Actualiteit

Bank en financieel recht

EBA bepaalt einddatum migratie sterke cliëntenauthenticatie voor op betaalkaarten gebaseerde betalingstransacties

· Regine Feltkamp

  In haar advies van 16 oktober 2019 heeft EBA voor elektronische op kaart gebaseerde betalingstransacties aangegeven dat de migratie naar sterke cliëntauthenticatie zoals vereist ingevolge de herziene Richtlijn Betalingsdiensten (PSD 2) moet plaatsvinden tegen 31 december 2020. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Verduidelijkingen van het Hof van Cassatie inzake de beoordelingsvrijheid van de bodemrechter bij het begin van bewijs door geschrift en de gedingbeslissende eed

· Jonas Vansevenant

In een arrest van 7 juni 2019 oordeelde het Hof van Cassatie over de appreciatie van bewijsmiddelen door de bodemrechter. Artikel 1347, tweede lid, Burgerlijk Wetboek beschouwt als begin van bewijs door geschrift elk geschrift dat is uitgegaan van degene tegen wie de vordering  wordt ingesteld en waardoor het beweerde feit waarschijnlijk wordt gemaakt. Het bodemgeschil had betrekking op een leningsovereenkomst en de vraag in welke mate het verschafte krediet was terugbetaald. Bij de leningsovereenkomst zat een aflossingstabel gevoegd waarbij de kredietverschaffer voor een bepaalde periode op de tabel betalingstermijnen doorstreepte en parafeerde voor ontvangst van de betaling terwijl voor een tweede periode alleen op de tabel van de kredietnemer diagonale strepen werden aangebracht doorheen de verschuldigde bedragen, maar zonder dat die doorstreping gepaard ging of bevestigd werd  door een paraaf van de kredietverschaffer. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde dat dit geen begin van bewijs door geschrift kon uitmaken in de zin van artikel 1347 BW voor de betalingen binnen de tweede periode. De kredietnemer vocht dit oordeel aan wegens vermeende miskenning van de bewijswaarde van het stuk. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

“Guidelines” van het Hof van Cassatie voor het aanwenden van Engelstalige terminologie

· Jonas Vansevenant

In een arrest van 28 juni 2019 diende het Hof van Cassatie te oordelen over de wettigheid van een rechterlijke beslissing waar in beperkte mate Engelse woorden werden gebruikt. Het bestreden beroepsarrest werd geveld  vóór de wetswijziging van 25 mei 2018 ("Potpourri VI"), waarmee de absolute nietigheid bij miskenning van de Taalwet Gerechtszaken, zoals bepaald in haar artikel 40, herleid werd tot een relatieve nietigheid. Inmiddels werd deze wetswijziging vernietigd bij een arrest van het Grondwettelijk Hof van 19 september 2019, waardoor het besproken cassatiearrest aan relevantie wint. In de bestreden beroepsbeslissing werd de Engelse term “rules” (tussen aanhalingstekens) gebruikt.  Dit was de benaming van de overeenkomst die tussen de oorspronkelijk in het geding betrokken partijen werd gesloten en die ook in het arrest werd beschreven, onder meer door de vermelding van het voorwerp van die overeenkomst. Het Hof van Cassatie oordeelde daarom dat de aanhaling van de term  “rules” geen daadwerkelijk gebruik van een andere taal dan de taal van de rechtspleging zoals  bedoeld in artikel 24 van de Taalwet Gerechtszaken uitmaakte, maar dus gewoon een verwijzing naar de overeenkomst in kwestie. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Grondwettelijk Hof vernietigt wijziging aan Taalwet Gerechtszaken ingevoerd bij Potpourri VI

· Jonas Vansevenant

Bij de Wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde (algemeen bekend als “Potpourri VI”) werden ingrijpende wijzigingen aangebracht aan het artikel 794 Ger.W. en het artikel 40 van Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (de “Taalwet Gerechtszaken”). Het artikel 794 Ger.W. had vóór deze wijziging enkel betrekking op de mogelijkheid van het gerecht dat een beslissing heeft gewezen, of het gerecht waarnaar een beslissing wordt verwezen, om bij materiële verschrijvingen en omissies, deze beslissing te verbeteren. Door de wetswijziging werd deze mogelijkheid ook verschaft aan de beslagrechter, en verruimd naar andere kennelijke leemten,  waaronder “een louter formele miskenning van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken”. Het artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken bepaalde aanvankelijk dat de rechter ambtshalve de nietigheid diende uit te spreken bij een schending van de voornaamste bepalingen van deze wet. Potpourri VI maakte hiervan echter slechts een relatieve nietigheid, met verwijzingen naar de nietigheidsleer opgenomen in artikel 861 Ger.W. (de vereiste van belangenschade) en artikel 864 Ger.W. (de vereiste dat de nietigheid in limine litis dient te worden ingeroepen). Deze beide wetswijzigingen werden aangevochten bij een vernietigingsberoep aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof door (onder meer) een groep magistraten en de Orde van Vlaamse Balies. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Eigen fout van de koper sluit de aansprakelijkheid van de verkoper van de gebrekkige zaak niet uit, ook niet indien er zonder deze fout geen schade zou zijn geweest

