Insolventie

Insolventie

“Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.” - De kennisgeving bij gerechtsbrief van het vonnis dat de kwijtschelding weigert, doet volgens het Hof van beroep Antwerpen de beroepstermijn lopen

· Kristof Windey

Een vonnis van de ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen van 17 mei 2022 verklaarde het verzoek van de gefailleerde natuurlijke persoon om vervroegd uitspraak te doen over zijn verzoek tot kwijtschelding ongegrond. Het gegeven dat een ondernemingsactiviteit werd opgestart die vanaf dag één geen slaagkansen had omwille van een kennelijk ontoereikend aanvangsvermogen werd door de ondernemingsrechtbank beschouwd als een kennelijk grove fout die had bijgedragen tot het faillissement. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Wetsontwerp houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden

· Frederic Polis

Op 6 maart 2024 heeft de Belgische regering een wetsontwerp ingediend houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden. Met dit wetsontwerp beoogt de wetgever zijn schuldenbeleid om te zetten in een werkelijke schuldenaanpak. Dit door wijzigingen aan te brengen in zowel het Burgerlijk Wetboek als het Gerechtelijk Wetboek. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Kwijtscheldingen in een minnelijk of collectief akkoord niet langer definitief vrijgesteld (Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen)

· Jente Dengler

Over de wet van 7 juni 2023 tot omzetting van de Europese Herstructureringsrichtlijn in Boek XX WER vloeide reeds veel inkt (zie hierover onze eerder verschenen actualiteitsbijdrage). Over de navolgende fiscale wet van 28 december 2023 en de impact ervan op het nieuwe herstructureringskader bleef het daarentegen opvallend stil. Nochtans heeft deze wet mogelijks verregaande gevolgen voor het succes op (middel)lange termijn van zowel bestaande, als recent geïntroduceerde reorganisatieprocedures. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cassatie bevestigt ruime beslissingsbevoegdheid van de curator tot gedinghervatting - Cass. 25 januari 2024

· Frederic Polis

In een arrest van 25 januari 2024 (C.23.0067.N) heeft het Hof van Cassatie zich gebogen over de omvang van de beslissingsbevoegdheid van de curator aangaande het lot van lopende gedingen tijdens een faillissementsprocedure. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Nieuw insolventierecht treedt in werking op 1 september 2023

· Jente Dengler

Met de wet van 7 juni 2023 (B.S. 7 juli 2023) heeft de Belgische wetgever Richtlijn (EU) 2019/1023 van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden (de Herstructureringsrichtlijn) omgezet in het Belgische insolventierecht. De belangrijkste nieuwigheden die de omzettingswet introduceert in het huidige Boek XX zijn de volgende: ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Bestuurders van kleine(re) ondernemingen kunnen slechts aan de toepassing van de aansprakelijkheidsregeling in XX.225 WER ontsnappen middels een regelmatige boekhouding

· Jente Dengler

Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement (art. XX.225 WER, oud art. 265 resp. art 530 W.Venn.). Deze bijzondere bestuurdersaansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout geldt evenwel niet voor bestuurders van kleine(re) ondernemingen waarvan de gemiddelde omzet gedurende de  afgelopen drie boekjaren niet meer dan 620.000 EUR bedroeg en het balanstotaal van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370.000 EUR (art. XX.225 §2 WER). ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Homologatie reorganisatieplan ondanks tegenstemmende meerderheid

· Jente Dengler

In een opmerkelijk vonnis van 30 maart 2023 van de ondernemingsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, werd waarschijnlijk voor het eerst in de  geschiedenis van de gerechtelijke reorganisatieprocedure een reorganisatieplan van een schuldenaar  gehomologeerd, ondanks een tegenstemmende meerderheid onder diens schuldeisers. Immers, een reorganisatieplan komt in principe maar pas voor homologatie in aanmerking nadat het eerst door de schuldeisers op de stemmingszitting wordt goedgekeurd, of althans door een meerderheid van hen, die minstens de helft van de in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen (art. XX.78 WER). In voormelde zaak werd deze goedkeuringsmeerderheid verre van gehaald, nu het reorganisatieplan ruim dubbel zoveel tegenstemmen als positieve stemmen kreeg. Uit e-mailverkeer en briefwisseling bleek echter dat het merendeel van de tegenstemmende schuldeisers uit een welbepaalde groep investeerders bestond die de stemming als een opportuniteit zag om hun bestaande contracten met de schuldenaar te heronderhandelen en tevergeefs hadden gepoogd om betere commerciële voorwaarden te bekomen in ruil voor hun (positieve) stem. Zonder ons in te laten met de eventuele strafrechtelijke kwalificatie van deze feiten (art. 490quater Sw.)[1], oordeelde de rechtbank dat de betrokken schuldeisers in elk geval misbruik hadden gemaakt van hun stemrecht. Enerzijds, in het licht van de wettelijke finaliteit, door het stemrecht in te zetten als pasmunt voor betere contractuele voorwaarden (doelafwending). Anderzijds, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak, zoals het feit dat deze nochtans gewone schuldeisers in de opschorting niettemin 100% van hun vordering in hoofdsom zouden recupereren onder het plan (hetgeen in de praktijk zeer zelden voorkomt), de weigering van het plan hen geen betere positie opleverde en de schuldenaar daarentegen in voorkomend geval vrijwel zeker failliet zou gaan. Het juridische gevolg dat de rechtbank hieraan koppelde was dat de met misbruik behepte tegenstemmen buiten beschouwing gelaten moesten worden voor de berekening van de vereiste meerderheden. Dit deed de stemmenweging alsnog overslaan in het voordeel van het reorganisatieplan van de schuldenaar en liet de rechtbank toe over te gaan tot homologatie.     [1] “Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 5 euro tot 125 000 euro worden gestraft, (…) (iii) zij die, hetzij met de schuldenaar, hetzij met enige andere persoon, bijzondere voordelen bedongen hebben om de stemming over het reorganisatieplan in een bepaalde richting te sturen of die een bijzondere overeenkomst aangegaan zijn waaruit voor hen een voordeel zou voortvloeien ten laste van het actief van de schuldenaar.” (art. 490quater Sw.) ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cassatie schept duidelijkheid: het bijzonder voorrecht van de onbetaalde verhuurder in art. 20, 1° Hyp.W. is een ‘zakelijke zekerheid’ in de zin van art. I.22, 14° WER.

