Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijke gezag

Insolventie

Arbh. 24 maart 2021: Plessers toegepast

· Inge Vandeplas

Dit arrest is het sluitstuk van een procedure die begon in 2017 in de nasleep van het Nederlandse Smallsteps-arrest. Net zoals in het Smallsteps-arrest betrof het hier een overdracht van een onderneming in het kader van  insolventieprocedure, meer bepaald een overdracht onder gerechtelijk gezag. Onder de toenmalige Wet Continuïteit Ondernemingen lag de keuze voor de over te nemen werknemers bij de overnemer (art. 61, §4 WCO, thans, art. XX.86, §3 WER). Echter, ingevolge een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie bleek de keuzevrijheid van de overnemer binnen een overdracht onder gerechtelijk gezag in strijd te zijn met de Europese richtlijn betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen. Op basis van het Belgische recht moet de overnemer niet op voorhand aantonen dat het ontslag is ingegeven door economische, technische of organisatorische redenen zonder verboden differentiatie. Hierdoor worden in het Belgische recht te weinig garanties geboden om werknemers tegen een ongerechtvaardigd ontslag te beschermen. Hierop werd de zaak terug verwezen naar het arbeidshof. Na de uitspraak van het Hof van Justitie had de werknemer afstand gedaan van haar vordering tegen de overnemer en richtte zij zich nog uitsluitend tot de Belgische Staat. De vordering betrof schadevergoeding op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid van de overheid. Het arbeidshof oordeelde dat het artikel 61, §4 WCO aangaande het keuzerecht van de overnemer niet vatbaar was voor een richtlijnconforme interpretatie en dat de Belgische Staat een fout had begaan. Wat betreft het oorzakelijk verband tussen de fout en schade, was volgens de werknemer het enige richtlijnconforme alternatief om het keuzerecht te laten wegvallen waardoor de overnemer verplicht wordt om alle werknemers over te nemen. Indien de werknemer niet werd overgenomen, dan had de werknemer in elk geval recht op een opzeggingsvergoeding. Het arbeidshof ging niet mee in deze redenering. Volgens het arbeidshof bestond er nog een alternatieve regeling waarbij de overnemer verplicht wordt om vooraf aan te tonen dat de ontslagen in het kader van de overname te wijten zijn aan technische, economische of organisatorische redenen die wijzigingen voor de werkgelegenheid met zich meebrengen en die geen intrinsiek verband houden met de overgang. Aangezien er nog een alternatieve route bestond, kon er geen voldoende oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de fout van de Belgische Staat en de beweerde schade van de werknemer.  Ten slotte, ging het arbeidshof wel mee in de redenering van de werknemer wat betreft haar laatste punt en oordeelde het hof dat de werknemer een schadevergoeding verschuldigd is vanwege het verlies van een reële kans op tewerkstelling bij de overnemer. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 18 juni 2020, nr. C.19.0310.F/4

· Inge Vandeplas

De procedure van gerechtelijke reorganisatie kan drie vormen aannemen: een minnelijk akkoord, een collectief akkoord en de overdracht onder gerechtelijke gezag (i.e. GROG). Echter, in dit arrest streeft de schuldenaar naar een collectief akkoord waarin een deel van de onderneming, de handelszaak, zal worden overgedragen. Het Hof van Cassatie moest beslissen of hierdoor ook rechtsregels met betrekking tot de GROG van toepassing zijn op dit collectief akkoord en het reorganisatieplan dat binnen deze procedure werd opgesteld. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Orb. Waals Brabant 31 januari 2020: post-Plessers uitspraak

· Inge Vandeplas

Op 16 mei 2019 heeft het Europese Hof van Justitie zich uitgesproken over de overeenstemming van de Europese richtlijn 2001/23/EG betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen met de artikelen 61, §4 WCO (thans art. XX.86 WER). ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 16 mei 2019: de toepassing van artikelen 3 en 4 richtlijn 2001/23 op het keuzerecht van de overnemer in een GROG

