Having as author: Olivier Vanden Berghe

uw zoekopdracht wijzigen

Algemeen handelsrecht

Nieuw Burgerlijk Wetboek - Boek 5 "Verbintenissen" opnieuw voor de Kamer, met het oog op een snellere inwerkingtreding (en een opheffing van de B2B wet?)

· Olivier Vanden Berghe

Op 24 februari 2021 werd het wetsvoorstel van Boek 5 "Verbintenissen" van het nieuw Burgerlijk Wetboek in licht gewijzigde vorm opnieuw ingediend in de Kamer, samen met Boek 1 "Algemene bepalingen" waarnaar een aantal bepalingen van Boek 5 werden verplaatst (omtrent de rechtshandeling, de kennisgeving, de vertegenwoordiging en het rechtsmisbruik). De artikelen omtrent buitencontractuele aansprakelijkheid zullen in een Boek 6 komen. Verwijzend naar de B2C- en de recente B2B-regeling, bevat het wetsvoorstel een nieuw algemeen verbod op onrechtmatige bedingen, want "het zou paradoxaal zijn, en mogelijkerwijs strijdig zijn met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel, dat enkel de C2C-relaties worden uitgesloten van de bescherming geboden door de wet." De Memorie van Toelichting anticipeert trouwens reeds op de opheffing van de B2B regeling inzake onrechtmatige bedingen: "Het zal aan de wetgever zijn om, in het licht van de voorziene evaluatie van de wet van 4 april 2019 en de beoordeling ervan door de doctrine, te beslissen of deze wet moet worden gehandhaafd dan wel of de belangen van de vennootschappen niet al voldoende worden beschermd door de algemene bepaling die in Boek 5 is ingevoegd." ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst vereist een uitdrukkelijke kennisgeving, kan niet stilzwijgend gebeuren - Cass. 11 december 2020

· Olivier Vanden Berghe

Artikel 1184, derde lid Oud Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ontbinding van een wederkerige overeenkomst in rechte moet worden gevorderd, staat niet eraan in de weg dat, in geval van een wanprestatie die voldoende ernstig is, een partij de overeenkomst kan ontbinden door kennisgeving aan de andere partij en dus zonder rechterlijke tussenkomst. Dit was reeds bevestigd door het Hof van Cassatie in het arrest (van de Franstalige afdeling van de eerste kamer) van 23 mei 2019. Een nieuw arrest van 11 december 2020 (C.20.0210.N), ditmaal van de Nederlandstalige afdeling van de eerste kamer, bevestigt dit.  Het wijst terloops op de bestaansreden voor de rechterlijke toetsing van art. 1184, derde lid Oud BW ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Niet-uitvoeringsexceptie, ook bij meerpartijenovereenkomsten - Cass. 30 oktober 2020

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 30 oktober 2020 (C.20.0061.N) heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de niet-uitvoeringsexceptie bij meerpartijenovereenkomsten. Op grond van de exceptie van niet-uitvoering kan een schuldenaar de uitvoering van zijn verbintenis opschorten in afwachting van de nakoming van de daarmee verknochte verbintenis van zijn schuldeiser. Het Hof van Cassatie preciseert dat in een meerpartijenovereenkomst de verknochte verbintenis niet noodzakelijk een verbintenis moet zijn jegens degene die de niet-uitvoeringsexceptie inroept. Met andere woorden, de niet-uitvoeringsexceptie kan ook ingeroepen worden tegen de schuldeiser die in gebreke blijft een verbintenis uit te voeren jegens een andere partij in de meerpartijenovereenkomst, in zoverre er verknochtheid bestaat tussen de verbintenissen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Covid-19 en handelshuur: geen huur verschuldigd tijdens sluiting volgens Vred. Etterbeek 30 oktober 2020

· Olivier Vanden Berghe

De covid-19 epidemie heeft de relaties tussen verhuurders en huurders van door de sluiting getroffen handelspanden zwaar op de proef gesteld. Tussen partijen die geen akkoord vonden om deze moeilijkheden te overbruggen, zijn de standpunten vaak radicaal tegenovergesteld: de huurder stelt door de verplichte sluiting geen huur verschuldigd te  zijn, terwijl de verhuurder stelt het pand nog steeds ter beschikking te stellen, zodat niets de betaling van de huur in de weg staat. Vrederechters hebben in de afgelopen maanden op uiteenlopende wijze deze geschillen beslecht. Soms wordt de huurder veroordeeld tot betaling van de integrale huur tijdens de sluiting. De vrederechter te Oostende (1e kanton, 10 juli 2020) verwees naar het gebrek aan overmacht in hoofde van de huurder, vermits financiële overmacht de schuldenaar niet bevrijdt (zie Cass. 18 juni 2018). De vrederechter te Bree (16 juli 2020) veroordeelde de huurder evneens wegens gebrek aan overmacht. Hij stelde tevens vast dat de verhuurder in de gegeven omstandigheden geen rechtsmisbruik pleegde ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

L'exception d'arbitrage peut être invoquée pour la première fois en appel sur jugement par défaut - Cass. 24 septembre 2020

