Actualiteit

Algemeen handelsrecht

Bewijs in handelszaken wordt “ondernemingsbewijsrecht”: nieuw artikel 1348bis BW van kracht vanaf 1 november 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking. Met deze wet verdwijnt het Wetboek van koophandel, waaronder zijn Titel III en IV betreffende de koopmansboeken en het handelsrechtelijk bewijs. Deze bepalingen worden vervangen door het nieuwe artikel 1348bis Burgerlijk Wetboek. De vroegere materiële bewijsregels in handelszaken gelden voortaan grotendeels tussen en tegen ondernemingen in de zin van het nieuwe artikel I.1, 1° WER. Het nieuwe ondernemingsbegrip is aanzienlijk ruimer dan het vroegere begrip “handelaar”. Zo vallen voortaan onder meer de vrije beroepen, de VZW’s en de stichtingen onder deze bewijsregels. Er wordt wel een uitzondering gemaakt voor natuurlijke personen die een onderneming uitoefenen. Zij zijn niet aan deze regels onderworpen wanneer het gaat om bewijs van rechtshandelingen die kennelijk vreemd zijn aan de onderneming. Naast deze uitbreiding van het toepassingsgebied ratione personae valt ook de vereiste dat de boekhouding "regelmatig" gevoerd moet zijn om als bewijs te gelden tegen de onderneming weg.  Binnen de regel dat de aanvaarde factuur geldt als bewijs wordt de verwijzing naar de verkoop geschrapt. De beperkingen op de mogelijkheid van de rechter om de overlegging van de volledige boekhouding op te leggen worden evenmin behouden.  De mogelijkheid van de rechter om maatregelen op te leggen om de vertrouwelijkheid van de desbetreffende stukken te vrijwaren wordt wel benadrukt. Voor een uitvoerige bespreking van het nieuwe ondernemingsrecht zie de bijdrage van Jules Stuyck in het TBH  nummer van april 2018. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Inwerkingtreding van het nieuwe ondernemingsrecht op 1 november 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking. De wet introduceert binnen het artikel I.1, 1° Wetboek Economisch Recht ("WER") een nieuwe definitie van het begrip "onderneming". Het gaat om dezelfde definitie die reeds gold voor het vernieuwde insolventierecht (Boek XX van het WER). De begrippen "daden van koophandel" en "handelaar" verliezen hun relevantie en worden vervangen door dit nieuwe ondernemingsbegrip. De volgende organisaties zijn voortaan te beschouwen als een onderneming (nieuw artikel I.1, 1° WER): (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent; (b) iedere rechtspersoon; (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens voor zover anders bepaald in de hierna volgende boeken of andere wettelijke bepalingen die in dergelijke toepassing voorzien : (a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een  beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie; (b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een markt; (c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. ...

