Actualités

Droit bancaire et financier

Wetgever verbiedt activiteiten van cryptowisselplatformen en -bewaarnemers uit derde landen

Activiteiten met betrekking tot virtuele activa ontsnappen op heden grotendeels aan het toepassingsgebied van de financiële reglementering. Enkel in uitzonderlijke gevallen zal de dienstverlener onder het toezicht vallen van een financiële toezichthouder, bijvoorbeeld wanneer de verhandelde virtuele activa gekwalificeerd worden als financiële instrumenten.

De Europese wetgever verstrengde het reglementair kader inzake deze activiteiten reeds door middel van de vijfde AML-richtlijn[1]. Meer bepaald onderwierp de wetgever aanbieders die zich bezighouden met diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta (“cryptowisselplatformen”) en aanbieders van bewaarportemonnees (“cryptobewaarnemers”) aan de geldende antiwitwasreglementering.

Verder vereist de Europese wetgever dat de lidstaten dienen te waarborgen dat cryptowisselplatformen en -bewaarnemers voor anti-witwasdoeleinden worden geregistreerd bij een nationale toezichthouder.

De Belgische wetgever implementeerde de vijfde AML-Richtlijn bij wet van 20 juli 2020. De Belgische anti-witwaswet (“AWW”)[2] voorziet vandaag dat deze aanbieders onderworpen zijn aan de AWW wanneer zij gevestigd zijn in België en dat de Koning, op advies van de FSMA, de registratievoorwaarden zal bepalen. Tot op heden werd dit Koninklijk Besluit echter niet gepubliceerd.

Bij wet van 1 februari 2022[3] verstrengt de Belgische wetgever het bestaande wettelijk kader. Meer bepaald voorziet de AWW nu een uitdrukkelijk verbod voor cryptowisselplatformen en -bewaarnemers die ressorteren onder het recht van een derde land (i.e. een land buiten de Europese Economische Ruimte) om op Belgisch grondgebied als professionele activiteit diensten te verlenen, ongeacht of dit hun hoofd- of nevenactiviteit betreft. De wetgever laat niet toe dat deze dienstverleners via een lokaal bijkantoor deze activiteiten uitoefenen maar verwacht dat deze aanbieders een entiteit opzetten binnen de EER en via deze entiteit hun activiteiten ontplooien in België.

Een overtreding van het verbod wordt bestraft met strafsancties, met name een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en/of een geldboete van 50 tot 10 000 euro.

De wet van 1 februari 2022 voorziet, ondanks een opmerking van de Raad van State,[4] geen overgangsmaatregelen. Bijgevolg treedt het verbod in werking tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, c.q. op 21 februari 2022.

Naar verwachting zal het wettelijk kader worden aangevuld met een Koninklijk Besluit. Tevens worden op Europees niveau besprekingen gevoerd over de MiCa-verordening[5], die het toezicht op “aanbieders van cryptoactivadiensten” zal aanscherpen en harmoniseren.

[1] Richtlijn (EU) 2018/843 van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, OJ L 156, 19.6.2018, p. 43–74.

[2] Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, BS 6 oktober 2017.

[3] BS 11 februari 2022.

[4] Parl. St. Kamer 2021-2022, DOC 55 2383/001, 38.

[5] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in cryptoactiva en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937, 24 september 2020, COM/2020/593.

 

Alexander Hamel, Advocaat te Brussel (DLA Piper UK LLP)

Comments are closed.