· Jonas Vansevenant

In een arrest van 7 juni 2019 beoordeelde het Hof van Cassatie de wijze waarop een eigen fout van de benadeelde koper een impact kan hebben op de aansprakelijkheid van een verkoper voor verborgen gebreken. De verkoper in kwestie leverde kettingen die ongeschikt waren voor het door de koper beoogde gebruik. Uit het cassatiearrest kan men afleiden dat het hof van beroep van Antwerpen van oordeel was dat ook de koper een fout beging door de kettingen blijvend te gebruiken in plaats van ze te vervangen door geschikte kettingen. De appelrechters stelden vast dat er in dat laatste geval geen schade zou zijn geweest en wezen de vordering tot schadevergoeding om die reden af. Het Hof van Cassatie vernietigde dit arrest en oordeelde ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Nogmaals bevestigd door Cassatie: de aansprakelijkheid wegens niet-conforme levering biedt geen soelaas voor de koper die de korte termijn voor het instellen van een vordering wegens verborgen gebreken laat verstrijken

· Jonas Vansevenant

In een arrest van 7 juni 2019 sprak het Hof van Cassatie zich uit over de wisselwerking tussen de aansprakelijkheid van de verkoper voor verborgen gebreken en zijn aansprakelijkheid voor niet-conforme levering. De koper had een stel banden gekocht, die behept waren met kerven. Deze kerven werden gekwalificeerd als een verborgen gebrek. Bijgevolg diende de vordering luidens artikel 1648 Burgerlijk Wetboek, ingesteld te worden binnen de korte termijn. De appelrechter oordeelde dat de vordering die door de koper werd ingesteld wegens verborgen gebreken,  laattijdig was. De koper trachtte echter ook een schadevergoeding te vorderen op grond van de niet-conformiteit van het goed. Voor dergelijke vordering geldt in principe de gemeenrechtelijke termijn van 10 jaar voor contractuele vorderingen, al wordt dit normalerwijze gematigd door de leer van de aanvaarding. Het hof van beroep te Brussel verklaarde de vordering wegens niet-nakoming van de verbintenis om een conforme zaak te leveren, echter ongegrond. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Quasi-verschuiving van bewijslast bij verrijking zonder oorzaak wordt wettig bevonden door het Hof van Cassatie

· Jonas Vansevenant

Krachtens het algemeen rechtsbeginsel van het verbod op de verrijking zonder oorzaak kan een vermogensverschuiving worden ongedaan gemaakt wanneer  zowel de verrijking als de correlatieve verarming niet door enige rechtsgrond gerechtvaardigd zijn. Het hof van beroep te Antwerpen kende een vordering toe die op deze rechtsbasis gestoeld was.  De appelrechter stelde enerzijds vast dat er geen betwisting was aangaande de vermogensverschuiving, en anderzijds dat de verrijkte persoon op geen enkele  wijze het bewijs leverde van enige grondslag voor de betaling, noch aantoonde dat het ging om een vergoeding voor enige prestatie, of uit vrijgevigheid. Dit gaf enigszins de indruk dat het hof van beroep de bewijslast voor het gebrek aan een rechtvaardiging op de verrijkte persoon plaatste, wat aanleiding gaf tot een Cassatieberoep.  ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 18 september 2019, nr. C‑47/18: toepasselijk recht bij de vaststelling van schuldvordering

· Inge Vandeplas

In de eerste prejudiciële vraag moet het Hof beslissen of de vaststelling van het bestaan van een schuldvordering binnen een insolventieprocedure wordt beheerst door de Insolventieverordening (InsolVo) of door de Verordening betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Vo 1215/2012). Het Hof beroept zich voor deze beslissing op eerdere beslissingen waarbij als doorslaggevend criterium wordt gehanteerd, de mate waarin de verbintenis waarop de vordering gebaseerd is, voortvloeit uit specifiek afwijkende regels voor insolventieprocedures. In casu vloeit de vordering tot vaststelling rechtstreeks voort uit de insolventieprocedure en hangt zij daarmee nauw samen. Bijgevolg wordt deze vordering beheerst door de InsolVo. ...

Lees de bijdrage

Internationaal privaatrecht

Signature de la Convention de Singapour sur la Médiation par 46 Etats

· Guillaume Croisant

La Convention des Nations Unies sur les accords de règlement internationaux issus de la médiation, également connue sous le nom de « Convention de Singapour sur la médiation », adoptée le 20 décembre 2018, a été ouverte à la signature le 7 août 2019 lors d'une cérémonie inaugurale tenue dans la cité-Etat. 46 Etats ont signé la convention à cette occasion (dont la Chine et les Etats-Unis, mais pas encore la Belgique et les autres Etats membres de l'Union européenne, qui attendent de déterminer si c'est l'Union européenne qui doit adopter la convention au nom de ses Etats membres, ou si ces derniers la rejoindront individuellement). ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Orb. Gent (afd. Brugge) 21 december 2018: verzoek tot schorsing uitvoerend beslag tijdens gerechtelijke reorganisatie

· Inge Vandeplas

De uitsluiting van uitvoerende beslagprocedures van de opschorting tijdens een procedure van gerechtelijke reorganisatie is een nieuwigheid van boek XX WER. In een poging om mogelijk misbruik van de procedure van gerechtelijke reorganisatie tegen te gaan, stelt artikel XX.44, par. 2 WER dat Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. Alleszins kan de rechtbank de schorsing ervan uitspreken, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie evenals op verzoek van de beslagleggende schuldeiser.[...] ...

Lees de bijdrage