Lees de bijdrage

Vennootschapsrecht

UBO register

· David Haex

Alle Belgische vennootschappen, (internationale) verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen, fiducieën en trusts worden verplicht om bepaalde informatie in verband met hun uiteindelijk begunstigde(n) (zogenaamde "Ultimate Beneficiary Owners") te registreren in het UBO-register van de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën. De wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (BS 6 oktober 2017) voerde deze verplichting in. Het koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register (BS 14 augustus 2018) regelde onlangs de nadere uitwerking van deze verplichting. De FOD Financiën publiceerde intussen ook bijkomende informatie op haar website, waaronder een gebruikershandleiding voor de UBO applicatie en een FAQ. Eerste mededeling en aanpassingen Het koninklijk besluit van 30 juli 2018 treedt in werking op 31 oktober 2018. Informatieplichtigen dienen volgens het KB voornoemde informatie uiterlijk op 30 november 2018 te registreren in het UBO-register. De FOD Financiën heeft echter in haar FAQ aangegeven dat informatieplichtigen de tijd krijgen tot 31 maart 2019 om de informatie over hun UBO voor een eerste maal mee te delen aan het UBO-register. Praktisch zal dit gebeuren via de UBO-applicatie op het MyMinfin-portaal. Elke wijziging in de informatie die in het UBO-register is vervat, moet daarnaast binnen de maand worden meegedeeld. De juistheid van de informatie in het UBO-register moet jaarlijks worden bevestigd door de informatieplichtige. Regels en modaliteiten De "uiteindelijke begunstigden" zijn in het geval van vennootschappen de natuurlijke personen (i) die rechtstreeks of onrechtstreeks een toereikend percentage (nl. meer dan 25%) van de aandelen of stemrechten in deze vennootschap houdt/houden, (ii) die zeggenschap heeft/hebben over deze vennootschap via andere middelen (bv. op basis van een aandeelhoudersovereenkomst) of (iii) die behoort/behoren tot het hoger leidinggevend personeel. De informatie in het UBO-register is breed toegankelijk voor zogenaamde bevoegde autoriteiten (vb. de fiscus, de Cel voor Financiële Informatieverwerking en andere toezichtsautoriteiten), onderworpen autoriteiten (vb. notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten) in het kader van de nakoming van hun verplichtingen inzake waakzaamheid ten aanzien van cliënten, maar ook voor het publiek. Voor (i)vzw's, stichtingen, fiducieën of trusts moeten personen of organisaties een legitiem belang aantonen opdat ze toegang kunnen krijgen tot de geregistreerde UBO's. Dit legitiem belang moet verband houden met de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van terrorisme of de verbonden onderliggende activiteiten. Wat betreft de informatie inzake UBO's van vennootschappen moeten burgers echter geen legitiem belang aantonen. Niet-naleving van de verplichtingen in verband met het UBO-register kan leiden tot strafrechtelijke en administratieve boetes. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

DPA-Deposit voortaan verplicht voor advocaten - KB en MB van 9 oktober 2018

· . Library

Op 16 oktober 2018 werd in het Belgisch Staatsblad het KB van 9 oktober 2018 tot wijziging van het KB van 16 juni 2016 houdende de elektronische communicatie overeenkomstig artikel 32 van het Gerechtelijk wetboek gepubliceerd. Het KB treedt in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dus op 16 oktober 2018. Volgens het verslag aan de Koning bestaat er voor advocaten een noodzaak aan een systeem dat de identiteit en de kwaliteit van de verzender en de ontvanger van elektronische communicatie tussen de verschillende actoren van het juridisch bestel garandeert. Daartoe werd het wenselijk geacht een KB uit te vaardigen dat een informatie- en communicatiesysteem bepaalt, specifiek en exclusief voorbehouden aan advocaten. De FOD Justitie had reeds enige tijd e-Deposit ter beschikking gesteld van de burger én de advocaat, waarmee iedere burger én elke advocaat met zijn elektronische identiteitskaart (eID) via die webtoepassing conclusies en stukkenbundels elektronisch kan neerleggen bij verschillende hoven en rechtbanken. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

La demande formulée par celui qui n'est plus le titulaire de la créance est-elle irrecevable ou non fondée? - Mons 4 octobre 2018

· . Library

Dans un arrêt du 4 octobre 2018 (2017/RG/475), la 16ème Chambre de la Cour d'appel de Mons s'est penchée sur la demande en paiement d'une créance, dont le demandeur, qui l'avait cédée à un tiers, n'était plus le titulaire au moment de la citation. Selon le débiteur il y avait lieu de déclarer la demande irrecevable, le demandeur n'ayant ni intérêt ni qualité à agir conformément aux articles 17 et 18 du Code judiciaire. La Cour d'appel a toutefois considéré, en renvoyant à des arrêts de la Cour de cassation, que, dès lors que le demandeur prétendait être le titulaire du droit subjectif concerné, sa demande était recevable, et que la question de l'existence et de la portée du droit subjectif en cause ne relevait pas de la recevabilité, mais du fondement de la demande. La Cour a donc déclaré la demande recevable mais non fondée. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Een volgende stap in de Europese richtlijn met betrekking tot insolventie, reorganisatie en tweede kans

