in een factuur die gericht wordt aan de ontvanger van de goederen of diensten. Aangezien de klant de factuur op haar juistheid dient te controleren, kan er, ten aanzien van de klant, geen sprake zijn van valsheid in geschriften, tenzij de klant in de onmogelijkheid was om deze controle uit te oefenen (Cass. 22 oktober 2024, P.24.0955.N; Cass. 14 december 2010, Arr.Cass. 2010, nr. 742; J. Spreutels, F. Roggen et al., o.c., 424; F. Deruyck en A. De Nauw, o.c., 34, nr. 40).

De wetgever onderschreef deze leer in het kader van het nieuwe Strafwetboek (zie de MvT bij het wetsontwerp tot invoering van boek II van het Strafwetboek, Parl.St. Kamer 2022-23, nr. 3518/001, p. 408; zie het toekomstige art. 451 van het nieuwe Strafwetboek). 

In één gebalde zin verwerpt het Hof van Cassatie thans deze leer: “ni l’article 196 du Code pénal ni aucune autre disposition légale n’exigent, pour qu’un écrit, et donc une facture, constitue un faux en écritures, l’impossibilité d’un contrôle par son destinataire”. Het middel dat uitgaat van het tegendeel, faalt volgens het Hof naar recht.

Met deze beslissing gaat het Hof van Cassatie dus in tegen een gevestigde rechtsleer en rechtspraak, inclusief deze van het Hof zelf. Deze ommezwaai werd ingezet in de voorafgaande conclusie van eerste advocaat-generaal Nolet de Brauwere (Conclusions du Ministère public du 2025-05-28). Opdat een factuur een vals stuk zou uitmaken, zo stelt hij, vereist de wet niet dat de factuur niet gecontroleerd kan worden door de ontvanger ervan. Deze controlevereiste komt, aldus de eerste advocaat-generaal (met verwijzing naar een eerdere wetenschappelijke bijdrage van een van de raadsheren die dit cassatiearrest wees), mogelijk neer op het toevoegen van een constitutief bestanddeel aan de wettelijk omschreven bestanddelen. Tot slot zal ook de volgende overweging van de eerste advocaat-generaal de lezer niet ontgaan: “Un tel contrôle est d’ailleurs particulièrement délicat lorsque la facture est émise par un avocat, qui est singulièrement censé connaître et respecter la loi et dont le nombre d’heures prestées est difficile à contrôler.

Het valt af te wachten of de Nederlandstalige afdeling van het Hof zich bij de leer van dit arrest zal aansluiten en of deze leer zal standhouden onder het nieuwe Strafwetboek dat op 8 april 2026 in werking treedt.

Comments are closed.