Opschorting

Insolventie

GwH 15 juli 2021, nr. 110/2021: artikel XX.59, §3 WER schendt het gelijkheidsbeginsel niet

· Lies de Mulder

De feiten in dit arrest hebben betrekking op de gerechtelijke reorganisatie van de bvba JDV Holding. De ondernemingsrechtbank te Brussel opent de gerechtelijke reorganisatie van deze bvba op 2 oktober 2019 en kent een opschortingstermijn toe tot en met 15 januari 2020. Op 27 december 2019 verzoekt de bvba om de opschorting te verlengen voor een bijkomende termijn van twee maanden. De ondernemingsrechtbank wijst dat verzoek af, waarna de bvba hoger beroep aantekent bij het hof van beroep te Brussel. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

KB nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID-19 crisis

· Inge Vandeplas

Op 24 April 2020 is een Koninklijk Besluit gepubliceerd waarin een tijdelijke opschorting van uitvoering- en andere maatregelen wordt toegekend ten voordele van ondernemingen gedurende de corona-crisis. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 16 januari 2019 (nr. C.19.0294.N): buitengewone schuldvorderingen in de opschorting nader bepaald

· Inge Vandeplas

Binnen de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden schuldeisers met een zakelijke zekerheid gekwalificeerd als buitengewone schuldeisers in de opschorting. Over de invulling van zakelijke zekerheden is reeds wat inkt gevloeid (zie een eerdere blog over orb. Antwerpen 1 maart 2019 https://www.rdc-tbh.be/news/orb-antwerpen-afd-antwerpen-1-maart-2019-kwalificatie-buitengewone-schuldvorderingen-in-de-opschorting/ en de annotatie bij dit vonnis in nummer 2019/10 TBH). In het huidig arrest spreekt ook het Hof van Cassatie zich uit over een schuldvordering gewaarborgd door een pand op schuldvorderingen en in welke mate een pand op alle bestaande en toekomstige schuldvorderingen aanleiding kan geven tot een kwalificatie als een buitengewone schuldvordering. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 23 september 2019: derdenbeslag en de gerechtelijke reorganisatie

· Inge Vandeplas

De feiten van dit arrest waren als volgt. Op 2 februari 2016 legt een schuldeiser beslag onder derden bij een bank ten last van NV Grondvest. Op het ogenblik dat het derdenbeslag wordt gelegd, is de procedure van gerechtelijke reorganisatie in hoofde van NV Grondvest reeds geopend. De bank legt een verklaring van derde-beslagene af op 3 februari 2016, maar laat op 8 februari 2016 weten dat het derdenbeslag onrechtmatig is omdat het werd gelegd na de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie (art. 31 WCO/art. XX.51 WER). Bijgevolg laat de bank NV Grondvest van de bankrekening gebruik maken waardoor het saldo aanzienlijk afneemt. Het hof van beroep oordeelt dat de bank als derde-beslagene niet het recht had om het beslag te negeren, noch om het derdenbeslag als onbestaande te beschouwen. Daarenboven kan de bank niet zelf beslissen om over te gaan tot afgifte van de gelden op basis van haar eigen oordeel dat het beslag in strijd met artikel 31 WCO is gelegd. Integendeel, het hof van beroep is van oordeel dat de bank “in haar hoedanigheid van derde-beslagene de rechtmatigheid van het beslag niet in vraag kan stellen en […] zich op zijn minst tot de bevoegde beslagrechter had moeten wenden.” Ingevolge deze redenering past het hof van beroep artikel 1451 Ger.W. toe waardoor de derde-beslagene (i.e. de bank) gewoon schuldenaar wordt verklaard voor de oorzaken van het beslag, wanneer de derde-beslagene het voorwerp van het beslag uit handen heeft gegeven. Bovendien besliste het hof dat er geen reden was om deze sanctie te matigen in het licht van de omstandigheden. Het Hof van Cassatie gaat gedeeltelijk akkoord met de redenering van het hof van beroep. Aan de ene kant, is het Hof van Cassatie eveneens van oordeel de bank niet zelf de rechtmatigheid van het derdenbeslag mag beoordelen. Bovendien kan de bank op basis van zijn oordeel niet geldig beslissen om de gelden toch aan de schuldenaar vrij te geven. De beslissing van het hof van beroep om de derde-beslagene als schuldenaar aan te duiden voor de oorzaken van het beslag was dus naar recht verantwoord. Echter, het Hof van Cassatie gaat niet akkoord met de weigering tot matiging van deze sanctie. Gelet op het feit dat het beslag onder derden was gelegd in strijd met artikel 31 WCO, was de weigering van de appelrechters om deze sanctie te matigen niet verantwoord naar recht. We kunnen besluiten dat derde-beslagenen, die gelden vrijgeven vanwege een eigen beoordeling van de onrechtmatigheid van het beslag, in de plaats kunnen worden gesteld van de schuldenaar. Echter, deze sanctie kan op zijn beurt worden gematigd indien later blijkt dat het beslag wel degelijk onrechtmatig was gelegd.   ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Orb. Gent (afd. Brugge) 21 december 2018: verzoek tot schorsing uitvoerend beslag tijdens gerechtelijke reorganisatie

· Inge Vandeplas

De uitsluiting van uitvoerende beslagprocedures van de opschorting tijdens een procedure van gerechtelijke reorganisatie is een nieuwigheid van boek XX WER. In een poging om mogelijk misbruik van de procedure van gerechtelijke reorganisatie tegen te gaan, stelt artikel XX.44, par. 2 WER dat Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. Alleszins kan de rechtbank de schorsing ervan uitspreken, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie evenals op verzoek van de beslagleggende schuldeiser.[...] ...

Lees de bijdrage