· Olivier Vanden Berghe

L'exception d'arbitrage doit être invoquée in limine litis en vertu de l’article 1682, § 1er, du Code judiciaire. Sur base de cette disposition le tribunal de première instance de Namur, statuant en appel, avait déclaré irrecevable l'exception d'arbitrage invoquée pour la première fois en degré d'appel, sur un jugement rendu par défaut. Dans un arrêt du 24 septembre 2020 (C.18.0064.F) la Cour de cassation a cassé cette décision. En effet, il est satisfait à la condition du in limine litis lorsque l’exception est proposée dans le premier écrit de procédure de la partie qui la soulève, même si ce premier écrit est produit en degré d'appel.     ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

La vétusté de la chose endommagée ne justifie pas une réduction du dédommagement - Cass. 17 septembre 2020

· Olivier Vanden Berghe

Dans un arrêt du 17 septembre 2020 (C.18.0611.F), la Cour de cassation s'est penchée sur une pratique souvent considérée à tort comme une évidence, celle de l'abattement de l'indemnisation pour cause de moins-value pour vétusté. La cour d'appel de Liège avait, dans un arrêt du 9 novembre 2017 condamné un entrepreneur en terrassement à indemniser les propriétaires d'un immeuble qui s'était partiellement effondré. La cour n'avait toutefois pas condamné l'entrepreneur à l'intégralité du coût de reconstruction, mais avait appliqué à l'indemnisation un coefficient de vétusté de l'immeuble (de 44%), compte tenu de la précarité des fondations préexistantes (qui toutefois n'étaient pas à l'origine du sinistre). La Cour de cassation rappelle que ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Samenloopverbod tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, ook bij kwalitatieve rechten - Cass. 2 oktober 2020

· Olivier Vanden Berghe

De (eerste kamer van) het Hof van Cassatie heeft zich in een arrest van 2 oktober 2020 (C.20.0005.N) nog eens uitgesproken in de controversiële kwestie van de samenloop tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid. Sedert het cassatiearrest van 29 september 2006 (C.0502.N), eveneens van de eerste kamer, luidt het dat een contractant door zijn medecontractant in de regel slechts buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden "indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt". Het arrest van 2 oktober 2020 herhaalt deze regel, maar preciseert nu dat zij niet alleen geldt tussen rechtstreekse contractanten, maar ook bij zogenaamde kwalitatieve rechten. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Concessie van alleenverkoop kan in onderling akkoord worden beëindigd - Cass. 21 september 2020

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 21 september 2020 (C.19.0510.N) bevestigt het Hof van Cassatie dat de dwingende bepalingen van de Wet van 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop (nu Boek X, Titel III WER) niet verhinderen dat de partijen dergelijke overeenkomst in onderlinge overeenstemming beëindigen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Wet tot invoering van "collaboratieve onderhandelingen" niet ongrondwettig - Grondwettelijk Hof 24 september 2020

· Olivier Vanden Berghe

Door de zgn. Waterzooiwet van 18 juni 2018 werd in het Gerechtelijk Wetboek (art. 1738 e.v.) de "collaboratieve onderhandelingen" ingevoerd, een vrijwillige en vertrouwelijke procedure van geschillenoplossing door onderhandeling, waarbij “collaboratieve advocaten” van de partijen optreden in het kader van een exclusief en beperkt mandaat met het oog op een minnelijke regeling. Het verschil tussen de bemiddeling en de collaboratieve onderhandelingsprocedure bestaat erin dat bemiddeling door een derde wordt geleid, de bemiddelaar, terwijl bij collaboratieve onderhandelingen in beginsel geen derde aanwezig is. Het zijn in dat geval de collaboratieve advocaten van de conflicterende partijen die de onderhandelingen voeren. Optreden als "collaboratief advocaat" vereist een specifieke erkenning. Na het einde van de collaboratieve onderhandeling (met of zonder akkoord) mogen collaboratieve advocaten  niet meer tussenkomen in het geschil. Dit verbod geldt daarenboven voor iedere advocaat die van hun advocatenkantoor deel uitmaakt. Tegen deze regeling werden een aantal beroepen tot vernietiging ingesteld, die verworpen werden door het Grondwettelijk Hof in een arrest van 24 september 2020 (116/2020). De verzoekers hekelden dat de bijstand in collaboratieve onderhandelingen werd voorbehouden aan advocaten ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

La perte d'une chance et la preuve de la probabilité - Cass. 10 septembre 2020

· Olivier Vanden Berghe

La perte d'une chance est un  dommage indemnisable si elle est certaine, c'est à dire si, à cause de la faute reprochée (qu'elle soit contractuelle ou extra-contractuelle), il y a la perte d'un avantage probable. Lorsqu'un avocat est tenu responsable de la perte d'une chance pour avoir omis d'introduire une action, le juge doit examiner quelle était la probabilité de succès de l'action si elle avait été introduite. En l'occurrence, un avocat qui avait omis d'introduire une action en responsabilité sur base des articles 1382 et 1383 du Code civil contre l'Etat belge, avait été condamné par la cour d'appel de Liège à indemniser son client de la perte de la chance de prospérer dans l’action souhaitée. Dans un arrêt du 10 septembre 2020 (C.19.0357.F) la Cour de cassation a cassé cette décision, qui n'identifiait aucune faute de l’État belge qui aurait pu être probablement établie si l'action avait été introduite, et qui n'établissait dès lors pas la probabilité de l'avantage perdu. ...

Lees de bijdrage