Droit commercial général

Droit commercial général

Opheffing sanctie onontvankelijkheid bij gebrek aan inschrijving voor de juiste activiteit in de KBO - Hof van Cassatie verduidelijkt overgangsrecht

· . Library

Tot 27 mei 2019 was in artikel III.26, §2 Wetboek Economisch Recht (WER) een  procedurele sanctie voorzien voor de eisende onderneming die weliswaar ingeschreven is in de Kruispuntbank der Ondernemingen, maar die haar vordering baseert op een activiteit waar zij bij datum van inleiding van de vordering niet voor is ingeschreven. Een dergelijke vordering was onontvankelijk, tenzij het gebrek aan inschrijving niet voor iedere andere exceptie of verweermiddel werd ingeroepen. De bepaling die deze sanctie bevatte, werd verwijderd door de wet van 2 mei 2019, met inwerkingtreding op 27 mei 2019. De wet van 2 mei 2019 bevatte geen bijzondere overgangsbepalingen. Daarom geldt dus in principe artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek: de nieuwe procesrechtelijke wet is in beginsel onmiddelijk van toepassing, en dat ook op de hangende geschillen. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Fraus omnia corrumpit vormt geen beletsel voor de proportionele bijdrageplicht bij opzettelijke samenlopende fouten - Cass. 30 september 2021

· . Library

Een cassatiearrest van 30 september 2021, C.20.0591.N, verschaft duidelijkheid over de (niet-)toepassing van het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit tussen de verschillende daders bij samenlopende opzettelijke fouten. Aan de oorsprong van het besproken Cassatiearrest, lag een geval van verzekeringsfraude bij het afsluiten van een autoverzekering bij AXA. Enkel de zoon van de verzekerde was vermeld als niet-regelmatige bestuurder. Het Cassatiearrest impliceert dat er in werkelijkheid andere (al dan niet regelmatige) bestuurders waren, die opzettelijk niet waren vermeld door de verzekerde. Toen het tot een auto-ongeval kwam, heeft AXA het slachtoffer (derde) vergoed, maar eiste zij de uitgekeerde bedragen terug van de verzekerde. De verzekerde had op zijn beurt een vordering ingesteld tegen de verzekeringsmakelaar, om de terug te betalen gelden (deels) vergoed te zien, wegens de medewerking van die laatste aan de verzekeringsfraude. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Covid en sluiting winkels - financiële schade gelijk te verdelen tussen verhuurder en huurder - Rb. Antwerpen 15 november 2021

· Olivier Vanden Berghe

De verplichte sluiting van winkels tussen 18 maart en 11 mei 2020 (MB van 18 maart 2020) heeft de relaties tussen verhuurders en huurders zwaar op de proef gesteld. Tussen partijen die geen akkoord vonden om deze moeilijkheden te overbruggen, waren de standpunten vaak radicaal tegenovergesteld: de huurder stelde door de verplichte sluiting geen huur verschuldigd te  zijn, terwijl de verhuurder stelde het pand nog steeds ter beschikking te stellen, zodat niets de betaling van de huur in de weg stond. Vrederechters hebben in de afgelopen maanden op uiteenlopende wijze deze geschillen beslecht. De vrederechter van het derde kanton te Antwerpen had Hema België veroordeeld tot betaling van de huur voor de winkel gelegen in shopping Den Tir ondanks de verplichte sluiting.  De verhuurder had geweigerd af te zien van de huuur, verwijzend naar de investeringsverbintenissen die op hem rustten. In een vonnis van 15 november 2021 (21/317/A) oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen er anders over in beroep. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Fraus omnia corrumpit moet met mate worden toegepast - Cass. 30 september 2021

· Olivier Vanden Berghe

Een zelfstandig kredietmakelaar had middels valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken een echtpaar doen geloven dat zij een bancaire lening aangingen met de nodige waarborgen, terwijl hij hen in werkelijkheid leningen toestond met fondsen die afkomstig waren uit zijn privévermogen. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde dat deze leningen nietig waren. Het hof van beroep oordeelde, op grond van het adagium fraus omnia corrumpit, dat de ontleners van hun terugbetalingsverplichting werden bevrijd en zelfs en toegelaten waren de reeds aan de terugbetaalde bedragen terug te vorderen, dit, aldus het hof van beroep, teneinde te verhinderen dat het door het bedrog van de makelaar beoogde doel zou worden bereikt, met name onrechtmatig winstbejag middels het plegen van misdrijven waarvan de ontleners het slachtoffer zijn. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Celui qui vend un immeuble après l'avoir transformé sans permis d'urbanisme ne commet pas nécessairement un dol - Cass. 15 octobre 2021

