Insolvabilité

Insolvabilité

Cass. 8 juni 2020, nr. C.19.0641.F/1: actio pauliana

· Inge Vandeplas

Dit arrest gaat over de mogelijke vergoeding van een schuldeiser die een succesvolle actio pauliana heeft ingesteld tegen zijn schuldenaar. Voorafgaand had de schuldenaar reeds een procedure van gerechtelijke reorganisatie doorlopen waarbij een collectief akkoord met de schuldeisers was gehomologeerd. Dit akkoord werd dan op zijn beurt ingetrokken door de ondernemingsrechtbank, waarna de onderneming in vereffening was gegaan. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 10 april 2020: kracht van gewijsde faillissementsvonnis

· Inge Vandeplas

In dit cassatiearrest oordeelt het Hof van Cassatie over het moment waarop een faillissementsvonnis in kracht van gewijsde gaat en de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een faillissementsvonnis. Artikel 28 Ger.W. stelt dat "iedere beslissing gaat in kracht van gewijsde zodra zij niet meer voor verzet of hoger beroep vatbaar is, behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt en onverminderd de gevolgen van de buitengewone rechtsmiddelen." Het volgt uit deze bepaling dat een uitspraak niet in kracht van gewijsde gaat zolang dit vonnis vatbaar blijft voor verzet of hoger beroep uitgaande van de gefailleerde. ...

Lire l’article

Insolvabilité

KB nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID-19 crisis

· Inge Vandeplas

Op 24 April 2020 is een Koninklijk Besluit gepubliceerd waarin een tijdelijke opschorting van uitvoering- en andere maatregelen wordt toegekend ten voordele van ondernemingen gedurende de corona-crisis. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Hoge Raad 17 april 2020: van smallsteps naar Heiploeg (deel 1)

· Inge Vandeplas

Op 17 April 2020 heeft de Hoge Raad in Nederland een nieuwe prejudiciële vragen met betrekking tot de pre-pack voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. De onderliggende feiten waren zeer gelijkaardig aan de feiten in de smalsteps zaak (Rechtbank Midden Nederland 24 februari 2016, nr.3821875 / MC EXPL 15-951). ...

Lire l’article

Insolvabilité

Hoge Raad 17 april 2020: van smallsteps naar Heiploeg (deel 2)