· Inge Vandeplas

In een eerdere blogpost stellen we vast dat het Hof van oordeel is dat de gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag (GROG) niet valt onder de uitzondering van artikel 5 van richtlijn 2001/23 en de artikelen 3 en 4 van de richtlijn 2001/23 wel van toepassing zijn. Bijgevolg rijst de vraag of de artikelen 3 en 4 van de richtlijn 2001/23 zich verzetten tegen het keuzerecht van de verkrijger tijdens de GROG. Op dit ogenblik heeft de verkrijger op basis van artikel XX.86, §3 WER het recht om zelf te kiezen welke werknemers hij overneemt. Echter, richtlijn 2001/23 beoogt zo veel mogelijk een ongewijzigde voortzetting van de arbeidsovereenkomst of arbeidsbetrekking met de verkrijger te verzekeren, teneinde te voorkomen dat de betrokken werknemers uitsluitend ten gevolge van deze overgang in een minder gunstige positie komen te verkeren (ro. 52). Bijgevolg stelt artikel 3, lid 1 van de richtlijn 2001/23 dat de rechten en verplichtingen van de vervreemder ten aanzien van zijn werknemers overgaan op de verkrijger. Artikel 4, lid richtlijn 2001/23 op zijn beurt stelt dat de overgang van een onderneming op zichzelf voor de vervreemder of de verkrijger geen reden tot ontslag zijn. Deze bepaling vormt evenwel geen beletsel voor ontslagen om economische, technische of organisatorische redenen die wijzigingen voor de werkgelegenheid met zich brengen (ro. 53). ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 16 mei 2019: de overdracht onder gerechtelijk gezag en de uitzondering in artikel 5 richtlijn 2001/23?

· Inge Vandeplas

Op 16 mei 2019 heeft het Hof van Justitie zijn oordeel geveld in de zaak Plessers. De feiten in dit arrest betroffen de overdracht onder gerechtelijk gezag (GROG) van een deel van de ondernemingsactiviteit en activa van NV Echo aan NV Prefaco. Onderdeel van deze overname was de overdracht van een deel van de werknemers van Echo. Mevrouw Plessers was één van de werknemers van Echo, maar werd niet overgenomen door Prefaco. Mevrouw Plessers ging niet akkoord met deze gang van zaken en stelde een vordering in ten aanzien van Prefaco om alsnog overgenomen te worden. Deze vordering werd afgewezen in eerste aanleg, waarna mevrouw Plessers een beroepsprocedure inleidde. Het hof van beroep heeft de behandeling van deze zaak geschorst om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Conclusie van advocaat-generaal Spzunar, 23 januari 2019, nr. C-509/17: Plessers continues

· Inge Vandeplas

Op 23 januari 2019 heeft advocaat-generaal (AG) Spzunar zijn conclusie neergelegd in de zaak Plessers. Vooreerst herhalen we kort de feiten. Mevrouw Plessers was een werkneemster bij NV Echo . Op 23 april 2012 wordt in hoofde van NV Echo een procedure tot gerechtelijke reorganisatie geopend. Initieel was de doelstelling van de gerechtelijke reorganisatie het bekomen van een collectief akkoord. Deze doelstelling wordt gewijzigd naar een overdracht onder gerechtelijk gezag (GROG) op 19 februari 2013. Op 22 april 2013 wordt aan de gerechtsmandatarissen de machtiging verleend om de NV Echo over te dragen aan Prefaco. Bij deze overname zouden 164 werknemers worden overgedragen. Mevrouw Plessers behoorde niet tot deze 164 werknemers en werd op 24 april 2013 hiervan in kennis gesteld. Mevrouw Plessers gaat niet akkoord met haar weigering tot overname en stelt Prefaco in gebreke. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Arbh. Antwerpen (afd. Hasselt) 14 augustus 2017, 2016/AH/191 (ongepubliceerd)

· Inge Vandeplas

Het geschil betreft de overdracht onder gerechtelijk gezag van NV Echo aan NV Prefaco, waarbij NV Prefaco kiest om 164 werknemers over te nemen (op basis van artikel 61, §3 WCO (nieuw art. XX.86, §3 WER)). Appelante is een werkneemster die niet werd overgenomen door NV Prefaco en  haar ontslag betwist. Appelante is van oordeel dat de rechten en verplichtingen van haar arbeidsovereenkomst overgaan op NV Prefaco, onder toepassing van artikel 3 van de richtlijn 2001/23/EG inzake het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen. Volgens verweerders is artikel 3 richtlijn 2001/23/EG niet van toepassing, omdat de overdracht onder gerechtelijk gezag moet worden beschouwd als een liquidatieprocedure. In dat geval is artikel 5.1 van richtlijn 2001/23/EG van toepassing, dat de werking van artikel 3 uitsluit "wanneer de vervreemder verwikkeld is in een faillissementsprocedure of in een soortgelijke procedure met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie". ...

Lees de bijdrage