Actualiteit

Verzekeringen

La loi transposant la directive 2016/97 sur la distribution d'assurances enfin publiée au Moniteur belge

· Béatrice Toussaint

La directive (UE) 2016/97 du Parlement européen et du Conseil du 20 janvier 2016 sur la distribution d'assurances (« IDD/DDA ») est transposée (avec plusieurs mois de retard) en droit belge par une loi du 6 décembre 2018 (M.B. 18 décembre 2018). ...

Lees de bijdrage

Bank en financieel recht

Hof van Justitie 4 oktober 2018, Zaak: C-191/17, Bundeskammer für Arbeiter und Angestellte (Austria)/ING-DiBa Direktbank Austria Niederlassung der ING-DiBa AG

· Arnaud Derochette

In een arrest van 4 oktober 2018 deed het Europees Hof van Justitie (hierna “het Hof”), in een verzoek tot prejudiciële beslissing, uitspraak over de draagwijdte van artikel 4, punt 14 van Richtlijn (EU) 2015/2366[1] (hierna “Betalingsdienstenrichtlijn”). De feiten van de zaak waren de volgende. De ING-DiBa Direktbank (hierna: “ING”) biedt online-spaarrekeningen aan waarbij de rekeninghouder direct en zonder medewerking van de betalingsdienstaanbieder geld kan storten of opnemen. Deze transacties moeten steeds worden uitgevoerd via zogenaamde tussenrekeningen geopend op naam van de klant. Overboekingen naar derden zijn echter uitgesloten voor deze rekeningen, men kan alleen geld overmaken naar de eigen tussenrekening. Het hoofdgeding had betrekking op de bedingen in de algemene voorwaarden die worden gebruikt in de overeenkomsten tot opening van een dergelijke spaarrekening. Volgens de federale kamer voor arbeiders en andere werknemers zijn sommige van deze bedingen onrechtmatig omdat zij in strijd zouden zijn met het ZaDiG, die de Richtlijn Betalingsdiensten omzet in het Oostenrijks recht. Alvorens de nationale rechter kan oordelen over de toepasselijkheid van het ZaDiG, rijst de vraag of deze online-spaarrekeningen als “betaalrekeningen” kunnen worden beschouwd in de zin van de Richtlijn betalingsdiensten. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Inwerkingtreding van 'het nieuwe ondernemingsrecht' op 1 november 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht (BS 27 april 2018, p. 36878) in werking. De wet introduceert binnen het artikel I.1, 1° Wetboek Economisch Recht ("WER") een nieuwe definitie van het begrip "onderneming". Het gaat om dezelfde definitie die reeds gold voor het vernieuwde insolventierecht (Boek XX van het WER). De begrippen "daden van koophandel" en "handelaar" verliezen hun relevantie en worden vervangen door dit nieuwe ondernemingsbegrip. Elk van volgende organisaties is voortaan te beschouwen als een onderneming (nieuw artikel I.1, 1° WER): (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent; (b) iedere rechtspersoon; (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid. ...

Lees de bijdrage

Vennootschapsrecht

Kamercommissie Handelsrecht keurt het ontwerp wetboek van vennootschappen en verenigingen in tweede lezing goed

· David Haex

Op 27 november 2018 werd het ontwerp-WVV in tweede lezing goedgekeurd door de Kamercommissie Handelsrecht. Het ontwerp wordt nu ter bespreking en stemming voorgelegd aan de plenaire vergadering. De inwerkingtreding van het nieuw WVV is momenteel voorzien op 1 mei 2019, maar bevat een ruime overgangsregeling. Gelijktijdig werden ook twee wetsontwerpen voorgelegd aan de Kamer die de fiscale neutraliteit van het nieuw WVV moeten waarborgen, met name (i) het wetsontwerp tot aanpassing van bepaalde federale fiscale bepalingen aan het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (Doc 54K3367) en (ii) het wetsontwerp tot regeling van de overgang van de onderwerping aan de rechtspersonenbelasting naar de onderwerping aan de vennootschapsbelasting (Doc 54K3368). De inwerkingtreding van deze ontwerpen is voorzien op dezelfde datum als de inwerkingtreding van het WVV. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Wijziging aan RegSol: aangifte van schuldvorderingen wordt gratis

· Inge Vandeplas

Op 27 november 2018 is een nieuw KB gepubliceerd waarin wijzigingen worden gemaakt aan het KB van 27 maart 2017 houdende de bepaling van het bedrag van de retributie, evenals de voorwaarden en de modaliteiten van de inning ervan in het kader van het Centraal Register Solvabiliteit. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 14 november 2018, nr. nr. C296/17: de exclusieve bevoegdheid van de insolventierechtbank nader bekeken

