Actualiteit

Insolventie

Cass. 18 juni 2020, nr. C.19.0310.F/4

De procedure van gerechtelijke reorganisatie kan drie vormen aannemen: een minnelijk akkoord, een collectief akkoord en de overdracht onder gerechtelijke gezag (i.e. GROG). Echter, in dit arrest streeft de schuldenaar naar een collectief akkoord waarin een deel van de onderneming, de handelszaak, zal worden overgedragen. Het Hof van Cassatie moest beslissen of hierdoor ook rechtsregels met betrekking tot de GROG van toepassing zijn op dit collectief akkoord en het reorganisatieplan dat binnen deze procedure werd opgesteld.

Het collectief akkoord van deze schuldenaar stelt een partiële overdracht van de handelszaak voorop binnen 18 maanden na de homologatie van het collectief akkoord. Bovendien, zal de betaling aan de schuldeisers maar starten na het verloop van deze termijn. Dit reorganisatieplan wordt goedgekeurd door de vereiste meerderheden en gehomologeerd door de ondernemingsrechtbank.

Eiser gaat tegen deze homologatie in beroep. Eiser stelt dat de homologatie van het reorganisatieplan moet worden geweigerd omdat de schuldenaar via deze weg een onterechte verlenging van de opschortingstermijn zou krijgen. Eiser stelt dat de enige verlenging van de opschortingstermijn kan worden toegekend overeenkomstig artikel 60, 2de lid WCO (thans art. XX.85, 3de lid WER) en dus maximaal 6 maanden kan bedragen. Echter, het vonnis van de ondernemingsrechtbank werd bevestigd, omdat het hof van beroep van oordeel was dat het reorganisatieplan niet de procedure binnen de gerechtelijke reorganisatie veranderde van een collectief akkoord naar een GROG. Bijgevolg is het reorganisatieplan niet onderworpen aan de specifieke regels met betrekking tot de GROG, zoals deze die stelt dat er enkel een maximale bijkomende termijn van 6 maanden aan de opschorting kan worden toegevoegd.

Tegen deze beslissing werd vervolgens cassatieberoep ingesteld. Het Hof van Cassatie stelt vast dat een reorganisatieplan binnen een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord kan bestaan uit de vrijwillige overdracht van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten (art. 51 WCO, thans art. XX.75 WER). Het Hof onderscheidt heel uitdrukkelijk het collectief akkoord van de procedure waarin het geheel of een gedeelte van de activiteiten of activa worden overgedragen onder gerechtelijk gezag. Deze procedure kan vrijwillig worden opgestart of kan worden opgelegd en staat altijd onder toezicht van een gerechtsmandataris. In het vonnis dat de overdracht beveelt en de gerechtsmandataris wordt aangewezen, kan een bijkomende termijn van 6 maanden aan de opschortingstermijn worden toegevoegd.

Het Hof is van oordeel dat de vrijwillige overdracht van de handelszaak zoals deze hier wordt voorgesteld in het reorganisatieplan niet hetzelfde is als de GROG en zijn op beide overdrachten andere artikelen van de WCO, thans WER, van toepassing. Bijgevolg kan de homologatie van het reorganisatieplan waarin een overdracht wordt voorgesteld binnen een termijn van 18 maanden niet worden afgewezen omdat deze niet in overeenstemming is met bepalingen die enkel van toepassing zijn op de GROG. Het middel dat het tegenovergestelde eist, is niet naar recht verantwoord en dient te worden afgewezen.

Comments are closed.