Article

Hof van Cassatie (1e k.), 11/01/2019, C.18.0210.N, R.D.C.-T.B.H., 2019/5, p. 685-686

Hof van Cassatie 11 januari 2019

BEWIJS VAN VERBINTENISSEN
Bewijslast - Buitencontractuele aansprakelijkheid - Bewijslast van de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis - Informatieplicht
Uit de regels betreffende de bewijslast volgt dat bij een vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid de bewijslast van de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide in de regel op de benadeelde rust. In geval van aanvoering van miskenning van informatieplicht die op de algemene zorgvuldigheidsplicht rust, moet de benadeelde niet alleen bewijzen dat de aangesprokene hem deze informatie had moeten geven, maar ook dat hij dat niet heeft gedaan.
PREUVE DES OBLIGATIONS
Charge de la preuve - Responsabilité extracontractuelle - Charge de la preuve du fait générateur de responsabilité - Obligation d'information
Des règles relatives à la charge de la preuve, il découle que, en règle, dans le cadre d'une demande fondée sur la responsabilité extracontractuelle, la charge de la preuve du fait générateur de responsabilité, du dommage et du lien causal entre ces deux éléments repose sur la personne préjudiciée. En cas d'affirmation de la méconnaissance d'un devoir d'information fondé sur l'obligation générale de prudence, le préjudicié doit non seulement prouver que le responsable devait lui donner cette information mais également qu'il ne l'a pas fait.

Ethias NV / Landsbond der Christelijke Mutualiteiten / A.S.

Zet.: A. Smetryns (sectievoorzitter als voorzitter), K. Mestdagh, G. Jocqué, B. Wylleman en K. Moens (raadsheren)
OM: R. Mortier (advocaat-generaal)
Pl.: Mes J. Verbist en B. Maes
Zaak: C.18.0210.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 22 januari 2018.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft op 4 december 2018 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Raadsheer Geert Jocqué heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling

1. Krachtens artikel 870 Gerechtelijk Wetboek moet iedere partij het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert.

Krachtens artikel 1315 Burgerlijk Wetboek moet hij die de uitvoering van een verbintenis vordert het bestaan daarvan bewijzen. Omgekeerd moet hij die beweert bevrijd te zijn, het bewijs leveren van de betaling of van het feit dat het tenietgaan van zijn verbintenis heeft teweeggebracht.

2. Uit deze bepalingen volgt dat bij een vordering op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid de bewijslast van de tot aansprakelijkheid leidende gebeurtenis, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide in de regel op de benadeelde rust.

3. Wanneer de benadeelde aanvoert dat de door hem geleden schade werd veroorzaakt door de miskenning van de algemene zorgvuldigheidsplicht doordat de aangesprokene hem welbepaalde informatie niet heeft gegeven, moet hij niet alleen bewijzen dat de aangesprokene hem deze informatie had moeten geven maar ook dat hij dat niet heeft gedaan.

4. De appelrechters stellen vast en oordelen dat:

- de fout waarvoor een schadeverwekker op basis van de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is, ook kan bestaan uit een verkeerd optreden dat moet worden beoordeeld naar de maatstaf van de normaal zorgvuldige en omzichtige persoon, die in dezelfde concrete omstandigheden verkeert;

- er een fout is zodra er een afwijking is van de veronderstelde gedraging van de goede huisvader;

- de deskundige terecht benadrukt dat verpleegkundigen, benevens het volgen van de voorschriften die de vaststaande procedure omvat, ook rekening moeten houden met de individuele behoeften van de patiënt, mede in acht genomen hun gezondheidstoestand en ouderdom;

- op verpleegkundigen in dit verband in het bijzonder een informatieverplichting rust met het oog op de veiligheid van de patiënt;

- wanneer de CT-scan is beëindigd en de patiënt rechtop de scantafel werd geholpen, de verpleegkundige de patiënt moet waarschuwen te blijven zitten tot de tafel naar beneden is gehaald en de verpleegkundige hem kan bijstaan bij het afstappen;

- van een patiënt, die zich bevindt in een voor hem vreemde omgeving en ervaring, niet mag en kan worden verwacht dat hij weet wat hij al dan niet mag doen of moet doen, zodat een zeer duidelijke communicatie op dit punt dan ook essentieel is;

- uit de bevindingen van de deskundige blijkt dat de verklaringen van de tweede verweerster en verpleegkundige J.B. dienaangaande onderling tegenstrijdig zijn;

- het al dan niet naleven door verpleegkundige J.B. van de op hem rustende informatieplicht betwist wordt en de vraag derhalve is wie op dit punt de bewijslast draagt;

- uit de regels betreffende de bewijslast volgt dat verpleegkundige J.B. dient te bewijzen dat hij zich van zijn plicht heeft gekweten om de tweede verweerster in de hierboven bedoelde zin in te lichten, en niet dat laatstgenoemde het negatieve feit dient te bewijzen dat de vereiste informatie haar niet werd gegeven;

- de onzekerheid of de twijfel die blijft bestaan na de bewijsvoering, in aanmerking moet worden genomen tegen degene die de bewijslast draagt.

5. De appelrechters die op deze gronden oordelen dat “wordt aangenomen dat verpleegkundige J.B. hier zijn informatieplicht niet heeft nageleefd”, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)