· Inge Vandeplas

Wiemer & Trachte is een besloten vennootschap met zetel te Dortmund en met een filiaal in Bulgarije.  Op 3 april 2007 wordt een insolventieprocedure geopend in hoofde van Wiemer & Trachte door het Amtsgericht, te Dortmund, en een voorlopig curator aangesteld. Centraal in dit arrest staan transacties tussen de bestuurder van het Bulgaarse filiaal van de vennootschap Wiemer & Trachte en de heer Tadzher. Deze transacties bestonden uit het overschrijven van bepaalde bedragen van de rekening van Wiemer & Trachte naar de heer Tadzher voor reiskosten en beroepskosten. Echter, deze transacties vonden plaats op 18 en 20 april 2017 en dus na de opening van de insolventieprocedure. Bijgevolg stelt de vennootschap Wiemer & Trachte een vordering in ten aanzien van de heer Tadzher bij de Bulgaarse rechter (Sofiyski gradski sad) voor de terugvordering van deze gelden in de insolvente boedel. Hierbij rees de vraag of de Bulgaarse rechter de bevoegdheid had om over deze zaak uitspraak te doen, wanneer er reeds een insolventieprocedure is geopend bij het Duitse Amtsgericht. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 4 oktober 2018, C‑337/17: bepaling van het forum bij een Europese pauliaanse vordering

· Inge Vandeplas

De rechtsvraag naar het forum spruit voort uit een kluwen van feiten. In de spil van dit verhaal vinden we twee Poolse ondernemingen Coliseum en Feniks. Deze twee partijen sloten een overeenkomst waarin Feniks optrad als investeerder van een vastgoedproject van Coliseum. Coliseum op zijn beurt sloot verschillende contracten met onderaannemers. Echter, wanneer Coliseum het naliet om deze onderaannemers te betalen, werd Feniks aangesproken voor de uitstaande schulden van Coliseum op basis van haar mede-aansprakelijkheid als investeerder en werd Feniks een schuldeiser van Coliseum. Hierna verkocht Coliseum een onroerend goed aan Azteca, een Spaanse onderneming. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 12 oktober 2018: immuniteit van de uitvoeringsagent en bestuurdersaansprakelijkheid

· Inge Vandeplas

Het cassatiearrest van 12 oktober 2018 is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen (d.d. 15 juni 2017) dat betrekking had op de aansprakelijkheid van twee bestuurders van een failliete vennootschap. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Beroepsprocedure tegen tweede kans reorganisatieplan: een uitstap naar het gerechtelijk recht

· Inge Vandeplas

Voor de bespreking van dit arrest verwijzen we eerst naar een eerdere actualiteit (d.d. 15 augustus 2018) waarin de weigering tot homologatie van het reorganisatieplan door de rechtbank van koophandel te Luik werd besproken. In dit vonnis oordeelde de rechtbank van koophandel dat het voorliggende reorganisatieplan in strijd was met de openbare orde, omdat het plan niet de continuïteit van de onderneming nastreefde. De schuldenaarde is tegen deze beslissing in beroep gegaan en het arrest van het hof van beroep te Luik (9 oktober 2018, nr. 2018/RG/483) is het voorwerp van deze blogpost. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De rechtbank van koophandel wordt de “ondernemingsrechtbank” vanaf 1 november 2018

· Jonas Vansevenant

Op 1 november 2018 treedt de Wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking.  De wet zal onder meer het Wetboek van Koophandel ontmantelen, en de noties van “handelaar” en “daden van koophandel” vervangen door het nieuwe ondernemingsbegrip (nieuw artikel I,1° WER).  Het nieuwe ondernemingsbegrip omvat onder meer alle privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen die zelfstandig een beroep uitoefenen (dus ook vrije beroepen, VZW’s en stichtingen). Om het afscheid van het begrip "daden van koophandel" te belichten, gaan de rechtbanken van koophandel voortaan als "ondernemingsrechtbanken" door het leven. Het Gerechtelijk Wetboek wordt dan ook in die zin gewijzigd. Artikel 573 Ger.W. m.b.t. de materiële bevoegdheid van deze rechtbank, kreeg ook een inhoudelijke wijziging. De rechtbank van koophandel was reeds sinds 1 juli 2014 bevoegd voor geschillen tussen "ondernemingen", maar dit werd gedefinieerd als “personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven”. Door de aanknoping bij het nieuwe ondernemingsbegrip van artikel I.1, 1° WER wordt haar bevoegdheid dus verruimd.  Bovendien verdwijnt de vereiste dat het geschil betrekking moet hebben op een handeling die is verricht in het kader van de verwezenlijking van het economische doel van de onderneming. Voor ondernemingen-natuurlijke personen wordt wel een uitzondering gemaakt. De ondernemingsrechtbank zal namelijk niet bevoegd zijn voor geschillen m.b.t. handelingen die “kennelijk" vreemd zijn aan de onderneming van de natuurlijke persoon. Bij twijfel over het ondernemingskarakter van de handeling is de ondernemingsrechtbank in principe bevoegd (zie ook de memorie van toelichting). ...

Lees de bijdrage