· Inge Vandeplas

In dit arrest stelt de Hoge Raad in Nederland volgende vragen aan het Europese Hof van Justitie met betrekking tot de overname van werknemers in het kader van een pre-pack procedure. Voor meer over de achtergrond van dit arrest zie deel 1. De prejudiciële vragen hebben voornamelijk betrekking op de interpretatie van de voorwaarden voor de toepassing van artikel 5, lid 1 richtlijn 2001/23/EG dat de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure wordt ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder en onder toezicht staat van een bevoegde overheidsinstantie. 1. Moet art. 5 lid 1 van Richtlijn 2001/23/EG zo worden uitgelegd dat aan de voorwaarde dat ‘de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure wordt ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder’ is voldaan, indien ( i) het faillissement van de vervreemder onafwendbaar is en de vervreemder dus daadwerkelijk insolvent is, (ii) naar Nederlands recht het doel van de faillissementsprocedure is het bewerkstelligen van een zo hoog mogelijke opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers door middel van liquidatie van het vermogen van de schuldenaar, en (iii) in een zogenoemde pre-pack voorafgaand aan de faillietverklaring de overgang van (een deel van) de onderneming wordt voorbereid en na de faillietverklaring wordt uitgevoerd waarbij (iv) de door de rechtbank aangewezen beoogd curator zich voorafgaand aan de faillietverklaring moet laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers alsmede door maatschappelijke belangen zoals het belang van behoud van werkgelegenheid en de eveneens door de rechtbank aangewezen beoogd rechter-commissaris hierop moet toezien, ( v) het doel van de pre-pack is om in de daarop volgende faillissementsprocedure een wijze van liquidatie mogelijk te maken waarbij (een deel van) de tot het vermogen van de vervreemder behorende onderneming going concern wordt verkocht zodat de hoogst mogelijke opbrengst voor de gezamenlijke schuldeisers wordt behaald, en (vi) de inrichting van de procedure waarborgt dat dit doel daadwerkelijk leidend is? 2. Moet art. 5 lid 1 van de Richtlijn zo worden uitgelegd dat aan de voorwaarde dat ‘de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure onder toezicht staat van een bevoegde overheidsinstantie’ is voldaan, indien de overgang van (een deel van) de onderneming in een pre-pack voorafgaand aan de faillietverklaring wordt voorbereid en na de faillietverklaring wordt uitgevoerd en ( i) voorafgaand aan de faillietverklaring wordt geobserveerd door een beoogd curator en een beoogd rechter-commissaris, die zijn aangewezen door de rechtbank, (ii) de beoogd curator zich naar Nederlands recht voorafgaand aan de faillietverklaring moet laten leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers en door andere maatschappelijke belangen, zoals dat van het behoud van werkgelegenheid, en de beoogd rechter-commissaris hierop moet toezien, (iii) de taken van de beoogd curator en de beoogd rechter-commissaris niet verschillen van die van de curator en de rechter-commissaris in faillissement, (iv) de overeenkomst op grond waarvan de onderneming overgaat en die tijdens een pre-pack is voorbereid, pas gesloten en uitgevoerd wordt nadat het faillissement is uitgesproken, ( v) de rechtbank bij het uitspreken van het faillissement ertoe kan overgaan een ander dan de beoogd curator of de beoogd rechter-commissaris te benoemen tot curator of rechter-commissaris, en (vi) voor de curator en de rechter-commissaris dezelfde eisen van objectiviteit en onafhankelijkheid gelden die gelden voor een curator en rechter-commissaris in een faillissement waaraan geen pre- pack is voorafgegaan en zij, ongeacht de mate van hun betrokkenheid voorafgaand aan de faillietverklaring, op grond van hun wettelijke taak gehouden zijn te beoordelen of de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van (een deel van) de onderneming in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers, en indien zij deze vraag ontkennend beantwoorden, te beslissen dat die overgang geen doorgang zal vinden terwijl zij steeds bevoegd zijn om op andere gronden, bijvoorbeeld omdat andere maatschappelijke belangen, zoals het belang van werkgelegenheid, zich daartegen verzetten, te beslissen dat de voorafgaand aan de faillietverklaring voorbereide overgang van (een deel van) de onderneming niet zal plaatsvinden? Het valt af te wachten hoe het Hof van Justitie op deze vragen gaat reageren en of het tot nieuwe inzichten komt met betrekking tot de pre-pack procedure in Nederland. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 12 maart 2020: te laat kan geen kwaad voor hypothecaire schuldeisers

· Inge Vandeplas

In dit arrest lost het Hof van Cassatie een twistpunt op met betrekking tot een late of vergeten aangifte van schuldvordering van een hypothecaire schuldeiser. De algemene regel is dat schuldeisers tijdig aangifte moeten doen van hun schuldvordering om in aanmerking te komen voor uitdeling (art. 62 Faill. W., thans art. XX.155 WER). Daarnaast geldt dat schuldeisers die in gebreke blijven om hun schuldvordering aan te geven of te bevestigen, niet in aanmerking komen voor de uitdelingen in het faillissement (art. 72 Faill. W., thans art. XX.165 WER). Deze bepaling staat in contrast met artikel 1326 van het Gerechtelijk Wetboek op basis waarvan de verkoop door de curator van de onroerende goederen van de gefailleerde van rechtswege de overwijzing meebrengt van de prijs ten behoeve van de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers en de zuivering van de genomen inschrijvingen. Door deze twee bepalingen rees de vraag of hypothecaire schuldeisers die laattijdige of geen aangifte hadden gedaan van hun schuldvordering in het faillissement, nog aanspraak konden maken op de toewijzing van artikel 1326 van het Gerechtelijk Wetboek. Hierop antwoordt het Hof van Cassatie nu bevestigend. Het Hof is van oordeel dat uit deze bepalingen volgt dat "hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers niet kunnen uitgesloten worden van de verdeling of de rangregeling van de verkoopopbrengst van de bezwaarde onroerende goederen om reden dat zij geen tijdige aangifte hebben gedaan van hun schuldvordering." Met deze beslissing wordt dus een einde gemaakt aan deze discussie en kunnen we vaststellen dat voor een hypothecaire schuldeiser in deze context het concept "te laat" niet bestaat.     ...