· Jente Dengler

In een recent arrest van 15 mei 2023 heeft het Hof van Cassatie verduidelijkt dat het bijzonder voorrecht van de onbetaalde verhuurder op alles wat het verhuurde pand stoffeert (art. 20, 1° Hyp.W) kwalificeert als een ‘zakelijke zekerheid’ in de zin van art. I.22, 14° WER. Het gevolg hiervan is dat de onbetaalde verhuurder als ‘buitengewone schuldeiser’ in de opschorting slechts de (beperkte) maatregelen van art. XX.74 WER[1] opgelegd kan krijgen in het kader van een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord en geen inkorting van zijn vordering zal moeten dulden, althans ten belope van de realisatiewaarde van zijn onderpand. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Termijn voor verzoekschrift kwijtschelding

· Inge Vandeplas

Op 23 juni 2022 heeft het Grondwettelijk Hof zich nogmaals uitgesproken over het verzoekschrift voor de kwijtschelding en de termijn waarbinnen dit verzoekschrift moet worden ingediend. Ter herinnering in zijn arrest van 22 april 2021 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat "artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre de gefailleerde natuurlijke persoon die niet binnen de vervaltermijn van drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis een verzoek tot kwijtschelding van restschulden indient, het recht op die kwijtschelding onherroepelijk verliest. Artikel XX.173, § 2, werd vervolgens, bij het arrest nr. 151/2021 van 21 oktober 2021, vernietigd in dezelfde mate." In zijn arrest van 22 oktober 2021 heeft het Grondwettelijk Hof vervolgens beslist dat de vordering tot vernietiging van dit artikel gegrond is. Het recente arrest van 23 juni 2022 gaat over de mogelijkheid om na de sluiting van het faillissement alsnog de kwijtschelding aan te vragen. Volgens het verwijzend rechtscollege dient artikel XX.173, §2 WER zo te worden geïnterpreteerd dat de gefailleerde het verzoek tot kwijtschelding moet indienen vóór de sluiting van het faillissement, behoudens wanneer die sluiting heeft plaatsgevonden binnen drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis. Echter, in het licht van voorgaande arresten is bovenstaande interpretatie achterhaald. Verder oordeelt het Hof dat "Uit de parlementaire voorbereiding van artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht kan bijgevolg niet worden afgeleid dat de wetgever de bedoeling had om op algemene wijze, onafhankelijk van de vervaltermijn van drie maanden waarbinnen het verzoekschrift tot kwijtschelding zou moeten worden neergelegd, te verhinderen dat een gefailleerde na de sluiting van het faillissement nog om de kwijtschelding zou kunnen verzoeken. Uit het bovenstaande volgt dat de prejudiciële vraag, in zoverre het verwijzende rechtscollege ervan uitgaat dat het verzoek tot kwijtschelding niet kan worden ingediend na de sluiting van het faillissement behoudens wanneer die sluiting heeft plaatsgevonden binnen drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, berust op een uitgangspunt dat geen steun vindt in de tekst van de in het geding zijnde bepaling, noch in de parlementaire voorbereiding ervan." ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 2 december 2021, nr. C.21.0052.N: restitutie na cassatie

· Inge Vandeplas

De feiten ten grondslag aan dit arrest zijn als volgt. In 2015 zinkt het schip van eisers ter hoogte van Zeebrugge en worden eisers veroordeeld tot de berging van het schip. Dit vonnis wordt bevestigd door het hof van beroep te Gent, waarna eisers overgaan tot de berging in 2016. Zij sluiten hiervoor een contract met een gespecialiseerde onderneming die de berging uitvoert. Echter, in 2017 wordt het arrest van het hof van beroep vernietigd door een arrest van het Hof van Cassatie, waarna eisers zich terug richten tot verweerders tot terugbetaling van de bergingskosten. De eisers laten hiervoor een bevel tot betaling betekenen aan de verweerders. Deze laatsten tekenen tegen dit bevel tot betaling verzet aan bij beslagrechter, die op zijn beurt dit verzet gegrond verklaard. Ten slotte, richtten eisers zich tot het Hof van Cassatie ter vernietiging van dit arrest. ...

Lees de bijdrage