De wet van 20 januari 2025 tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende verzekeringen (W.Verz.) met het oog op het uitbreiden van het recht om vergeten te worden, werd op 30 mei 2025 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Het recht om vergeten werd door de wet van 4 april 2019 ingevoerd in de artikelen 61/1 e.v. W.Verz. Initieel betrof de regeling enkel schuldsaldoverzekeringen, waarbij het de verzekeraar verboden werd om (in beginsel) tien jaar na een succesvolle behandeling van een kankeraandoening, deze kankeraandoening nog in acht te nemen voor het bepalen van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde. Voor een aantal (bij KB bepaalde) chronische ziektes werd daarnaast bepaald dat de verzekeraar geen of slechts een geplafonneerde bijpremie mag aanrekenen. Deze wetswijziging had geen impact op de mededelingsplicht (art. 58 W.Verz.), die in al deze gevallen onverkort bleef gelden voor de kandidaat-verzekerde.
De wet van 30 oktober 2022 zorgde voor een uitbreiding van dit recht naar de arbeidsongeschiktheidsverzekering en bracht de algemene termijn voor kankeraandoeningen vanaf 1 januari 2025 terug tot vijf jaar na het einde van een succesvolle behandeling.
De wet van 20 januari 2025 past met ingang van 1 juni 2026 de regeling inzake het recht om vergeten te worden op diverse punten aan.
Een eerste wijziging is de invoering van het gestandaardiseerd informatiedocument (nieuw art. 61/1/1 W.Verz. in nieuwe onderafdeling 1/1). De verzekeraar moet de kandidaat-verzekerde op eigen initiatief schriftelijk en op duidelijke, uitdrukkelijke en ondubbelzinnige wijze informeren over het recht om vergeten te worden, en, voor wat betreft bepaalde schuldsaldoverzekeringen, over het Opvolgingsbureau en de Compensatiekas (art. 217 en 220 W.Verz.). Deze informatie moet gegeven worden in de vorm van een document, waarvan de inhoud bij KB nader bepaald kan worden, dat met de medische vragenlijst overgemaakt wordt aan de kandidaat-verzekerde en op de website van de verzekeraar geplaatst wordt.
Ten tweede wordt het recht om vergeten te worden uitgebreid tot de reisannulatieverzekering (verzekering in geval van annulering van een reis wegens medische, familiale of beroepsredenenen, cf. nieuw art. 61/1, 3° W.Verz.), maar niet tot de reisbijstandsverzekering (verzekering voor medische kosten en repatriëring bij ziekte, ongeval of overlijden op reis). De parlementaire voorbereiding verduidelijkt bovendien dat het recht om vergeten te worden anders toegepast wordt bij een reisannulatieverzekering dan bij een schuldsaldo- of arbeidsongeschiktheidsverzekering, omdat er bij deze eerste verzekering in de praktijk geen medische vragenlijst gebruikt wordt. Het probleem voor ex-kankerpatiënten en chronisch zieken zou pas later spelen, indien een reis effectief wordt geannuleerd en de verzekeraar tussenkomst weigert (DOC 56 0302/002, 10). Specifiek voor de reisannulatieverzekering bepaalt het nieuwe art. 61/14, §1 W.Verz. daarom dat wanneer het om een stabiele aandoening gaat bij het reserveren van de reis, de aandoening als vergeten wordt beschouwd. Dit betekent dat die aandoening bij een eventuele annulering niet als grondslag kan gebruikt worden voor dekkingsweigering. Een aandoening is overeenkomstig art. 61/14, §3 stabiel indien er gedurende één maand voorafgaand aan de reservering van de reis geen nieuwe medische behandeling of medicatie vereist is en waarbij er volgens de behandelende arts geen medische tegenindicatie bestaat om de reis te maken.
Een laatste zeer opmerkelijke wijziging is dat ex-kankerpatiënten die binnen het toepassingsgebied van het recht om vergeten te worden vallen, deze aandoening niet meer moeten meedelen aan hun schuldsaldo- of arbeidsongeschiktheidsverzekeraar (gewijzigd art. 61/2 en 61/8 W.Verz.). Voor reisannulatieverzekeringen moet de persoon die getroffen is door een stabiele aandoening deze niet meedelen aan de verzekeraar (art. 61/1, §14 W.Verz.). De memorie stelt dat art. 58 W.Verz. in zijn geheel blijft gelden, maar dat voor voormelde specifieke gevallen de mededelingsplicht opgeheven wordt. Klachten of ziekten als gevolg van de kanker(behandeling) moeten echter wel gemeld worden (DOC 56 0302/002, 5 en 6). Onder andere de FOD Economie wijst er reeds op dat de afschaffing van de mededelingsplicht nadelig is voor de verzekerde, die dan zelf verantwoordelijk is voor zijn (foutieve) aangifte, terwijl hij niet altijd over de nodige kennis beschikt om te bepalen wat moet worden aangegeven en wat niet (DOC 56 0302/003, 4). De indieners van het wetsvoorstel wijzen er in dit verband op dat het gestandaardiseerd informatiedocument (nieuw art. 61/1/1 W.Verz.) “ertoe strekt om een onjuiste melding te voorkomen. Het duidt welke aandoeningen al dan niet moeten worden gemeld aan de verzekeraar” (DOC 56 0302/003, 8 en DOC 56 302/003, 3). Mede gelet op het feit dat er nog geen uitvoeringsKB is over (de inhoud van) voormeld informatiedocument, vallen discussies over de draagwijdte van (de afschaffing van) de mededelingsplicht alvast niet uit te sluiten…