Lire l’article

Insolvabilité

Orb. Waals Brabant 31 januari 2020: post-Plessers uitspraak

· Inge Vandeplas

Op 16 mei 2019 heeft het Europese Hof van Justitie zich uitgesproken over de overeenstemming van de Europese richtlijn 2001/23/EG betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen met de artikelen 61, §4 WCO (thans art. XX.86 WER). ...

Lire l’article

Insolvabilité

HvJ 30 januari 2020: actio pauliana bij splitsing vennootschap

· Inge Vandeplas

In 2009 droeg Costruzioni Ing. Iandolo Sr een deel van haar vermogen over aan I.G.I. in het kader van een splitsing. Een aantal schuldeiser van Costruzioni stelden beroep in tegen deze overdracht omdat zij van mening zijn dat een groot deel van het vermogen werd weggesluisd via deze splitsing. Met deze vordering wensten de schuldeisers de splitsingshandeling onverbindend laten verklaren. In eerste aanleg werd deze vordering toegekend. Tegen dit vonnis stelden Costruzioni Ing. en I.G.I. hoger beroep in. Zij wierpen op dat tegen de splitsingshandeling enkel verzet kon worden ingesteld en dat wanneer een verzetsprocedure ontbreekt de gevolgen van deze splitsing onherroepelijk worden. De verwijzende rechter moest oordelen of de schuldeisers alsnog de splitsing kunnen aanvechten en hoe deze aanvechting zich verhoudt tot de Zesde richtlijn (82/891/EEG) van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag, betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen, (PB 1982, L 378, blz. 47), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 (hierna, Zesde Richtlijn).  ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 16 januari 2019 (nr. C.19.0294.N): buitengewone schuldvorderingen in de opschorting nader bepaald

· Inge Vandeplas

Binnen de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden schuldeisers met een zakelijke zekerheid gekwalificeerd als buitengewone schuldeisers in de opschorting. Over de invulling van zakelijke zekerheden is reeds wat inkt gevloeid (zie een eerdere blog over orb. Antwerpen 1 maart 2019 https://www.rdc-tbh.be/news/orb-antwerpen-afd-antwerpen-1-maart-2019-kwalificatie-buitengewone-schuldvorderingen-in-de-opschorting/ en de annotatie bij dit vonnis in nummer 2019/10 TBH). In het huidig arrest spreekt ook het Hof van Cassatie zich uit over een schuldvordering gewaarborgd door een pand op schuldvorderingen en in welke mate een pand op alle bestaande en toekomstige schuldvorderingen aanleiding kan geven tot een kwalificatie als een buitengewone schuldvordering. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 16 januari 2020: de kracht van het retentierecht

· Inge Vandeplas

Op 16 januari 2020 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de uitoefening van het retentierecht tijdens de faillissementsprocedure. De feiten waren als volgt: Verweerster oefende het retentierecht uit op bepaalde goederen van de schuldenaar ter garantie van een enkele onbetaalde facturen. Vervolgens werd de schuldenaar failliet verklaard en verweerster liet na om haar schuldvordering aan te geven in het faillissement. Hierna werd tussen de verweerster en de curatoren (eisers) overeengekomen om de goederen te verkopen, uit de koopsom het onbetwist gedeelte van de schuldvordering van de verweerster te betalen en het betwist gedeelte te storten op een geblokkeerde rekening in afwachting van de beslechting van de betwisting. De eerste rechter verklaarde de vordering van de verweerster gegrond en oordeelde dat het retentierecht rechtmatig werd uitgeoefend. Daarna verzetten de curatoren zich tegen de vrijgave van de geblokkeerde gelden, omdat de verweerster naliet aangifte te doen van haar schuldvordering in het faillissement zodat haar vordering is verjaard. ...

Lire l’article