· Inge Vandeplas

Op 1 oktober 2018 heeft de Raad van Europa een nieuw voorstel uitgebracht waarin verschillende compromissen worden voorgesteld voor de richtlijn met betrekking tot insolventie, reorganisatie en tweede kans. De meeste wijzigingen of compromissen die de Raad voorstelt zijn niet zo opzienbarend. Ze hebben betrekking op de toegang tot de reorganisatieprocedure, de aanstelling van insolventiefunctionarissen, de opschortingstermijn en de indeling van de schuldeisers in klassen. Lidstaten krijgen de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, een levensvatbaarheidstoets in te voeren; De aanstelling van een insolventiefunctionaris zal worden bepaald op basis van de feiten van elke zaak; De maximumtermijn van de opschortingstermijn wordt vastgelegd op 4 maanden, maar kan nog worden verlengd tot 12 maanden; De schuldenaar zal een minimum opschortingstermijn krijgen die kan worden opgeheven, daarna beschikken schuldeisers over de mogelijkheid om de opschortingstermijn op te heffen; Voor micro, kleine en middelgrote ondernemingen wordt de mogelijkheid geboden om een onderneming te reorganiseren zonder dat de schuldeisers in klassen moeten worden ingedeeld. ...

Lees de bijdrage

De 'cautio iudicatum solvi' schendt het gelijkheidsbeginsel - GwH 11 oktober 2018

· . Library

De zekerheidsstelling van de eisende vreemdeling - ook gekend als 'cautio iudicatum solvi' - strekt ertoe de Belgische rechtzoekende te beschermen tegen de geldelijke verliezen die een vreemdeling hem of haar zou kunnen doen lijden door een geding zonder grondslag indien die vreemdeling in België geen (voldoende) waarborgen biedt om de betaling te verzekeren van de kosten en schadevergoedingen waartoe hij of zij desgevallend zou worden veroordeeld (artikel 851 Ger. W.). Het Grondwettelijk Hof heeft in een arrest van 11 oktober 2018 (135/2018) op een prejudiciele vraag van de Rechtbank van koophandel Luik, afdeling Luik, geantwoord dat het nationaliteitscriterium van de eisende partij de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie schendt in zoverre het tot gevolg heeft dat het de verweerders verschillend behandelt naargelang de eiser een vreemde nationaliteit heeft of de eiser de Belgische nationaliteit heeft maar in het buitenland is gevestigd en niet beschikt over  enig goed of vermogen in België. Terwijl in geen van beide gevallen de verweerder de waarborg heeft dat de eiser de kosten zal kunnen betalen, kan enkel in het eerste geval de 'cautio iudicatum solvi' worden ingeroepen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Inleiding door middel van verzoekschrift op tegenspraak weldra universeel in burgerlijke zaken?

· Jonas Vansevenant

Een wetsvoorstel van 22 mei 2018 ingediend door Open VLD heeft als oogmerk de inleiding van burgerlijke rechtszaken per verzoekschrift op tegenspraak voortaan mogelijk te maken voor alle zaken en dit zowel in eerste aanleg als in graad van beroep. Het voorstel voorziet dat bij inleiding door verzoekschrift de inleidingszitting binnen vijftien dagen na betaling van de rolrechten plaatsvindt. Het wetsvoorstel moet nog worden behandeld door de Kamer. ...

Lees de bijdrage

Internationaal privaatrecht

La CJUE précise la notion de lieu du fait dommageable en matière de préjudice financier

· Guillaume Croisant

Dans Löber (arrêt C-304/17 du 12 septembre 2018), la CJUE a précisé sa jurisprudence antérieure relative à la compétence internationale pour les actions en responsabilité introduites par des investisseurs victimes d’un préjudice financier. ...

Lees de bijdrage

Bank en financieel recht

Koning vult nieuwe prospectusregelgeving nader aan

· Arnaud Derochette

Met de Verordening (EU) 2017/1129[1] (hierna “Nieuwe Prospectusverordening”), die op 20 juli 2017 in werking trad en in het Belgisch recht resulteerde in de wet van 11 juli 2018 op de aanbieding van beleggingsinstrumenten aan het publiek en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (hierna “Nieuwe Prospectuswet”)[2], wordt (gefaseerd, m.n. op 21 juni 2018 en met ingang van 21 juli 2018) een nieuw regelgevend kader m.b.t. de prospectusverplichting van kracht.   Dit nieuw regelgevend kader wordt nu verder vervolledigd met de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 2018 over de publicatie van een informatienota bij een aanbieding aan het publiek of een toelating tot de verhandeling op een MTF en houdende diverse financiële bepalingen (hierna “Nieuw Prospectusbesluit”).[3] ...

Lees de bijdrage