· Olivier Vanden Berghe

L’article 1116 de l’ancien Code civil dispose que le dol est une cause de nullité de la convention lorsque les manœuvres pratiquées par l’une des parties sont telles qu’il est évident que, sans ces manœuvres, l’autre partie n’aurait pas contracté, et que le dol, qui ne se présume pas, doit être prouvé. En l'occurence l'acquéreur d'un immeuble avait dans la perspective d’un investissement immobilier, divisé un immeuble en plusieurs logements et réalisé de travaux importants avant de les revendre, en garantissant dans l'acte de vente que les actes et travaux qu'ils avaient réalisés dans l’immeuble étaient conformes avec les prescriptions urbanistiques. L'acheteur ayant constaté après la vente que le vendeur n'avait pas demandé de permis d'urbanisme, avait demandé la nullité de la vente pour cause de dol. La cour d'appel de Mons avait retenu le dol en constatant que ...

Lire l’article

Droit commercial général

Arco-vonnis: Vorderingen van talrijke eisers zonder bewijs van wilsgebrek en schade per eiser zijn onontvankelijk wegens gebrek aan belang - Orb. Brussel 3 november 2021

· Olivier Vanden Berghe

De Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank te Brussel heeft in een vonnis van 3 november 2021 uitspraak gedaan over de vordering van meer dan 2.000 Arco-coöperanten tegen de Arco-vennootschappen, Belfius Bank, de Belgische Staat en een voormalige bestuurder van Arco, ingevolge de ondergang van Arco en de door hen als aandeelhouders geleden schade. Eisers oordeelden dat de overeenkomsten middels welke zij als vennoot waren toegetreden tot de Arco-vennootschappen nietig waren, want tot stand gekomen door bedrog, minstens dwaling. Zij vorderden de verwerende partijen te veroordelen tot (onder meer) de terugbetaling van de geldelijke inbreng van elke eiser. In ondergeschikte orde vroegen de eisers "een  schadevergoeding gelijk aan het bedrag van de inbreng, inclusief de desgevallende gekapitaliseerde dividenden, het desgevallend bedrag op de wachterekening en het desgevallend aandeel in de bonusreserve (op basis van de aan te leveren informatie door de CVBA Arcopar)", en in tweede ondergeschikte orde 70% daarvan, op grond van het verlies van een kans. De rechtbank oordeelde dat elke eiser afzonderlijk de feiten moet aanvoeren die zijn vordering ondersteunen (de aanvoeringslast of "stelplicht") en het bewijs moet leveren van het bestaan van de elementen van de vordering die tegen de verschillende partijen wordt ingesteld. De rechtbank stelt vast dat er geen elementen geval per geval worden aangevoerd, laat staan bewezen, van de aangehaalde wislgebreken en dat de stukken die worden neergelegd hetzij niet toepasselijk zijn op alle gevallen, hetzij tendentieus zijn. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Délai de paiement dans les transactions commerciales 60 jours maximum - Loi du 14 août 2021 modifiant la loi du 2 août 2002

· Olivier Vanden Berghe

En vertu de la loi du 2 août 2002 sur le retard de paiement dans les transactions commerciales le délai de paiement entre entreprises est de trente jours, mais un délai plus long peut être convenu. Suite à la loi du 14 août 2021, qui entre en vigueur le 1er février 2022, ce délai de paiement convenu ne pourra plus excéder 60 jours. Toute clause contractuelle qui prévoit un délai de paiement plus long est réputée non écrite. La possibilité actuelle de prévoir un délai de plus de 60 jours (sauf si le créancier est une PME et le débiteur n'est pas une PME) est donc supprimée. Le loi prévoit en revanche la possibilité d'autoriser par arrêté royal des délais de paiement supérieurs pour certains secteurs. ...

Lire l’article

Droit commercial général

L'atteinte à la jouissance d'un bien constitue un dommage, même sans aucun autre préjudice - Cass. 24 juin 2021

· . Library

Dans les années 80 une école avait fait appel à un entrepreneur, des architectes et des bureaux d'études pour la conception et exécution des bâtiments scolaires. Quelques années après la réception définitive, l'école a constaté, entre autres, que les différents matériaux utilisés à titre de remblais, avaient gonflé sous l'effet de l'humidité, déformant la cour de récréation. Le 9 avril 2019, la cour d'appel de Mons avait statué sur la responsabilité contractuelle des différents professionnels de construction. Elle avait constaté que les défauts étaient des vices graves au sens de l’article 1792 du Code civil, pour lesquels l'entrepreneur, les architectes ainsi que les bureaux d'études étaient responsables. En ce qui concerne l'évaluation des dommages, l'expert judiciaire avait constaté que les montants nécessaires pour la réparation du trouble de jouissance étaient extrêmement élevés en raison de contraintes d’ordre strictement technique, tandis que les désordres apparents restaient relativement minimes en termes de conséquences quant à la jouissance paisible du bâtiment eu égard au contexte constructif du site tout entier. La cour d'appel avait jugé que ...

Lire l’article

Droit commercial général

Het Hof van Cassatie spreekt zich uit over het onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken - Cass. 14 juni 2021

· . Library

De z.g.n. Antigoon-leer, die aan de rechter toelaat om onrechtmatig verkregen bewijs in bepaalde omstandigheden toch in aanmerking te nemen, werd in het leven geroepen in strafrechtelijke zaken door middel van een Cassatiearrest van 14 oktober 2003 (Arr.Cass. 2003, 1862). In een arrest van 10 maart 2008 (S.07.0073.N) paste het Hof van Cassatie de leer ook toe in het sociaalrechtelijk contentieux. In die beslissing stelde het Hof dat een onrechtmatig verkregen bewijs ", behoudens het geval van miskenning van een op straffe van nietigheid voorgeschreven vorm, (...) alleen mag worden geweerd wanneer de bewijsverkrijging is aangetast door een gebrek waardoor de betrouwbaarheid ervan wegvalt of waardoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht. De rechter kan bij deze afweging, onder meer, rekening houden met één of meer van volgende omstandigheden: het zuiver formeel karakter van de onregelmatigheid; de weerslag op het recht of de vrijheid die door de overschreden norm zijn beschermd; de omstandigheid dat de overheid die met de opsporing, het onderzoek en de vervolging van misdrijven is belast, al dan niet de onrechtmatigheid opzettelijk heeft begaan; de omstandigheid dat de ernst van de inbreuk veruit de begane onrechtmatigheid overstijgt; het feit dat het onrechtmatig verkregen bewijs alleen een materieel element van het bestaan van de inbreuk betreft; het feit dat de onregelmatigheid die aan de vaststelling van de inbreuk voorafging of daarmee gepaard ging, volstrekt onevenredig is met de ernst van die inbreuk." Het geciteerde arrest van 10 maart 2008 had betrekking op de terugvordering van werkloosheidsuitkeringen door de RVA. Bovendien had deze beslising een strafrechtelijk tintje, aangezien de RVA bewijs verkregen had van de heimelijke tewerkstelling van een ontvanger van werkloosheidsuitkering via een inlichting van de politie met schending van het geheim van het opsporingsonderzoek. Er bestond dan ook enige terughoudendheid om deze leer onverkort in burgerlijke zaken toe te passen. 12 jaar later, in haar arrest van 14 juni 2021 (C.20.0418.N) schept het Hof van Cassatie duidelijkheid in een summier arrest. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Het Hof van Cassatie spreekt zich uit over de verjaringstermijn bij vorderingen in toepassing van de Passagiersverordening - Cass. 11 juni 2021

· . Library

Verordening nr. 261/2004 van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna “de Passagiersverordening”) bepaalt in zijn artikel 7 de forfaitaire vergoedingen die een luchtvaartmaatschappij bij instapweigering en annulering verschuldigd is, behoudens in aanwezigheid van buitengewone omstandigheden. De Passagiersverordening bepaalt geen termijn voor het instellen van deze vordering. In zijn arrest Moré (HvJ 22 november 2012, nr. 139/11) oordeelde het Hof van Justitie dat de termijn waarbinnen de vordering tot compensatie dient te worden ingesteld, wordt bepaald aan de hand van het toepasselijke nationale recht. Voor België nam de meerderheid van rechtsleer en rechtspraak aan dat artikel 9, 4e lid van de wet van 25 augustus 1891 (hierna: “de Vervoerswet”) bijgevolg de verjaring beheerst. Deze bepaling werd thans verhuisd naar artikel X.49 van het Wetboek Economisch Recht, en luidt als volgt: “De rechtsvorderingen ontstaan uit de overeenkomst van personenvervoer, met uitzondering van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van één jaar.” In het vonnis van de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank dat aanleiding heeft gegeven tot het besproken Cassatiearrest, werd de vordering tot compensatie op grond van de Passagiersverordening afgewezen aangezien zij meer dan een jaar na de uitvoering van de vlucht werd ingesteld, en dus verjaard was. ...

Lire l’article